In 1844 dirigeerde Richard Wagner “La Vestale” in Dresden. Spontini was aanwezig. “Fernand Cortez” werd in 1951 in Napels opgevoerd met de 29-jarige Renata Tebaldi. De Scala opende haar seizoen in 1954 met “La vestale” met Maria Callas en de tenor Franco Corelli in een regie van Luchino Visconti. Rosa Ponselle schitterde ooit in opera’s van Spontini. In 1969 volgde dan de opvoering met o.m. de bariton Renato Bruson en in 1970 kwam een memorabele opvoering met Montserrat Caballé o.l.v. van de 21-jarige Riccardo Muti. In de jaren ’50 en ’60 van de 20ste eeuw werd Spontini nog gespeeld, maar ondertussen onderging hij hetzelfde lot als Meyerbeer, hoewel zijn geboorteplaats Maiolati nabij Ancona, vandaag Maiolati Spontini heet.
Gaspare Spontini (1774-1851) had een opvallend leven. Hij was voorbestemd om geestelijke te worden, maar kon daar aan ontsnappen door naar Napels te vluchten. Daar ging hij naar het conservatorium. Na bitter weinig succes in Italië met zijn opera’s vestigde hij zich dan in Frankrijk. Daar componeerde hij opéras comiques. Na vele moeizame jaren had hij dan in 1807 met steun van keizerin Joséphine, de gemalin van Napoleon, uiteindelijk succes met zijn grand opéra “La vestale”, opgevoerd door de Académie impériale de Musique in de Salle Montansier, later bekend als het Théâtre de la République et des Arts. In navolging van Joséphine genoot hij dan de bescherming van Napoleon door wie in 1809 zijn opera “Fernand Cortez, ou La conquête du Mexique” werd opgevoerd.
Na zijn Napoleontische tijd ruilde hij in 1819 Parijs voor het hof van koning Frederik Willem III van Pruisen. Spontini werd er General-Musik-Direktor der Königlichen Schauspiele in Berlin en werd de eerste Musiker Preußens. Hij leidde de opera van Berlijn, maar werd weg geconcurreerd door de typisch Duits romantische opera “Der Freischütz” van Carl Maria von Weber. Spontini werd verweten de ontwikkeling van de Duitse opera tegen te houden. Hij werd beschouwd als ‘den Verhinderer der deutschen Opern’. Na de dood van zijn laatste broodheer, de Pruisische koning, keerde hij naar Franrijk terug, maar daar talmde zijn roem. Berlioz deed er alles aan om zijn werken nog opgevoerd te krijgen docht moest Spontini wijken voor Rossini en Meyerbeer.
De opera (tragédie lyrique) in drie bedrijven, “La Vestale” (De Vestaalse Maagd) op een Frans libretto van Étienne de Jouy , werd voor het eerst opgevoerd in december 1807 door de Académie Impériale de Musique in de Salle Montansier en wordt beschouwd als het meesterwerk van Spontini. De muziekstijl toont de invloed van Gluck en anticipeerde op de werken van Berlioz , Wagner en de Franse Grand Opera.
Spontini had “La vestale” in de zomer van 1805 voltooid, maar kreeg te maken met tegenstand van vooraanstaande leden van de Opéra en rivaliteit van collega-componisten. De première werd mogelijk gemaakt met de hulp van Spontini’s beschermheer, keizerin Joséphine maar pas nadat ze was herschikt door Jean-Baptiste Rey en Louis-Luc Loiseau de Persuis. “La vestale” was een enorm succes, met meer dan tweehonderd uitvoeringen in 1830. Zijn bekendheid verspreidde zich al snel naar het buitenland, het verscheen in Napels en in Wenen in 1811. De volledige pianopartituur met teksten in het Frans en Duits werd in 1812 in Duitsland verkocht, evenals de partituur voor een aria en een duet. In 1814 werd de opera uitgevoerd in Boedapest, gevolgd door Stockholm in 1823. Het ging in première in de Verenigde Staten in het Frans in Théâtre d’Orléans in New Orleans op 17 februari 1828. Wagner dirigeerde het werk in Dresden in 1844 met Wilhelmine Schröder-Devrient.
“La vestale” is historisch gezien beroemd, maar wordt helaas slechts zeer zelden opgevoerd. Twee van zijn aria’s (vertaald naar het Italiaans en opgenomen door Maria Callas en Rosa Ponselle ), “Tu che invoco” en “O nume tutelar”, zijn beter bekend dan het werk als geheel. Als erkenning voor zijn rol in de ontwikkeling van Richard Wagners derde opera, “Rienzi”, werd het in concertvorm uitgevoerd in de Semperoper in Dresden in de zomer van 2013, onder leiding van Gabriele Ferro en met Francisco Araiza als Cinna, Maria Agresta als Julia en bariton Christopher Magiera als Licinius.
De opera speelt zich af in Rome in ongeveer 269 voor Christus. Terugkerend naar Rome na een zegevierende campagne, ontdekt Licinius dat zijn geliefde Julia een priesteres van Vesta is geworden Hoewel Julia probeert te voorkomen dat ze naar de triomf van Licinius gaat, wordt ze afgevaardigd om hem een krans te overhandigen. Hij vertelt haar dat hij van plan is haar te ontvoeren en terug te vorderen. In de 2de akte bewaakt Vesta in de tempel van Vesta de eeuwige vlam en bidt om bevrijd te worden van de verleiding. Licinius arriveert, maar tijdens hun meeslepende verzoening dooft de vlam.
Licinius krijgt het advies van Cinna om te vluchten. Julia wordt ondervraagd door de hogepriester, maar weigert Licinius te noemen. Ze wordt ter dood veroordeeld wegens losbandigheid. Ondanks de smeekbeden van Licinius moet Julia levend worden begraven (3de akte) zelfs als hij toegeeft dat hij de tempel heeft binnengedrongen, beweert Julia hem niet te herkennen. Er breekt een onweer los, waarbij de bliksem de heilige vlam opnieuw doet ontbranden. De hogepriester en de Vestaalse priesteres erkennen dit als een teken van de goden en laten Julia vrij, die vervolgens met Licinius trouwt.
Rolverdeling:
Julia: Marina Rebeka
Licinius: Stanislas de Barbeyrac
Cinna: Tassis Christoyannis
La Grande Vestale:Aude Extrémo
Le Grand Pontife: Nicolas Courjal
Un Consul/Chef des Aruspices: David
Gaspare Spontini La Vestale 1807 Marina Rebeka Stanislas de Barbeyrac Tassis Christoyannis Aude Extrémo Nicolas Courjal David Witczak Les Talens Lyriques Flemish Radio Choir Christophe Rousset 2 cd+boek BruZane