Muziek is iets waar we van kunnen genieten en waar we helemaal in kunnen opgaan. Misschien is het wel dé kunst waar we ons van alle kunsten het meest in kunnen verliezen. Dat is een groot raadsel. Hoe komt het toch dat dit abstracte verschijnsel, bestaande uit pure klank, ons zo kan ontroeren en vervoeren? Muziek waar we het liefst naar luisteren heeft voor ons nl. vaak grote betekenis, maar waar komt die vandaan? Is de muziek de drager van de betekenis die wij erin horen, of creëren wij die zelf en zit die betekenis dus ‘tussen onze oren’? Lees de antwoorden op deze diepgaande metafysische en ethische vragen in dit bijzonder verrijkend boek.
In september 1939 bekleedde Igor Stravinsky de Charles Eliot Norton leerstoel voor poëtica aan de Harvard University en gaf daar, in het Frans, een cursus van zes lessen over muzikale poëtica. Deze lessen, geïnspireerd op het gedachtegoed van Stravinsky’s goede vriend, Pierre (Pyotr) Souvtchinsky (1892-1985), werden in het Frans geschreven met medewerking van Paul Valéry en de componist en criticus, Alexis Roland-Manuel. De lessen werden in 1942 uitgegeven door Harvard University Press als “Poétique Musicale”. Souvtchinsky was steenrijk. Hij was de uitgever van het muziektijdschrift “Muzikalniy sovremennik” (Le Contemporain musical) en leefde het grootste deel van zijn leven in Parijs. Prokofjev droeg in 1923, zijn 5de pianosonate aan hem op.
“Onze kennismaking”, vertelde Stravinsky, “stond in het teken van orde en discipline. We bevestigden het principe van de speculatieve wil die aan scheppend werk ten grondslag ligt. We onderzochten het fenomeen muziek als een vorm van speculatie in termen van klank en tijd. We lieten de vormaspecten van het muzikaal métier de revue passeren, we brachten het probleem van de stijl ter sprake en we bekeken de biografie van de muziek. Naar aanleiding daarvan volgden we, bij wijze van voorbeeld, de avatars van de Russische muziek. Ten slotte bestudeerden we de verschillende problemen van de uitvoering”.
“In de loop van deze lessen”, zo vervolgde hij, “ben ik meerdere malen teruggekomen op de kernvraag die de musicus bezighoudt en die de aandacht vraagt van een ieder die door een geestelijk elan wordt gedreven. Die vraag komt altijd weer onvermijdelijk neer op het zoeken naar het Ene in het Meervoudige. Nu sta ik dan weer voor het eeuwig probleem, dat zich bij elk onderzoek op ontologisch gebied voordoet, het probleem waar de mens, die zijn weg zoekt in het rijk van ongelijksoortigheid, onvermijdelijk op uitkomt juist vanwege de structuur van zijn verstand, of hij nu ambachtsman, fysicus, filosoof of theoloog is”.
“Muziek zit tussen je oren” is een vervolg op de succesvolle uitgaven “Welke taal spreekt de muziek?” uit 2005 en “Muziek ervaren, Essays over muziek en filosofie” uit 2014. In het Nederlands taalgebied bestonden nauwelijks boeken waarin op een filosofische manier over muziek gesproken wordt. Beide boeken voorzagen in die leemte. Er werden beschouwingen in gebundeld over centrale vragen uit de muziekfilosofie, zoals die sinds enkele decennia vooral in Engeland en Amerika, was opgekomen. Geen hoogdravende metafysische beschouwingen maar toegankelijk geschreven opstellen over concrete vragen, die door het verschijnsel muziek worden opgeroepen, bv. wanneer gaat klank over in muziek, hoe luisteren we eigenlijk naar muziek en wat ervaren we dan? wat is een muziekwerk voor een soort object, waarin verschilt het van een schilderij, en blijft de Mattheüs-Passion nog wel de Mattheüs-Passion als je de oorspronkelijke tekst vervangt door een Nederlandse vertaling?
In “Muziek ervaren” ging het over het verschil tussen klank en muziek, waarom spreken wij meestal in metaforen over muziek? Heeft muziek een eigen betekenis of staat ze in het teken van iets hogers? Is muziek kunst en door welke middelen krijgt muziek zeggingskracht? Hoe beïnvloeden muzikale stijlen uit verschillende werelddelen elkaar, zoals Turkse volksmuziek en jazz? Welke invloed heeft het gebruik van elektronica op het componeren? Twee historische bijdragen vertelden over de relatie tussen toongeslachten en affecten, en over hoe er in de 17de eeuw werd gedacht over de toonsoorten in verband met lichaamssappen en over de invloed van muziek op… jicht.
Tien auteurs schreven vanuit verschillende disciplines over muziek, aan de hand van de thema’s ‘Luisterpraktijken’, ‘Muziek begrijpen’ en ‘Inspiratie uit het verleden’. Daarmee presenteerde deze uitgave een dwarsdoorsnede o.a. over Johannes Kepler, Steve Reich en Girolamo Cardano (1501-1576) (de invloed van muziek op jicht), van hoe er over muziek werd en wordt nagedacht in de kunstfilosofie, musicologie, sociologie, cultuurfilosofie, geschiedwetenschap, orgelkunde en theologie.
