De muziek en ook de componist zijn niet bekend bij de niet-specialist, maar Ludwig Daser (1525-1589) is een echte ontdekking! Daser was nl. een van de persoonlijkheden die het muzikaal landschap in Zuid-Duitsland mede vormgaven. Hij was een tijdgenoot en een tijd lang collega van Lassus. De cd van Cinquecento, die naast de Missa Pater noster ook een selectie van zijn Latijnse motetten en Duitse koraalbewerkingen bevat, laat een verscheidenheid aan stijlen en genres horen en vormt zo een perfecte introductie tot deze weinig bekende 16de -eeuwse meester. Verschijnt op 6 oktober.
Van de drie componisten en kapelmeesters aan de hofkapel van München (foto) in de 16de eeuw, Ludwig Senfl (1489/91-1543), Ludwig Daser (1526-1589) en Lassus (1530/32-1594), bleef Daser tot op de dag van vandaag het minst bekend. Dit komt misschien als een verrassing, want het was nl. uitgerekend hij, die tussen Senfl en Lassus een beslissende bijdrage leverde aan de ontwikkeling van het Münchens hofkapelkoor tot een professioneel ensemble ten tijde van hertog Albrecht V van Beieren (foto).
Dat Daser en zijn werk na zijn overlijden snel in de vergetelheid raakten, kan hem bij wijze van spreken, niet worden verweten. Zijn aanzienlijk nalatenschap werd eenvoudigweg overschaduwd door de postume roem van andere componisten, die een grotere impact hebben op onze hedendaagse perceptie van het muzikaal landschap van het 16de -eeuwse Zuid-Duitsland. Senfl, Lassus (foto) en Leonhard Lechner (1553-1606) behoorden tot de bekendste.
De composities van Daser moesten zeker niet onder doen voor die van zijn bekendere tijdgenoten. Zijn overgebleven oeuvre omvat tweeëntwintig missen, zesentwintig motetten, drieëndertig protestantse koraaltoonzettingen, twee Magnificats, een unieke passie rond de 4 evangeliën samen, en verschillende kleinere orgelwerken. Het begin van dit indrukwekkend levenswerk was nochtans vrij bescheiden. Daser kwam nl. uit een familie van Münchense vissers, die als hofleveranciers nauw verbonden waren met de Beierse hertogelijke familie. Zijn muzikale opleiding kreeg hij aan de hofkapel van München, eerst als koorzanger en later als compositie leerling van Ludwig Senfl (foto/medaillon).
Nadat zijn stem muteerde, ging hij in 1542, theologie te studeren aan de Universiteit van Ingolstadt. In 1550 werd hij als tenor en componist teruggeroepen naar de hofkapel in München, en in 1552 werd hij daar kapelmeester, een functie die hij tien jaar bekleedde. Deze periode werd voor hem overschaduwd door veel moeilijkheden, deels als gevolg van disciplinaire problemen onder de musici van de hofkapel in München, maar ook vanwege zijn toenemende neiging tot protestantisme. Het is dan ook niet verwonderlijk dat toen Lassus in 1556, aangesteld werd als kapelzanger en componist voor het wereldlijk repertoire van het hof in München, Dasers lot werd bezegeld. In 1562, volgde zijn eervol ontslag, officieel vanwege gezondheidsproblemen.
Niettemin bleef Daser ook na zijn ontslag, verbonden aan “zijn” voormalige hofkapel. Gedurende deze tijd kreeg hij de opdracht om zijn laatste drie missen te componeren, grootschalige werken van een hoog artistiek niveau, zoals blijkt uit de vijf- tot zesstemmige Missa Pater noster, en een feestelijk motet voor twaalf stemmen, dat werd uitgevoerd op de legendarische bruiloft van de Beierse kroonprins, later hertog Wilhelm V (foto), in de Frauenkirche in München in 1568. Het feit dat het hof van München opnieuw een belangrijke rol speelde in de laatste fase van Dasers carrière, doet vermoeden dat hij een goede relatie bleef onderhouden met zijn voormalige werkgevers, zelfs na zijn ontslag.
Op aanbeveling van kroonprins Wilhelm, verhuisde Daser begin 1572, naar het hof van Stuttgart van hertog Ludwig III van Württemberg om er kapelmeester te worden. Hoewel de hofkapel van Württemberg aan het begin van zijn ambtsperiode veel kleiner was dan die van de Beierse hertogen, kon men nauwelijks zeggen dat deze inferieur was.
Zo was de hofkapel in Stuttgart al vóór de komst van Daser, overgestapt op de toen moderne, Italiaanse meerkorige stijl. In München had Daser werken gecomponeerd voor de katholieke misliturgie, zoals motetten voor het proprium en het ordinarium van de Mis in de polyfone stijl van Josquin en de generatie Frans-Vlaamse componisten die hem volgden. In Stuttgart daarentegen vereiste de totaal andere liturgie van de protestantse gemeentediensten, vooral grootschalige motetten en Duitse koraaltoonzettingen. In overeenstemming met de prioriteit die in de protestantse liturgie werd gegeven aan de verkondiging van de Bijbeltekst boven de viering van de sacramenten, werden de werken van Daser gekenmerkt door een duidelijke begrijpelijkheid van de tekst, gevat in een bijzonder mooie componeerstijl.
