Op hun indrukwekkende, nieuwe cd “Regina”, brengt Capella de Ministrers, een eerbetoon aan 18 “monarques medievals de la Corona d’Aragó”, invloedrijke vrouwen tussen het begin van de 13de en het begin van de 16de eeuw, die gehuwd waren met koningen van Aragón.
De kroon van Aragon bestond meer dan vijf en een halve eeuw, tussen 1164 en 1716, maar had nooit echt een titulaire koningin. Ze waren allen consorts, (koningin-gemalin) maar hadden door de eeuwen heen een enorme invloed op de evolutie van de samenleving, politiek en vooral cultuur.
Ferdinand III van Castilië (foto) veroverde tussen 1228 en 1248, een groot deel van Zuid-Spanje op de Moren. In het noorden ontstonden verscheidene christelijke staten, Aragon, Navarra, León en Galicië, en later ook Castilië en Portugal. Door huwelijken werden deze staten verenigd tot er ten slotte twee overbleven, Castilië en Aragon.
De koningen van de Kroon van Aragón wisten door veroveringen een groot deel van oostelijk Iberië en het Middellands Zeegebied onder hun heerschappij te brengen. Zij verwierven Valencia, Catalonië, Corsica en Sicilië. In 1442 bereikte het rijk zijn maximale omvang door de verovering van het koninkrijk Napels door Alfons V van Aragón, gehuwd met Maria van Castilië.
In Aragon waren er in totaal 33 monarques, van wie er 18 op deze cd centraal staan: Violante d’Hongria (1235-1251), Constance de Sicilia (1276-1285), Blanca de Anjou (1295-1310), Lisenda de Elisenda De Moncada (1322-1327), Leonor de Castilla (1329-1336), María de Navarra (1338-1347), Leonor de Portugal (1347-1348), Leonor de Sicilia (1349-1375), Sibila de Fortiá (1377- 1387), Bar Violante (1387-1396), María de Luna (1396-1406), Margarita de Prades (1409-1410), Leonor de Alburquerque (1412-1416), María de Castilla (1416-1458), Juana Enriquez (1458-1468), Isabel I de Castilla (1479-1504) en Germana de Foix (1506-1516).
De oorsprong van deze vorstinnen was divers. In de 15de eeuw waren er vijf Castiliaans, toen vanaf 1412, de Castiliaanse dynastie van het huis Trastámara de troon verkreeg. Catharina van Aragon, de eerste vrouw van Hendrik VIII, koningin van Engeland van 1509 tot 1534, behoorde tot het huis Trastámara. Na hen kwamen drie Catalaanse, drie Franse, twee Siciliaanse en een Aragonese, een Navarrese, een Portugese, een Cypriotische en een Hongaarse monarque.
Violante d’Hongria, niet te verwarren met haar dochter, Violante van Aragón, was weliswaar een van de bekendste, vanwege de belangrijke rol die haar echtgenoot, Jaime I. (1208-1276) (foto), speelde in de verovering van verschillende gebieden. Onder zijn lange regering breidde de Kroon van Aragón zich nl. uit naar Valencia in het zuiden, de Languedoc in het noorden en de Balearen in het oosten.
Op programma staan werken van o.a. Adam de la Halle, Walther von der Vogelweide, Guillaume de Machaut, Jacopo da Bologna, Pere Oriola, Juan del Encina of Lluís del Milà, evenals verschillende, anonieme stukken van de 13de – tot de 15de eeuw, o.a. uit de Codex Las Huelgas en de Cancionero de Palacio.
De “Huelgas Codex” wordt bewaard in het cisterciënzer klooster “Santa María La Real de Las Huelgas” in Burgos, in noordwest Spanje. De Codex die in 1904 ontdekt werd door twee Benedictijner monniken, is geschreven op perkament. De notenbalken zijn met rode inkt in Franse muzieknotatie weergegeven. De meeste stukken, monodisch (sequensen, conductus en Tropen), en polyfoon, dateren uit de late 13de eeuw, sommige uit de vroege 13de eeuw (Ars Antiqua en Notre Dame school (Leoninus en Perotinus.)), en enkele uit de eerste decennia van de 14de eeuw.
In “El Cancionero de Palacio” ook bekend als “Cancionero de Barbieri”, staan werken verzameld in een periode van ongeveer veertig jaar, van het laatste derde deel van de 15de eeuw tot het begin van de 16de eeuw, eveneens in de tijd die ongeveer samenviel met het bewind van de katholieke vorsten. In 1870 werd het manuscript herontdekt in de Koninklijke Bibliotheek van Madrid door de kunsthistoricus Gregorio Cruzada Villaamil en de componist en musicoloog, Francisco Asenjo Barbieri, die het in 1890 kopieerden en publiceerden.
