In “Brutus”, vertaald als “Romeinse redenaars”, een gesprek tussen Cicero, Marcus Junius Brutus en Titus Pomponius Atticus, één van Cicero’s 4 Traktaten over welsprekendheid, gaf Cicero een historisch overzicht van de Romeinse welsprekendheid. Cicero trok zich terug uit de actieve politiek en schreef een flink aantal filosofische werken. Een van de charmantste daarvan gaat over het onderwerp vriendschap en krijgt nu een nieuwe Nederlandse vertaling, verzorgd door de classicus en filosoof Rogier van der Wal.
Marcus Tullius Cicero (106 v. Chr. – 43 v. Chr.) was een Romeins redenaar, politicus, advocaat en filosoof. Zijn leven speelde zich af tijdens de overgang van de Romeinse Republiek naar het keizerrijk. Hij schreef “Brutus” in 46 voor Christus. De dialoog was in de literatuur van Grieken en Romeinen een geliefde literaire vorm, die niet alleen toepassing vond in verschillende literaire genres (epos, lyriek, drama, historiografie, diatribe) maar sinds de 5e eeuw v. Chr. ook uitgegroeid is tot een zelfstandig literair genre, nl. de gestileerde weergave in proza van een al dan niet gefingeerd gesprek over een onderwerp van beschouwelijke, meestal wijsgerige aard.
Cicero beschreef in dit boek de geschiedenis van de Romeinse retorica, die feitelijk reeds begon in het oude Griekenland. In dialoogvorm besprak hij dan ook eerst de retorica op de Attische, Aziatische en Rhodische scholen, vooraleer hij het had over tal van Romeinse redenaars, sprekers en auteurs, o.a. Cato en zijn tijdgenoten, de Gracchen, Antonius, Crassus en Scaevola en anderen uit begin van de eerste eeuw, de tijd van Cotta, Sulpicius, Hortensius en hun tijdgenoten, Marcellus en Caesar. Het namenregister telt zomaar eventjes 36 bladzijden! Zijn verhaal, hier vertaald door Vincent Hunink, mondde uit in zijn eigen tijd als een beschouwing over zichzelf en zijn tijdgenoten. De inleiding bij de tekst is van classicus en filosoof Rogier van der Wal.
“De menselijke natuur houdt niet van eenzaamheid en is altijd op zoek naar iets of iemand om op te steunen, en bij je beste vriend is dat het meest plezierig. Vriendschap is dan ook de enige menselijke aangelegenheid waarvan het nut nooit ter discussie staat. De vriendschapsband bevat alles wat mensen nastrevenswaardig vinden: eer, roem, gemoedsrust en vreugde. Waar deze dingen voorhanden zijn, is het leven gelukkig”. Marcus Tullius Cicero boog zich in zijn filosofische dialoog “Laelius”, over de vraag wat vriendschap ten diepste is. Nadat hij zich terugtrok uit de actieve politiek schreef hij deze charmante dialoog over vriendschap.
In de Oudheid was vriendschap al een populair onderwerp om over na te denken. Dat is dan ook door vooraanstaande filosofen als Plato, Aristoteles, Epicurus en Cicero gedaan. “Laelius de amicitia” (“Laelius over de vriendschap)” werd geschreven in het jaar 44 v.Chr. In het werk, opgedragen aan zijn vriend Titus Pomponius Atticus (foto), onderzocht Cicero het wezen, de waarde en de normen van vriendschap. Hij voerde daartoe Gaius Laelius op, die spreekt over zijn in 129 v. Chr. gestorven vriend, Scipio Aemilianus. De gesprekspartners van Laelius zijn diens schoonzonen, de politici Quintus Scaevola en Gaius Fannius. Cicero beweert een gesprek weer te geven dat hij had vernomen van Scaevola. Laelius was daarenboven ook een gesprekspartner in o.a. “De re publica” en “De senectute” (“Over de ouderdom”) van Cicero.
In nood leert men zijn vrienden kennen, luidt het spreekwoord. De Romein Marcus Tullius Cicero kon daarover meepraten. In de nadagen van de Romeinse republiek in de eerste eeuw voor Christus raakte hij nl. in de problemen doordat hij met zowel Caesar als Pompeius bevriend was. Beiden, ooit goede vrienden, kwamen op voet van (burger)oorlog met elkaar te staan, en Cicero moest kiezen. Na lang aarzelen koos hij verkeerd: Pompeius trok aan het kortste eind en Caesar liet Cicero vervolgens een toontje lager zingen.
De Nederlands classicus en vertaler, Vincent Hunink (1962), werd in 2003 universitair docent klassiek en vroegchristelijk Grieks en Latijn aan de Radboud Universiteit. Eerder was hij onder meer docent Latijn aan de Universiteit van Leiden. Na een studie klassieke talen promoveerde Hunink in 1992 op een commentaar op het derde boek van de Pharsalia van de Romeinse dichter Lucanus. Zijn onderzoek richt zich op onder andere de Latijnse auteurs Lucanus, Apuleius, Tertullianus en Augustinus. Tevens is hij redactielid van onder meer Hermeneus (het tijdschrift van het Nederlands Klassiek Verbond). Hunink is vooral bekend van een inmiddels onafzienbare reeks vertalingen uit het Latijn, waarvoor hij in 2006 werd onderscheiden met de Oikos publieksprijs en in 2011 met een vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds.
Rogier van der Wal is classicus, filosoof, oudheidkundige en bestuurskundige en werkte o.a. bij de VU, de Universiteit Leiden, de VSNU en de VNG. Op dit moment is hij verbonden aan Platform31, een onafhankelijke kennis- en netwerkorganisatie in Den Haag. Daarnaast is hij actief als literair vertaler en geeft hij workshops en lezingen.
Marcus Tullius Cicero Romeinse redenaars 190 bladz. uitg. Noordboek ISBN 9789464710496
Marcus Tullius Cicero Vriendschap 96 bladz uitg. Noordboek ISBN9789056159320