Door zijn dienstverband bij twee overwegend liturgisch georiënteerde hofkapellen was Dasers gehele oeuvre gewijd aan kerkmuziek. Het componeren van liturgische muziek was echter waarschijnlijk ook een persoonlijke zorg van Daser. Zo draagt de belangrijkste bron van zijn protestantse koraaltoonzettingen, de Latijnse uitspraak: ‘Ubi verbum Dei, ibi adversarii eius’ (‘Waar het woord van God is, zijn ook zijn tegenstanders te vinden’). Daser nam deze uitspraak zowel als persoon en als musicus in acht, want hij gaf er altijd de voorkeur aan zijn religieuze overtuiging te volgen in plaats van zich aan te passen aan de omstandigheden. Ook zijn composities, met hun hoge kwaliteit en symbolische toespelingen op de theologie van hun teksten, getuigden van Dasers als een uitmuntend kerkmusicus.
Net als het hele leven en werk van Daser, dat zich bewoog tussen de twee tegengestelde polen van het lutherse hof in Stuttgart en het katholieke hof in München, vertegenwoordigden zijn religieuze werken voor 2 contrasterende belijdenissen, een typische illustratie van die tijd, die uiteenlopende muzikale vereisten diende in het Zuid-Duitsland van na de Reformatie, gedurende de tweede helft van de 16de eeuw. Had hij niet de positie van bemiddelaar tussen de kerkmuziektradities van de Reformatie en de Contrareformatie op zich genomen, dan zou de grote verscheidenheid aan genres en muziekstijlen in zijn werk ondenkbaar zijn, en zou ook, zonder zijn integriteit als theoloog, componist en kapelmeester, de hoge kwaliteit van zijn werken ondenkbaar zijn.
De hier gepresenteerde selectie van Dasers werken illustreert nauwkeurig zijn stilistische reikwijdte en de genres die in zijn oeuvre vertegenwoordigd waren. De selectie omvat een grootschalige gregoriaanse mis, zeven motetten op Latijnse psalm- en hymneteksten, en twee protestantse koraaltoonzettingen op Duitse teksten, composities die samen terug te vinden zijn in zowel de katholieke liturgie van de mis als in het protestants, kerkelijk ambt. De motetten van Daser vormden een oecumenisch raamwerk, omdat ze zowel in de protestantse als in de katholieke liturgieën konden worden gebruikt. In de katholieke misliturgie vóór het Tweede Vaticaans Concilie, werd vaak aangenomen dat motetten, delen van het eigenlijk (ordinarium) deel van de mis vertegenwoordigden. Ze werden weliswaar ook veelvuldig gebruikt in het getijdengebed, vooral bij het toonzetten van psalmteksten. Voor beide gelegenheden componeerde Daser motetten. Ook in de protestantse erediensten stonden zijn polyfone psalmtoonzettingen zeer hoog aangeschreven.
Dasers protestantse koraaltoonzettingen onthulden daarentegen een heel andere wereld. Ze werden gecomponeerd aan het begin van Dasers Stuttgart-periode voor de Duitstalige liturgie van het Württembergs hof en waren gebaseerd op Duitse koralen, waarvan de meeste afkomstig waren uit eigentijdse protestantse zangboeken zoals het “Geistliches Gesangbüchlein” van Johann Walter en Martin Luther. De artistiek meest veeleisende onder hen bereikten zelfs het niveau van motetten met Duitse teksten. De motetten en koraaltoonzettingen uit Dasers Stuttgart-periode belichtten een verschuiving van de polyfone stijl met maximaal zes stemmen naar akkoordtexturen van acht stemmen in de Italiaanse stijl, zoals doorgaans typerend was voor Zuid-Duitse vocale kerkmuziek in de tweede helft van de 16de eeuw. Daser liet een oeuvre na van een grote, muzikale persoonlijkheid, die erin slaagde een middenweg te vinden tussen de tegenstrijdige kerkmuziektradities van zijn tijd, wiens werken tot op de dag van vandaag nieuwe en verrassende eigenschappen onthullen.
“Cinquecento” bestaat uit vijf professionele zangers uit vijf Europese landen. De pan-Europese structuur van het ensemble (de leden komen uit Oostenrijk, België, Engeland, Duitsland en Zwitserland), grijpt terug op de keizerlijke kapelkoren uit de 16de eeuw, waarvan de leden werden gekozen uit Europa’s meest gewaardeerde muziekinstellingen. De groep werd in oktober 2004 in Wenen opgericht en vestigde zich al snel als één van Europa’s belangrijkste, vocale ensembles. Cinquecento streeft ernaar het minder bekend 16de-eeuws koorrepertoire van de hoven van het keizerlijk Oostenrijk, naar een breder publiek te brengen, evenals een gevarieerd aanbod van polyfonie uit de Renaissance, en om de caleidoscopische diversiteit van de toenmalige compositiestijlen in Europa te belichten. Door de recente belangstelling van moderne componisten heeft het ensemble ook een verscheidenheid aan hedendaagse werken aan zijn repertoire toegevoegd.
Ludwig Daser Missa Pater noster & other works Cinquecento Renaissance Vokal cd Hyperion CDA68414