Het manuscript bevat 458 stukken, de meeste in het Spaans, hoewel ook enkele in het Latijn, Frans, Aragonees, Baskisch en Portugees. Het vormt een bloemlezing van de bestaande polyfone muziek tijdens het bewind van de Katholieke Koningen. De werken behandelen een grote verscheidenheid aan thema’s, o.a. liefde, religieus, feestelijk, ridderlijk, satirisch, pastoraal, burlesk, politiek en historisch. Het liedboek omvat van eenvoudige populaire composities tot vrij uitgebreide werken. De belangrijkste muzikale vorm is het kerstlied. De meeste werken zijn voor eenstemmige zang met instrumentale begeleiding, of meerstemmige werken voor twee, drie en vier stemmen. Deze Castiliaanse Cancionero de Palacio is het meest waardevolle en representatieve juweel van een repertoire dat werd uitgevoerd aan de rondreizende hoven van de katholieke koningen, inclusief liederen, kerstliederen, balladen en ‘extravaganties’ van componisten als Encina, Millán, Escobar, Anchieta en Peñalosa.
De uitvoerders zijn Èlia casanova en Beatriz Lafont, zang, Carles Magraner, viella en viola d’arc, Fernando Marín, viola d’arc, Robert Cases, viola de mà i de ploma, luit, gitaar en harp, Silke Gwendolyn Schulze, fluiten, xirimía (schalmei) en dulcimer, Eduard Navarro, luit, cítola, Cornamusa en xirimía, Pau Ballester, percussie, en Maria Jonas en David Antich, fluit.
“Capella de Ministrers” is een ensemble voor oude muziek, opgericht in 1987 in Valencia door de gambist, Carles Magraner. Het belangrijkste van het ensemble is hun focus op de restauratie van de Valenciaanse muziekcultuur en het herstel van het Valenciaans muzikaal erfgoed. Hun producties volgen historisch onderzoek dat o.a. resulteert in de uitgave van boeken met cd’s, zoals het boek “Muziek en Poëzie voor Ausiàs March”, gewijd aan de 15de eeuwse dichter uit Valencia.
Carles Magraner (1962) (foto), geboren in Almussafes (provincie Valencia), studeerde cello en musicologie aan het Carcaixent, Conservatorio Superior de Valencia en aan de Conservatoria van Toulouse en Amsterdam (viola de arco). Hij is professor cello en viola da gamba.
Tracklist :
VIOLANT D’HONGRIA (1235-1251) Anònim (Ms Vallbona). Ave Maria dulcis et pia. Rondellus
CONSTANÇA DE SICÍLIA (1276-1285) Adam de la Halle. Robins m’aime. Jeu de Robin et Marion
BLANCA D’ANJOU (1295-1310) Karolus, Iherusalem et Sicilie rex. Dum suprema melodia. Prosa
MARIA DE XIPRE (1315-1322) Walther von der Vogelweide. Nu alrest. Palästinalied
ELISENDA DE MONTCADA (1322-1327) Anònim (Ms 1 Orfeó Català). Potestati magni maris. Conductus
ELIONOR DE CASTELLA (1329-1336). Anònim (Còdex Las Huelgas) Ave, regina caelorum | Alma redemptoris mater. Motet
MARIA DE NAVARRA (1338-1347) Guillaume de Machaut. Douce dame jolie. Virelai
ELIONOR DE PORTUGAL (1347-1348) Dionís I de Portugal. O que vos nunca cuidei a dizer. Cantiga
ELIONOR DE SICÍLIA (1349-1375) Jacopo da Bologna. Un bel sparver. Madrigal
SIBILLA DE FORTIÀ (1377-1387) Anònim. Or sus, vous dormés trop. Virelai
VIOLANT DE BAR (1387-1396) Magister Egidius. Roses et lis. Balada
MARIA DE LUNA (1396-1406) Johannes Graneti. Summe clementissime. Kyrie
MARGARIDA DE PRADES (1409-1410) Anònim. Pangat chorus in hac die. Prosa
ELIONOR D’ALBURQUERQUE (1412-1416) Anònim (Cancionero de Palacio) Alburquerque, Alburquerque. Romanç
MARIA DE CASTELLA (1416-1458) Pere Oriola. O vos homines qui transitis. Barzelletta
JOANA ENRÍQUEZ (1458-1468) Anònim (Ms de Bologna). La Spagna. Dança
ISABEL DE CASTELLA (1479-1504) Juan del Encina. Una sañosa porfía. Romanç
GERMANA DE FOIX (1506-1516) Lluís del Milà. O gelosia, d’amanti orribil freno. Sonet
Regina Capella de Ministrers Carles Magraner cd CdM 2355