Vijfentwintig jaar geleden startte Guillermo González (1945), een groot exponent van de Spaanse muziek, een ambitieus project om de complete pianomuziek van Isaac Albéniz op te nemen. Dit (negende) volume richt zich op Albéniz’ compositorische ontwikkeling en zijn gebruik van geïnspireerde volksmelodieën, Hispanische nostalgie en levendige dansritmes die bv. tot uiting komen in de opzwepende Chants d’Espagne. Ook komen vijf werken aan bod in spannende nieuwe arrangementen voor twee piano’s, speciaal gemaakt voor deze opname en gepresenteerd als een danssuite.
De Catalaanse pianistenschool werd halverwege de 19de eeuw opgericht door de Liszt en de Zimmermann-student, Pedro (Pere) Tintorer y Segura (1814-1891), via zijn opleiding aan het Conservatori del Liceu. De school werd aan het conservatorium van Barcelona verder uitgebreid door Tintorers leerling, Joan Baptista Pujol (1835-1898). Twee belangrijke vertegenwoordigers van deze school waren Enric Granados en Isaac Albéniz. Granados breidde deze school verder uit in zijn privéacademie en werd later de “Acadèmia Marshall” in Barcelona. In de Catalaanse pianistenschool werd veel nadruk gelegd op virtuositeit en uitstekende interpretatie. De grote vitaliteit van de Catalaanse klassieke muziekcultuur, die zich verder ontwikkelde vanaf de oprichting van de Catalaanse pianistenschool, werd stilaan ook zichtbaar in de Catalaanse gitaristenschool en bij de eerste Catalaanse dirigenten, Antoni Nicolau (1858–1933), Joan Lamote de Grignon (1872-1949) en Jaume Pahissa i Jo (1880–1969).
De pianowerken van Isaac Albéniz (1860-1909) (foto) variëren van onbetwistbare meesterwerken tot verrukkelijk aantrekkelijke salonmuziek. De Spaans-Catalaanse componist combineerde nl. felle Spaanse kleuren met zachte tinten van classicisme en romantiek.
Isaac Albéniz ontwikkelde zich van wonderkind tot virtuoos. Op het hoogtepunt van zijn carrière als pianist maakte hij de gestage transformatie door van een briljant vertolker naar een componist met charme en diepgang. De tijd die hij tussen 1885 en 1889 in Madrid doorbracht, bleek doorslaggevend. In die tijd verliet hij de trivialiteit van de soirées van de burgerlijke middenklasse, om de vrijere en hogere artistieke regionen van “Iberia” op te zoeken. Dit zou leiden tot één van de grootste prestaties in de geschiedenis van de pianoliteratuur. “Iberia”, gecomponeerd tussen december 1905 en januari 1908, slechts een jaar voor het overlijden van Albéniz, is de bekroning van het genie van de componist. Deze verzameling van ’12 nouvelles impressions’ markeerde een hoogtepunt van de postromantische pianoliteratuur en zou in de 20ste eeuw dienen als een eindeloze bron van inspiratie voor andere componisten, bewonderd door Debussy en Messiaen.
Albéniz demonstreerde, vergrootte en overtrof met indrukwekkende en uiterst verfijnde techniek van een muzikaal genie, de ziel en de gevoeligheid van de Spaanse muziek, door populaire thema’s te stileren tot hun virtuele abstractie, waarbij alleen het ritme als structureel element behouden bleef. Volgens Manuel de Falla lag de schoonheid van bv. de Suite “Iberia” en de onvergelijkbare waarde voor Spanje daarenboven in het feit dat het voor de Spanjaarden een sfeer en een tijdperk vertegenwoordigde dat voor altijd voorbij was. Het verklankte zowel heftigheid als melancholie. Het biedt een laatste blik op een verdwijnende wereld, de zwakke geur van een tijd die wordt opgeroepen in zijn vervagende lichtjes met het spookachtige ritme van de toekomst. In Iberia was de herfstromantiek van Albéniz uitgesproken. Hij bewoog zich daarna in de richting van het impressionisme en zou tenslotte een beslissende invloed moeten hebben op Debussy, die urenlang Iberia speelde met obsessief plezier, een paar jaar voordat hij zijn eigen Iberia componeerde.
