Schuberts 8 Impromptus uit 1827, zijn karakterstukken die tot zijn bekendste en populairste pianowerken behoren. Vol rijke lyriek, zijn ze weliswaar veel meer dan kleine toevalligheden “à l’improviste”, zoals de titel laat vermoeden. De Impromptus, gecomponeerd tijdens een vakantie in Graz, werden gepubliceerd in twee sets van elk vier Impromptus, D. 899 en D. 935. Ontdek ze op deze cd, gespeeld op een pianoforte, in 2007, gebouwd door Paul McNulty, naar een Conrad Graf uit ca. 1819.
We kunnen de uitvinding van de impromptu toeschrijven aan twee Tsjechische componisten, Václav Jan Tomášek (1774-1850) (foto) en zijn leerling, Hugo Voříšek (1791-1825) (foto), hoforganist en dirigent van de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen. Johann Baptist Cramer (1771-1858) publiceerde op zijn beurt als eerste, pianostukken met de titel “impromptu”, en Schubert componeerde zijn 8 impromptu’s in 1827, onder invloed en naar het voorbeeld van de Impromptu’s, op. 7, uit 1822, van Jan Václav Voříšek en de 12 Impromptus op. 22-23 van Heinrich Marschner (1795-1861). Schubert gaf trouwens als één van de eersten in die tijd, bekendheid aan kleine genres, zoals korte stukken voor piano, Impromptu’s, Moments musicaux en Klavierstücke. Het specifiek karakter van deze korte stukjes werd gevormd door hun lyriek, die terecht geassocieerd wordt met Schuberts talent voor het componeren van liederen. Tussen 1835 en 1842 componeerde ook Chopin 4 Impromptu’s. De titel verwees naar een ABA-vorm, bestaande uit een initieel thema met een geïmproviseerd karakter, een meer expressieve centrale passage, als contrast met de vorige, en een terugkeer naar het eerste thema.
De eerste twee stukken van Schuberts eerste reeks werden in 1827, tijdens het leven van de componist, door Haslinger in Wenen gepubliceerd als op. 90. De derde en vierde van de eerste set werden gepubliceerd in 1857. De tweede set werd in 1839 postuum gepubliceerd als op. 142, met een opdracht toegevoegd door de uitgever, aan Franz Liszt. De twee sets zijn nu gecatalogiseerd als respectievelijk D. 899 en D. 935. Ze worden terecht beschouwd als één van de belangrijkste voorbeelden van het fijn en populair Biedermeier genre in het Wenen van de vroege 19de eeuw.
Eén van de opmerkelijkste aspecten van Schuberts talent was ongetwijfeld zijn vermogen om als tijdgenoot van de grote Beethoven, voor wie hij trouwens de grootste bewondering had, zijn eigen persoonlijke taal te ontwikkelen. Het specifiek karakter van deze korte stukjes werd gevormd door hun lyriek, die overal terug te vinden is en die terecht geassocieerd wordt met zijn talent voor het componeren van liederen. Hij componeerde bv. Drei Klavierstücke D. 946, in mei 1828, amper zes maanden voor zijn overlijden. Ze waren oorspronkelijk bedoeld als een derde set van vier Impromptus, maar er werden er slechts drie gecomponeerd.
De Klavierstücke werden voor het eerst gepubliceerd in 1868, onder redactie van Brahms. In vergelijking met de sets D. 899 en D. 935, worden deze werken jammer genoeg vaak verwaarloosd en worden ze dan ook niet vaak gespeeld of opgenomen. Er is daarnaast weliswaar twijfel of deze stukken daadwerkelijk een cyclus vormen of dat ze zijn samengevoegd door Brahms. Sommige musicologen noemen de stukken geen Impromptus, terwijl de eigenlijke Impromptus D. 899 en D. 935, de neiging hebben dichter bij de sonatevorm te staan. In zijn Six Moments musicaux op. 94 (D. 780) vinden we dan weer een grote formele diversiteit aan Schubert-achtige eigenschappen, zijn uniek melodisch talent, zijn buitengewone en originele harmonie met onverwachte akkoorden en modulaties, zijn vermogen om zijn eigen intieme toonkleur te creëren, en zijn voorkeur voor sfeer en schemering.
De Nederlandse pianist, Ronald Brautigam (°1954), studeerde eerst aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam bij Jan Wijn en vervolgde zijn studie in Londen bij John Bingham en in de VS bij Rudolf Serkin. In 1984 kreeg Brautigam de hoogste onderscheiding in de Nederlandse klassieke muziek, de Nederlandse Muziekprijs. Hij treedt regelmatig in binnen- en buitenland op, met vooraanstaande orkesten, en heeft samengewerkt met de dirigenten Frans Brüggen, Riccardo Chailly, Charles Dutoit, Ed Spanjaard, Bernard Haitink, Philippe Herreweghe, Ton Koopman, Roger Norrington, Simon Rattle, Edo de Waart en Andrew Parrott. Met de klarinettist Arjan Ariëns Kappers en coloratuursopraan Dieuwke Aalbers vormde hij jarenlang het Arcturus Trio dat een divers repertoire uitvoerde. Naast de ‘moderne’ piano is hij gespecialiseerd in het klassiek repertoire. Met musici als Ton Koopman, wijlen Frans Bruggen en Melvyn Tan werkt hij samen aan het klassiek pianowerk op pianoforte. Brautigam heeft alle pianosonates van Mozart op pianoforte uitgevoerd die nu ook op cd uitgegeven zijn, alsmede alle pianosonates van Beethoven.
Brautigam ontving veel lof voor zijn reconstructie van Beethovens allereerste pianoconcert Wo04, dat Beethoven in 1784 componeerde op dertienjarige leeftijd. De reconstructie is uitgegeven door Alba Music Press. In 2010 won Brautigam de prestigieuze Midem Classical Award voor zijn opname van dit weinig bekend en vroeg werk van Beethoven. Ronald Brautigam is ook begeleider. Zo is hij een vaste muziekpartner van de violiste Isabelle van Keulen. Tussen 2003 en 2015 nam Ronald Brautigam alle muziek voor solo-piano van Beethoven op, een enorme onderneming die resulteerde in een totaal van 15 veelgeprezen albums. In 2005 startte hij eerst met opnames van alle Beethoven-sonates en in 2008 volgden Beethovens pianoconcerti in samenwerking met Andrew Parrott. Brautigam koos ervoor om de werken op pianoforte uit te voeren. In 2010, na negen albums met sonates, nam hij vervolgens Beethovens variaties, bagatelles en andere kleinere pianostukken op, een duizelingwekkend scala aan werken, variërend van een Bagatelle van 11 seconden tot de monumentale Diabelli-variaties, en van een charmant Rondo in C, gecomponeerd door de 13-jarige Beethoven, tot een Andante-maestoso uit 1826. De sonate-opnames van Brautigam werden in 2014 in een box uitgebracht.
Franz Schubert Impromptus Ronald Brautigam fortepiano SACD BIS 2614