La Nuova Musica en hun artistiek directeur David Bates presenteren Henry Purcells meest bewonderde werk Dido and Aeneas, een miniatuuropera en de enige geheel gezongen opera, die Purcell ooit heeft gecomponeerd.
In de tweede helft van de 17de eeuw ontstond in Engeland de semi-opera, die mede voortvloeide uit het genre van de masque. Na “Dido and Aeneas” componeerde Purcell (foto) nog vijf dergelijke semi-opera’s, waarin de invloed van de Engelse masque nog duidelijk aanwezig was. “Dido and Aeneas” vertelt over de liefde van Dido, de koningin van Carthago, voor de Trojaanse held, Aeneas, en haar wanhoop wanneer hij haar in de steek laat. Tot het eind van de jaren 1680, componeerde Henry Purcell (ca. 1659-1695) vrijwel uitsluitend voor de Chapel Royal en het koninklijk hof.
Maar toen de monarchie in 1690 besloot om haar uitgaven aan muziek te verminderen, trad hij toe tot de United Company, een Londens theatergezelschap, en wijdde zich aan het componeren van hun producties. Purcells samenwerking met de dichter John Dryden (1631-1700) (foto) leidde tot buitengewoon indrukwekkende theaterproducties. Deze nieuwe producties, Restoration Spectaculars en semi-operas, waren o.a. “King Arthur” (1691), “The Fairy Queen” (1692) en “The Indian Queen” (1695), maar ook toneelmuziek, zoals “The Virtuous Wife” (1695).
De machtsovername in 1688-1689 door de Nederlandse stadhouder Willem III van Oranje-Nassau en zijn gemalin Maria Stuart II als koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland, ging de geschiedenis in als de “Glorious Revolution”. De muziek hernam geleidelijk haar plaats in de rituelen en genoegens van het koninkrijk en het was Henry Purcell die Engeland opnieuw een stem gaf, waardig aan zijn glorieuze wedergeboorte en grandioze ambities. Naast toneelmuziek (incidental music), bv. “Abdelazer or The Moor’s Revenge” (1695), componeerde Purcell tussen 1690 en 1695, vier semi-opera’s, “The Prophetess, or the History of Dioclesian”, “King Arthur, or the British Worthy”, “The Fairy-Queen” en “The Indian Queen”.
Dido and Aeneas is een kameropera. De eerste bekende opvoering was in 1688. Vóór “Dido en Aeneas” had Purcell muziek gecomponeerd voor verschillende toneelwerken, waaronder negen stukken voor Nathaniel Lee’s “Theodosius, of The Force of Love” (1680) en acht songs voor Thomas d’Urfey’s “A Fool’s Preferment” (1688). Hij componeerde ook songs voor twee toneelstukken van Nahum Tate (later de librettist van Dido en Aeneas), “The Sicilian Usurper” (1680) en “Cuckold’s Have”n (1685).
De Engelse advocaat, biograaf en amateur musicus, Roger North (1653-1734) (foto), bedacht de term semi-opera om een mengvorm tussen opera en gezongen toneelmuziek met gesproken dialogen aan te duiden. De masque was daarentegen eerder een dansspektakel en Purcells beroemde “Dido and Aeneas” was een doorgecomponeerde kameropera. De eerste semi-opera, “Macbeth” op een libretto van William Davenant naar Shakespeare’s “Macbeth”, werd in 1673 gecomponeerd door Matthew Locke. Purcells meesterwerk, “King Arthur”, een semiopera uit 1691, op een libretto van de beroemde toneelschrijver John Dryden, was één van de opvallendste en populairste werken van de Engelse operaliteratuur uit deze periode. Bekende fragmenten zijn de “Frost Scene” en “Fairest Isle”.
Purcell componeerde “Dido and Aeneas” vermoedelijk in samenwerking met de balletleraar, Josias Priest (ca. 1645-1735) (foto), wiens vrouw in Chelsea een “Boarding School for Young Gentlewomen” had gesticht. Dat zou verklaren waarom de opera nauwelijks mannenrollen bevatte en veel dansen. Behalve Aeneas werden alle rollen door de leerlingen gezongen. Er wordt trouwens algemeen aangenomen dat Priest dansen heeft gechoreografeerd voor nog andere semi-opera’s van Purcell, waaronder “Dioclesian”, “The Fairy-Queen”, “The Indian Queen” en “King Arthur”. Het libretto was van de Iers-Engelse dichter en toneelschrijver, Nahum Tate (1652-1715) (foto), die in 1692, Poet Laureate zou worden en met wie Purcell vaker samenwerkte. In 1678 was zijn tragedie “Brutus of Alba, or The Enchanted Lovers” over het leven van Dido en Aeneas verschenen, dat hij bewerkte tot het libretto voor de opera “Dido and Aeneas”.“
Dido and Aeneas” wordt vaak als Purcells meesterwerk beschouwd en de sterfscène van Dido met de aria “When I am Laid in Earth” (Dido’s Lament), is een klassieke aria uit het barokrepertoire geworden. Voor de sombere melodie, afgestemd op de tekst, zoals gebruikelijk in barokopera’s, maakte Purcell gebruik van een Lamento bas (een chromatisch dalende geharmoniseerde baslijn), die de dood symboliseerde.
