Ontdek op deze heel bijzondere cd, Dvořáks Mis in D voor solisten, orgel, koor en orkest, op. 86, 5 van zijn Bijbelse Liederen voor solostem en orkest, op. 99, en zijn Te Deum voor solisten, koor en orkest, op. 103, uitgevoerd door uitstekende artiesten en opgenomen in 1969-1970, in Praag.
De Mis in D, gecomponeerd in 1887, wordt ook wel Lužanská mše ( Lužany Mis) genoemd, naar de kapel in Lužany, waarvoor het werd gecomponeerd. Oorspronkelijk enkel voor solisten, koor en orgel, werd de Mis in 1892, uitgebreid tot een orkestversie. Antonín Dvořák kreeg van de architect en beschermheer Josef Hlávka (1831-1908) (foto) de opdracht een mis te componeren voor de inwijding van de kapel die hij had gebouwd voor zijn kasteel/zomerverblijf in Lužany (foto’s). Vanwege de beperkte grootte van de kapel moest het koor klein zijn en was er geen orkest mogelijk. Dvořák componeerde het werk van 23 maart tot midden juni 1887 en dirigeerde de eerste uitvoering in de kapel in september 1887. Zdenka Hlávka, de tweede vrouw van de architect, en Dvořáks vrouw, Anna behoorden tot de vocale solisten.
De eerste openbare uitvoering was in april 1888 in de stadsschouwburg van Pilsen, met een ensemble van twee harmoniums, cello en contrabas. De orkestversie werd in 1893, gepubliceerd door Novello in Londen als op. 86, en werd voor het eerst uitgevoerd in maart 1893, in het London Crystal Palace, o.l.v. August Manns (1825-1907) (foto). De orgelversie werd pas in 1963 uitgegeven.
Van 1892 tot 1895, woonde Dvořák in New York. Na een groot succes in de jaren ’80 in Engeland, werd hij in 1892, directeur van het in 1885, door Jeannette Thurber (1850-1946) (foto), opgericht National Conservatory of Music of America (foto) in New York. Daar ontstonden zijn “Amerikaanse” werken, zoals de magistrale Symfonie nr. 9 in e-klein, “From the New World ” (“Uit de Nieuwe Wereld”), op. 95 en het Celloconcerto. Tijdens de zomervakantie van 1893, die hij doorbracht in het stadje Spillville, dat trouwens een omvangrijke, Tsjechische immigrantengemeenschap kende, componeerde hij zijn subliem strijkkwartet nr. 12 in F, op. 96, bijgenaamd “Het Amerikaanse”.
Ook de Bijbelse liederen werden gecomponeerd in maart 1894, terwijl Dvořák in New York City woonde. De Bijbelse liederen (Biblical Songs/Biblické písně) zijn toonzettingen van 10 door hem geselecteerde teksten uit het Boek der Psalmen. Oorspronkelijk gecomponeerd voor lage stem en piano (1894, Op. 99, B. 185), werden de eerste hier opgenomen, vijf liederen, georkestreerd door de componist (1895, B. 189). In april 1895 keerde Dvořák terug naar Europa. De teksten komen uit de 16de -eeuwse Bijbel van Kralice, de eerste volledige vertaling van de Bijbel uit het Hebreeuws, Aramees en Grieks in het Tsjechisch, vertaald door de Eenheid van de Broeders, erfgenamen van de Hussieten, en gedrukt in Kralice nad Oslavou, tussen 1579 en 1593. Het Nieuwe Testament was reeds door Jan Blahoslav uit het Grieks vertaald en in 1564 gepubliceerd. De Boheemse Broeders, wellicht de oudste protestantse kerkgemeenschap ter wereld, had een eeuw voorsprong op Maarten Luther…
De originele pianoversie werd met Engelse en Duitse vertalingen, in 1895, door Simrock in het Tsjechisch gepubliceerd. Dvořák zorgde er vooral voor dat de vertalingen bij de zanglijn pasten. In januari 1895 orkestreerde hij de eerste vijf nummers. Het manuscript ging later verloren en werd pas in 1914 herontdekt en gepubliceerd (door Simrock). In 1914 orkestreerde de Tsjechische dirigent en componist, Vilém Zemánek (1875-1922) (foto) de andere vijf.