Albéniz zou 7 pianosonates hebben gecomponeerd, misschien wel meer, maar alleen de nummers 3, 4 en 5 zijn volledig bewaard gebleven. De “Suite española”, een paar jaar eerder gecomponeerd dan “La vega”, is een verzameling impressies van verschillende plaatsen in Spanje, uitgedrukt in de dans- en zangvormen die inheems zijn in de respectievelijke gebieden. De twee hier opgenomen delen uit de korte suite “Española” op. 47 werden rond 1899 gecomponeerd en waren ook bedoeld voor “Alhambra”.
In 1883 vestigde Albéniz zich in Barcelona en besloot onder invloed van de musicoloog Felipe Pedrell, voortaan ‘Spaanse muziek’ te componeren. Intussen huwde hij met Rosita Jordana (foto). Met de “Rapsodia española” uit 1886, begon Albeniz duidelijk de unieke ‘Spaanse’ stijl te begrijpen. De langzame introductie zorgt voor een duidelijke Iberische sfeer, waaraan de componist doorgaans vasthoudt naarmate het werk dramatischer wordt. De Pavana maakt indruk door zijn stille terughoudendheid, en doet denken aan de korte karakterstukken van de Franse klaviercomponisten Claude Balbastre (1724-1799) en Jean-Phillipe Rameau (1683-1764) en aan de klaviermuziek van Albéniz’ niet-verwante, Spaanse voorganger, Mateo Albéniz (ca.1755-1831), Maestro de Capilla in San Sebastián en Logroño.
De suite “Cantos d’españa” (“Chants d’Espagne”) werd voor het eerst gepubliceerd in 1892 als een reeks van drie korte stukken (Prelude, Orientale en Sous le Palmier). In de editie van 1898 werden twee stukken, Córdoba en Seguidillas toegevoegd. Ondanks de naam is “Orientale” stevig gebaseerd op Andalusische dansthema’s. In “Sous le palmier” combineerde Albéniz een zachte liturgische melodie met de fel contrasterende ritmes van een tango als een beangstigend gevoel van iets dat onaf is, of misschien niet kan worden verzoend. De legendarische Córdoba, een stad rijk aan zowel christelijke als Moorse culturen, klinkt in sterk contrasterende episoden.Miguel Ángel Rodríguez Laiz wordt beschouwd als een echte specialist in Spaanse pianomuziek en heeft recitals, masterclasses en lezingen gegeven aan prestigieuze Europese en Amerikaanse instellingen. Zijn debuutalbum bevatte Falla’s Noches en Los jardines de España naast pianowerken van Ángel Barrios (Almaviva) en in 2017 verscheen hij reeds op het achtste deel van de veelgeprezen reeks van Isaac Albéniz’ complete solo pianowerken (Naxos 8.573779).
Hij studeerde af aan het Real Conservatorio Superior de Música de Madrid en de Southern Methodist University, Dallas. Zijn leraren waren onder meer Guillermo González en Joaquín Achúcarro. Rodríguez Laiz heeft prijzen gewonnen op nationale en internationale wedstrijden, waaronder op het prestigieuze Concurso Internacional Premio Jaén Piano en de Accademia Musicale Chigiana in Siena, Italië. Hij doceert sinds 1994 en werd in 2003 benoemd tot lid van het Koninklijk Conservatorium van Granada, waar hij sinds 2017 professor piano is.
De Spaanse pianist Santiago López Sacristán studeerde aan het Real Conservatorio Superior de Música de Madrid bij Guillermo González en debuteerde op 15-jarige leeftijd met het Orquesta Sinfónica de Castilla-La Mancha. In 1997 bracht hij Ignacio Morales Nieva’s Cantata in Memoriam, Op. 72 voor piano en orkest, waarvan de pianopartij speciaal voor hem werd gecomponeerd. López Sacristán heeft in heel Europa recitals gegeven als solist, met orkesten en in kamerensembles, met een repertoire variërend van de klavecinisten tot hedendaagse composities. Sinds 1999 maakt hij deel uit van de nationale groep musici die het Isaac Albéniz Conservatorio de Música leidt.
Isaac Albéniz Piano Music Rapsodia española Chants d’Espagne Miguel Ángel R. Laiz Santiago L. Sacristán cd Naxos 8.573927