Met Couperin kan men spreken over poëzie, maar ook over humor en delicatesse, en de verfijnde, Franse esthetiek die tussen 1720 en 1730, een hoogtepunt bereikte in het sonoor evenwicht, de vrijheid, de kunst van het ornament, kleur en gevoel. Terecht is Couperin vergeleken met Watteau of Marivaux.
François Couperin (1668-1733), “Le Grand”, componeerde klavecimbelmuziek, orgelmuziek, religieuze en wereldlijke, vocale muziek en kamermuziek. Daarnaast schreef hij “L’Art de toucher le clavecin” en “Règles pour l’accompagnement”. Hij is de muziekgeschiedenis ingegaan als de componist van de Concerts royaux en van Les Goûts réünies. Tot de orgelcomposities van François Couperin behoren twee missen “à l’usage ordinaire des paroisses”.
Op het hoogtepunt van zijn carrière werd François Couperin (1668-1733) (foto) beschouwd als een klavecimbel- en orgelcomponist en leraar, die zijn gelijke niet had. Ook internationaal was hij bekend. Bach nam zelfs zijn “Les Bergeries” (6è ordre, tweede boek) op in zijn “Notenbüchlein für Anna-Magdalena Bach”. Zijn 4 klavecimbelboeken met in totaal ruim 240 stukken, verschenen vanaf 1713. Couperin rangschikte zijn stukken volgens toonaard en noemde zijn ordening, “Ordres”, 27 in totaal. Het “Premier Livre de Clavecin” uit 1713 werd gecomponeerd in de lijn van de toen gangbare klavecimbelstijl in Frankrijk. Vanaf het tweede boek (1716-1617) waren de composities veel typischer en duidelijker ‘Couperin’, sterk individuele karakterstukken met een zeer sterke melodie. Het derde klavecimbelboek verscheen in 1722, met daar in opgenomen de vier “Concerts royaux”. Het Quatrième livre de pièces de clavecin met de ordres 20 t/m 27, verscheen in 1730.
Michèle Dévérité koos 33 miniaturen, o.a. 2 préludes uit “L’art de toucher le clavecin”, en “Les petits Âges en sol” (2de boek, 7de ordre) en groepeerde ze in 5 thema’s uit en rond de spiraal van het leven, zielenleed en expressieve toonkleuren, “La Naissance”, “L’enfance Et L’adolescence”, “La Maturité”, en “La Maladie, La Vieillesse Et La Mort”, aangevuld met «Les Âges De La Vie, Une Miniature”, “Les Folies Françoises ou les dominos”, uit het 3de boek (13e ordre), dat eindigt met “L’âme en peine”, de titel van haar cd. Voor de uitvoering koos ze het historisch klavecimbel CLF, ca. 1650-1655. Waarschijnlijk verwijzend naar Clemens Le febvre (CLF) uit Rouen.
“L’art de toucher le clavecin” van François Couperin (1668-1733) werd in 1716 gepubliceerd als handleiding voor de Franse stijl en gaf belangrijke aanwijzingen voor het spelen van het klavecimbel aangaande vingerposities en versieringen. De préludes zijn uitgeschreven improvisaties in de stijl van de Préludes non mésurée (foto). Naast de fundamentele voorschriften voor de eerste benadering van het klavecimbel door kinderen, de basisoefeningen, de aanbevelingen aan de leerkrachten en aan de families van de leerlingen en het aanleren van de interpretatiebeginselen, voegde Couperin ook acht eenvoudige preludes en een allemande, technisch oefeningen, voorbeelden en verklarende tabellen over ornamenten toe.
“Les Fastes de la grande et ancienne Mxnxstrxndxsx”, gekozen rond het thema “La Maturité”, werd gepubliceerd aan het einde van de 11e Ordre (tweede boek). Deze vijf satirische stukken met betrekking tot de Ménestrandise (wiens naam is gecodeerd, hoewel op een transparante manier, om juridische problemen te voorkomen), spotten met muzikanten die hadden geprobeerd, tijdens ‘een lang juridisch gevecht begonnen in 1693, om hooggeplaatste organisten en klavecinisten te verbieden het klavecimbel te onderwijzen, die geen “meester” waren binnen de Corporation, dat wil zeggen, dezelfde in rang als saltimbanques, bateleurs en musiciens de rue… De Ménestrandise was nl. een oude, Franse corporatie van muzikanten, minstrelen en acrobaten, opgericht in Parijs in 1321, die bestond tot 1776. De ondertussen gegroeide, hoge waardering genoten door de muzikanten van de Koninklijke Kapel (die geen deel uitmaakten van de Ménestrandise), de Koninklijke Academie voor Dans ( 1661 ), de Franse Academie voor Opera in Verzen en Muziek (1669) en van de Koninklijke Academie voor Muziek (1672), veroorzaakte het verval van de Ménestrandise en het conflict tussen haar leden en de andere muzikanten.
Reeds in 1693 overhandigde een groep componisten, onder wie Nicolas Lebègue, Guillaume-Gabriel Nivers, Jean-Baptiste Buterne en François Couperin, Louis XIV een protestbrief tegen het bedrijf, waarin ze het ervan beschuldigden te restrictief te zijn met betrekking tot de vrijheden van muzikanten. Een soortgelijk protest werd ingediend in 1707 en na elk van deze twee gevallen werd de buitensporige macht van de corporatie teruggeschroefd. François Couperin componeerde voor die gelegenheid de hier opgenomen suite in 5 akten voor klavecimbel, getiteld, “Les Fastes de la grande et vieille Mxnxstrxndxsx”, duidelijk bedoeld om met de leden van de corporatie te spotten.
Michèle Dévérité studeerde klavecimbel en kamermuziek aan het conservatoire de la Vallée de Chevreuse in Orsay. Gepassioneerd door het klavecimbel, perfectioneerde ze zich bij Robert Kohnen en behaalde een eerste prijs en een hoger diploma aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel bij Paul Dombrecht. De aantrekkingskracht van de Italiaanse cultuur bracht haar ertoe om onderzoek te doen naar de flamboyante, Napolitaanse klaviermuziek van rond 1600, die nog heel weinig bekend was. Ze verbond zich aan Arion voor de opname van een bloemlezing van deze muziek voor klavecimbel en orgel, die unaniem werd geprezen.
François Couperin L’âme en peine Pièces pour clavecin Michèle Dévérité clavecin historique cd Sonamusica SONA2305