De bekroonde, Noorse celliste, Amalie Stalheim (1993), die een Ruggieri cello uit 1687 bespeelt, staat bekend om haar technische beheersing, persoonlijke expressie en unieke toon. Het delicaat, verfijnd en individueel pianospel van de Noorse pianist, Christian Ihle Hadland (1983), leidde hem tot de meest prestigieuze concertpodia ter wereld. Ontdek op deze cd hun uniek samenspel in een origineel programma met de Suite Italienne van Stravinsky, de Cellosonate, op. 143 van Poulenc en de Cellosonate van Debussy, 3 composities die het resultaat waren van het contact tussen 3 beroemde componisten en 3 beroemde cellisten.
Het ballet “Pulcinella”, georkestreerd voor een modern kamerorkest met sopraan-, tenor- en bariton, betekende het begin van Stravinsky’s neoklassieke periode. Stravinsky baseerde zich voor zijn compositie immers op 18de eeuwse muziek van Domenico Gallo, Unico Wilhelm van Wassenaer, Carlo Ignazio Monza en Alessandro Parisotti, vroeger toegeschreven aan Pergolesi. De partituren werden door Diaghilev gevonden in bibliotheken in Napels en Londen.
Het ballet ging in mei 1920 in première in de Parijse Opéra o.l.v. Ernest Ansermet. De danser Léonide Massine schreef zowel het libretto als de choreografie, en Pablo Picasso ontwierp de kostuums en decors. Het ballet werd geschreven in opdracht van Sergei Diaghilev. Stravinsky baseerde 3 van zijn andere werken op zijn ballet, “Suite d’après des thèmes, fragments et morceaux de Giambattista Pergolesi” voor viool en piano (in samenwerking met Paul Kochanski) (1925), de hier opgenomen “Suite Italienne” voor cello en piano (in samenwerking met Gregor Piatigorski) (1932/1933), en de “Suite Italienne” voor viool en piano (in samenwerking met Samuel Dushkin) (1933). Later maakten Jascha Heifetz en Piatigorsky nog een arrangement voor viool en cello, die ze ook “Suite Italienne” noemden.
Poulencs kamermuziek kan gemakkelijk worden gegroepeerd in drie chronologische perioden. De centrale groep van kamermuziekwerken omvat het Sextet voor blaaskwintet en piano, begonnen in 1932 maar pas voltooid in 1939, een werk van grote tonale verscheidenheid, evenals twee Sonates, één voor viool en piano (1942-1943), de andere voor cello en piano (eerst geschetst in 1940 maar pas voltooid in 1948). Poulenc bleef tijdens de Tweede Wereldoorlog in bezet Frankrijk en droeg de vioolsonate op ter nagedachtenis van Garcia Lorca, die het slachtoffer was van de Spaanse Burgeroorlog, als teken van verzet. Het tweede deel is een intermezzo dat in het begin de gitaarmuziek van Spanje oproept.
Het feit dat Poulencs gekozen instrument de piano was, waaraan hij al zijn composities deed, komt tot uiting in de prominente rol die de piano speelt in deze twee sonates. Poulenc droeg zijn “Sonate pour violoncelle et piano” op. 143, op aan de beroemde, Franse cellist, Pierre Fournier (1906-1986) (foto), die Poulenc had geadviseerd aangaande de technische aspecten van de cellopartij, omdat Poulenc niet vertrouwd was met het instrument.
Claude Debussy overleed in 1918 en had zoals Elgar tijdens de oorlogsjaren weinig gecomponeerd. De Vioolsonate was zijn laatste compositie, bedoeld als onderdeel van een cyclus van zes sonaten voor diverse instrumenten die hij wou componeren voor zijn “petite mienne”, de mooie Emma Bardac, zijn tweede vrouw. Het is echter bij drie sonaten gebleven. Wel voltooide hij nog in 1915, het sublieme “En blanc et noir” voor twee piano’s. De eerste twee sonaten van de cyclus waren de Cellosonate gecomponeerd met zicht op zee in het Normandische Pourville en de Sonate voor fluit, altviool en harp, beide uit 1915.