De eerste bekende openbare uitvoering van enkel nr. 6 (“Slyš, ó Bože, volání mé”) (Hoor, O Heer, mijn bittere kreet”), was in september 1895, en vond plaats in Mladá Boleslav, ondertussen bekend door de Tsjechische auto-industrie… Škoda. Het is weliswaar niet bekend waar en wanneer de volledige cyclus met pianobegeleiding in première ging. De orkestversie van de eerste vijf nummers ging in januari 1896 in Praag in première door de bariton František Šír en het Tsjechisch Filharmonisch Orkest onder leiding van de componist. Op 19 maart 1896, dirigeerde Dvořák een uitvoering van dezelfde liederen in Queen’s Hall in Londen, met Katharine Fisk als soliste.
Het belangrijkste doel van Dvořák in Amerika was om “Amerikaanse muziek” te ontdekken en eraan deel te nemen, net zoals hij Tsjechische volksidiomen in zijn muziek had gebruikt. Kort na zijn aankomst in Amerika in 1892, schreef hij een reeks krantenartikelen over de staat van de Amerikaanse muziek. Hij steunde het concept dat Afro-Amerikaanse en Indiaanse muziek moest worden gebruikt als basis voor de groei van Amerikaanse muziek. Hij was van mening dat Amerikanen door de muziek van indianen en Afro-Amerikanen, hun eigen nationale muziekstijl zouden vinden.
Hier ontmoette Dvořák Harry Burleigh (1866-1949) (foto), die later een van de eerste, zwarte Afro-Amerikaanse componisten werd. Hij introduceerde Dvořák bij traditionele Afro-Amerikaanse spirituals. Burleigh, die vloeren dweilde om zijn collegegeld te betalen, zong spirituals terwijl hij werkte en trok de aandacht van Dvorak. Burleigh’s weergave van Afro-Amerikaanse spirituals met zijn opvallende baritonstem, had een diepgaand effect op de composities van Dvořák en o.a. de spiritual (“Negro melodie”), “Swing Low, Sweet Chariot”, diende als basis voor zijn bekendste symfonie, “From the New World”, een titel die door Jeannette Thurber werd bedacht.
Antonín Dvořák componeerde zijn (“Columbian”) Te Deum opgevat als een cantate, in 1892, in New York ter gelegenheid van de 400ste verjaardag van Christoffel Columbus’ ontdekking van Amerika . De compositieopdracht hield verband met de uitnodiging om twee jaar de leiding van het Nationaal Conservatorium op zich te nemen. Het Te Deum werd geschreven in opdracht van Jeanette Thurber, directeur van het nieuw National Conservatory in New York City. Omdat er in de korte beschikbare tijd geen geschikte tekst kon worden gevonden, stelde ze voor dat Dvořák het Te Deum of de Jubilate Deo op muziek zou zetten. Het werk werd in minder dan een week geschetst en Dvořák voltooide het in een maand tijd. Op 28 juli 1892 droeg hij de partituur op “gecomponeerd ter ere van de nagedachtenis van Columbus” en het werk werd dat jaar aan het publiek gepresenteerd in Carnegie Hall in New York met 250! koorzangers. Lees voor de gelegenheid, “Dvorak in America, In Search of the New World” uit 2003, van Joseph Horowitz.
Vocale solisten:
Marcela Machotková – sopraan
Stanislava Škatulová – alt
Oldřich Lindauer – tenor
Dalibor Jedlička – bas
Jindřich Jindrák – bariton
Maria Helenita Olivares – sopraan
Gianni Maffeo – bariton
Organist is Jaroslav Tvrzský
De vooraanstaande, Tsjechische dirigent, componist en hoboïst, Václav Smetáček (1906-1986) studeerde in Praag bij Jaroslav Křička (1882-1969), bij de koorleider en pedagoog, Metod Doležil (1885-1971) en bij de legendarische Pavel Dědeček (1885-1954), die ook de leraar was van o.a. Rafael Kubelík, Václav Neumann, Václav Smetáček en Karel Ančerl! Daarnaast studeerde hij musicologie, esthetica en filosofie aan de Karelsuniversiteit (Univerzita Karlova v Praze), waar hij in 1933, promoveerde in de musicologie.
Hij was in 1928, de oprichter en lid van de Praags Blaaskwintet (links op de foto), waarmee hij optrad, waarvoor hij componeerde en waarvoor hij composities arrangeerde. Van 1930 tot 1933, was hij lid van het Tsjechisch Filharmonisch Orkest en van 1934 tot 1943, werkte hij voor de Tsjechische radio als dirigent en redacteur. Van 1945 tot 1966, was hij pedagoog aan het Conservatorium en de Academie voor Uitvoerende Kunsten in Praag.
Dvořák Mass in D major, Biblical Songs Te Deum Prague Symphony Orchestra Václav Smetáček cd Supraphon SU 4314-2