In een brief liet Vincent Van Gogh aan Theo vanuit Arles weten, dat hij een serie zonnebloemen wilde schilderen. “Niets dan grote zonnebloemen, in totaal twaalf doeken, waarin de felle of gebroken chromaatgelen scherp zullen afsteken tegen verschillende blauwe achtergronden, van het bleekste Veronees tot koningsblauw”, zo schreef hij. “Het geheel”, vervolgde hij, “wordt dus een symfonie in blauw en geel”. Dit citaat geeft aan dat Van Gogh verwees naar muzikale vormen. Niet altijd, maar toch heel vaak. In tientallen passages bracht Van Gogh muziek ter sprake. Zijn muziekfilosofie valt slechts te destilleren uit de vele verspreide muzikale opmerkingen in zijn brieven. Bovendien is er nog veel meer muziek in Van Goghs brieven te vinden, namen van componisten en talrijke titels en beginregels van composities, van liedjes, psalmen en gezangen, chansons en opera’s, en daarenboven een opvallend tot verrassend gebruik van muzikale metaforen. Van Gogh vergeleek zowel collega-kunstenaars als zijn schildersbenodigdheden met muziekinstrumenten. Hij noemde een vrouw zonder kind een klok zonder klepel en omschreef bv. zijn Nuenense vriendin Margot Begemann, als een verwaarloosde Cremonaviool.
“Schilderkunst moet zijn als muziek”, was de titel van het openingsessay van Louis Viardot in het door Charles Blanc in 1859, opgericht tijdschrift “La Gazette des Beaux-Arts”. Viardots opvattingen over het belang van muziek voor de schilderkunst stemden overeen met die van Blanc zelf die erover schreef in “Grammaire des arts du dessin”, zijn traktaat over schilderkunst dat vanaf april 1860, als serie in het tijdschrift verscheen. In de zomer van 1884, werd het in boekvorm door Van Gogh zorgvuldig bestudeerd.
“Muziek is hogere openbaring dan alle wijsheid en filosofie (Ludwig van Beethoven). “Dankzij de muziek genieten de hartstochten van zichzelf” (“Vermöge der Musik genießen sich die Leidenschaften selbst”), uit “Jenseits von Gut und Böse” (“Voorbij goed en kwaad”) (1886) van Friedrich Nietzsche. “De muziek dient tot verstrooiing, tot opvoeding, tot aansporing van geest en hart, en tot de bevrijding der ziel van de hartstochten” (Aristoteles), en Hegel schreef, “Instrumentale muziek is eigenlijk helemaal geen muziek” (…). Andere romantische filosofen en voorstanders van absolute muziek zoals Goethe, zag muziek niet alleen als een subjectieve menselijke ‘taal’, maar als een absoluut transcendent middel om een hoger rijk te bereiken. Sommigen gaven uitdrukking aan een spirituele relatie met muziek. In het vierde deel van zijn hoofdwerk, “Die Welt als Wille und Vorstellung” (1819) schreef Arthur Schopenhauer, “muziek is het antwoord op het mysterie van het leven. Als de meest diepzinnige van alle kunsten, drukt het de diepste gedachten van het leven uit. Ze herinnert ons aan wat we hadden willen ervaren”.
Muziek heeft effectief het uniek vermogen om te ontroeren, pijn te verzachten of de dansbenen te prikkelen. Maar wat ervaren we precies als we luisteren naar muziek? Wat maakt onze beleving van muziek zo kenmerkend? Muziek wordt vaak als een taal beschouwd, maar gaat die vergelijking wel op? Welke ‘taal’ spreekt muziek eigenlijk? Kan muziek iets meedelen of een verhaal vertellen, of is muziek de taal der emoties, en wat bedoelen we daar dan eigenlijk mee? Hoe kan muziek, een verschijnsel dat bij uitstek geldt als tijdelijk en vluchtig, zo sterk een besef van tijdloosheid opwekken? En hoe verhouden muziek en stilte zich?
In een wereld die geconfronteerd wordt met een overdaad aan visuele prikkels worden we door de massale consumptie van visuele media, voortdurend door beelden verleid. Het beeld domineert immers steeds vaker het geluid, de klank en de gerichte aandacht voor muziek. De reductie tot abstracte visualisatie heeft ook de studie van geluid en muziek beïnvloed. Visuele metaforen en abstracte beschrijvingen verengen de muziekwetenschap, visualiseren de muziek en zorgen dat auditieve aspecten van de wereld onderbelicht raken. Geluiden leggen fundamentele relaties vast tussen mensen en de wereld. Mensen zijn betrokken op de wereld, omdat ze kunnen luisteren en spreken. Spreken zorgt ervoor dat we met anderen auditief, en dus ook muzikaal, kunnen communiceren.
In 11 heel deskundige, muziek filosofische essays van Erik Heijerman, Albert van der Schoot, Hans Fidom, Jacomien Prins, Tomas Serrien, Ruud Welten, Gerard van der Leeuw, Leo Samama, Joris Roelofs, Pablo Muruzabal Lamberti en Wouter Capitain, wordt in dit (derde) boek, opnieuw duidelijk dat inzicht in wat er gebeurt in een muziekstuk en het luisterproces, wel degelijk iets toevoegt aan onze beleving van muziek en aan de zin die wij ervaren als we ernaar luisteren. Uitzonderlijk interessant. Zeker lezen!
Drs. Erik Heijerman (1956) is sinds 1982 stafmedewerker aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden, waar hij cursussen en conferenties over filosofie organiseert. Hij geeft regelmatig trainingen voor organisaties en bedrijfsleven, o.a. in het Sokratisch Gesprek, creatief denken, argumenteren, retorica en ethiek.
Albert van der Schoot studeerde muziekwetenschap en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, en muziekpedagogiek aan de Ferenc Liszt Academie in Boedapest. Hij doceert esthetica en cultuur-filosofie aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. In 1998, publiceerde hij “De ontstelling van Pythagoras” over goddelijke proportie, de ideeëngeschiedenis van de gulden snede.
Erik Heijerman Albert van der Schoot (red.) Muziek zit tussen je oren Muziekfilosofische beschouwingen 177 bladz. Uitg. Damon ISBN 9789463403467