Oorspronkelijk gebaseerd op Nahum Tate’s toneelstuk, was de opera, althans tot op zekere hoogte, allegorisch. De proloog verwijst naar de vreugde van een huwelijk tussen twee vorsten, wat zou kunnen verwijzen naar het huwelijk tussen William en Mary. In een gedicht van omstreeks 1686, zinspeelde Tate op James II als Aeneas, die wordt misleid door de kwaadaardige machinaties van de tovenares en haar heksen (die het rooms-katholicisme vertegenwoordigen, een veel voorkomende metafoor in die tijd) om Dido, die het Britse volk symboliseert, in de steek te laten. Dezelfde symboliek kan van toepassing zijn op de opera. Dit verklaart de toevoeging van de karakters van de tovenares en de heksen, die niet voorkomen in de originele Aeneis.
Het verhaal was nl. gebaseerd op Boek IV uit het heldendicht, “Aeneis”, een epos over de legende van Aeneas en over het ontstaan van Rome, van de Romeinse dichter, Vergilius. In het eerste bedrijf van de opera arriveert Aeneas, die Troje is ontvlucht, in Carthago, waar koningin Dido hem in haar paleis ontvangt. Zij vat amoureuze gevoelens op voor de held, en wordt daarbij aangemoedigd door haar zus en dienares Belinda.
In het tweede bedrijf zweert een tovenares met een gevolg van heksen die de koningin haten omdat het haar goed gaat, echter om haar geluk te verstoren. Ze wekken een grote storm op, zodat Aeneas – die, na de nacht met Dido te hebben doorgebracht, nu in het veld op jacht is en zojuist een monster heeft gedood – van de troep wordt afgezonderd, terwijl Dido en haar gevolg terug naar de stad vluchten. Een vertrouwde elf van de hoofd-tovenares, vermomd als de god Mercurius, spoort Aeneas aan naar Italië te vertrekken. Aeneas is immers op weg om een nieuwe stad te stichten: Rome! Met immense tegenzin en wroeging aanvaardt Aeneas deze opdracht. De tovenaressen zingen een overwinningskoor, gevolgd door een dans.
In het derde bedrijf brengen Aeneas’ matrozen alles in gereedheid om te vertrekken, tot grote vreugde van de boosaardige tovenares en de heksen. Wanneer Aeneas in tranen afscheid wil nemen van Dido, beschuldigt zij hem van schijnheiligheid. Hij besluit, tegen het vermeend goddelijk bevel in, alsnog in Carthago te blijven, maar volgt uiteindelijk de roep van het noodlot (Fatum) en verlaat Carthago, waarna Dido, uit liefdesverdriet, zelfmoord pleegt.
Deze semi-opera, die voortdurend verschillende stemmingen, kleuren en orkestraties naast elkaar plaatst, geniet de populariteit vanwege zijn “tunefulness, suggestieve kracht en […] zijn beknoptheid”. De leidende ster die David Bates voor deze opname wil volgen, is ervoor te zorgen dat Purcells Italiaanse, Franse en Engelse muzikale invloeden allemaal worden benadrukt – door een typisch Italiaanse harp toe te voegen aan de continuo of door de snaren te verdubbelen met blazers in de Franse traditie. Dido and Aeneas bevat een van de meest ontroerende opera-klaagzangen: “When I am lay in earth”.
Een cast van eersteklas zangers met sterke muzikale persoonlijkheden biedt een eclectische interpretatie, samen met een koor dat een diepgewortelde en intrinsiek dramatische klankwereld creëert. Dido and Aeneas is de vierde release van David Bates en La Nuova Musica, na het veelgeprezen Orfeo en Euridice van Gluck (2019) en Händels Unsung Heroes (2021), evenals Beauteous Softness (2023), waar ze de krachten bundelden met Tim Mead. De contratenor Tim Mead (foto) bracht eerder Pentatones Handels Messiah (2020) uit met Akademie fur Alte Musik Berlin. Nicky Spence, Fleur Barron, Matthew Brook, Giulia Semenzato maken hier allemaal hun Pentatone-debuut.
La Nuova Musica is een van de meest veelzijdige optredende groepen in zijn soort. Ze streven ernaar nieuwe aspecten van bekend repertoire te onthullen, minder bekende werken uit de barok en klassieke periode bloot te leggen en nieuwe opdrachten te presenteren door middel van dynamische uitvoeringen en opnames.
De Engelse dirigent David Peter Bates is afgestudeerd aan de Royal Academy of Music in Londen en aan de Schola Cantorum Basiliensis en begon aanvankelijk aan een professionele zangcarrière. Geïnspireerd door zijn werk met gerenommeerde dirigenten als Sir John Eliot Gardiner , Marc Minkowski , Andrea Marcon en Nicholas McGegan , en gedreven door de wens om zijn eigen muzikale visie te verwoorden, richtte David Bates La Nuova Musica op . Het succes van La Nuova Musica heeft hem gemarkeerd als een van Europa’s meest opwindende regisseurs van barokmuziek en als boegbeeld voor een nieuwe uitvoerende generatie.
Rolverdeling:
Fleur Barron (Dido), mezzosopraan
Matthew Brook (Aeneas), bas bariton
Giulia Semenzato (Belinda), sopraan
Avery Amereau (Sorceress), alto
Tim Mead (Spirit), contratenor
Nicky Spence (Sailor), tenor
Hilary Cronin (Second Lady), sopraan
Helen Charlston, (First Witch), mezzosopraan
Martha McLorina (Second Witch), mezzosopraan
Purcell Dido & Aeneas Fleur Barron Matthew Brook Giulia Semenzato Tim Mead Nicky Spence La Nuova Musica David Bates cd Pentatone PTC5187032