De Cellosonate, opgedragen aan de Franse cellist Louis Rosoor (foto) werd in maart 1916, in première gespeeld in de Aeolian Hall in Londen door cellist C. Warwick Evans en Ethel Hobday en werd vervolgens nog eens gespeeld in het Casino Saint-Pierre in Genève door de cellist Léonce Allard en Marie Panthès. De Franse première was in maart 1917, in Parijs door de cellist Joseph Salmon en Debussy zelf. Debussy liet zich bij het componeren van zijn Cellosonate inspireren door de muziek van François Couperin, de schilder Watteau en de arlequinades uit de commedia dell’arte. In de sonate komen ook hele-toon toonladders en pentatonische toonladders voor, wat door Debussy vaak werd gebruikt. De sonate vergt heel wat technische vaardigheid, o.a. door het gebruik van pizzicato in de linkerhand en het spelen van spiccato.
De bekroonde celliste Amalie Stalheim (°1993) trad op als soliste met orkesten als Gulbenkian Orquestra, Oslo Philharmonic Orchestra, Bergen Philharmonic Orchestra, Stockholm Philharmonic Orchestra, Norwegian Radio Orchestra, Swedish Radio Orchestra en Gothenburg Symphony Orchestra. Amalie heeft samengewerkt met dirigenten als Edward Gardner, Dalia Stasevska, Patrik Ringborg, Okko Kamu, Anna Maria Helsing, James Gaffigan, Nuno Coelho, Stanislav Kochanovsky. Stalheim is de winnaar van de Norwegian Soloist Prize 2021, Swedish Soloist Prize 2018, Ljunggren Competition 2015, Nicholas A. Firmenich Prize van het Verbier Festival 2015. Naast het uitvoeren van de traditionele celloconcerti, speelt Amalie regelmatig nieuwe geschreven muziek uit de 21e eeuw.
Als enthousiaste kamermusicus heeft Amalie samengewerkt met Janine Jansen, Yo-Yo Ma, Leif-Ove Andsnes, Kathryn Stott, Christian Ihle Hadland, Polina Leschenko, Benjamin Schmid, Lars Anders Tomter. Ze treedt regelmatig op op het Bergen International Festival, Stavanger International Chamber Music Festival, Rosendal Festival, Hemsing Festival, Copenhagen Summer Festival, Hindsgavl Festival. Amalie Stalheim speelt op een cello gebouwd door F. Ruggieri (1687) die haar genereus is uitgeleend door de Anders Sveaas Foundation in Noorwegen.
Christian Ihle Hadland werd geboren in Stavanger in 1983 en kreeg zijn eerste pianolessen op achtjarige leeftijd. Op elfjarige leeftijd ging hij naar het Rogaland Muziekconservatorium en in 1999 begon hij lessen bij professor Jiri Hlinka, zowel privé als aan het Barratt Due Institute of Music in Oslo. Christian Ihle Hadland maakte zijn professionele concertdebuut met KORK, het Noorse Radio Orkest, toen hij 15 jaar oud was. Sindsdien heeft hij opgetreden met alle grote orkesten in Scandinavië, waaronder de Zweedse Radio en de Deense Nationale Symfonieorkesten, en de Royal Stockholm, Helsinki en Oslo Philharmonics en ook de Zweeds Kamerorkest. In het Verenigd Koninkrijk trad hij op als concertsolist met het Hallé Orchestra, het Royal Scottish National Orchestra, het Scottish Chamber Orchestra en Manchester Camerata, naast zijn werk met de BBC-orkesten.
Christian Ihle Hadland is een veelgevraagd kamermusicus en is sinds 2010 artistiek directeur van het International Chamber Music Festival in Stavanger, zijn geboorteplaats. Hij treedt regelmatig op in The Wigmore Hall, waar hij in 2013 zijn debuut solorecital gaf, en is een vaste gast op het Risør Chamber Music Festival en op het Bergen International Festival in Noorwegen. Hij trad ook op bij de BBC Proms Chamber Music Series, waar hij samenwerkte met het Signum Quartet. Christian is een gerespecteerd artiest wiens cd van pianoconcerten van Mozart met het Oslo Philharmonic Orchestra in 2014 werd genomineerd voor de Spellemann-prijs, de hoogste onderscheiding voor opgenomen muziek in Noorwegen. Christian’s cd met Holbergvariaties, opgenomen met Ensemble 1B1, won de Spellemann-prijs in 2015. Recentelijk verscheen zijn opname van werken voor cello en piano van Grieg en Granger, gemaakt met de Deense cellist Andreas Brantelid, in 2015 op BIS en kreeg meteen de naam een Gramophone Editor’s Choice.
Poulenc Stravinsky Debussy Amalie Stalheim, cello Christian Ihle Hadland, piano cd LAWO