Deze nieuwe release van Et’cetera Records presenteert live-opnames van Bachs Cantates BWV 56 & 82, en geselecteerde delen uit de Matthäus-Passion (BWV 244) door Christoph Pregardien. Niet te missen!
Johann Sebastian Bach componeerde ca. 220 cantaten. Aangaande kerkelijke of geestelijke cantaten componeerde hij er voor vijf jaargangen. Zo één cantatejaargang bevatte voor elke zondag en voor elke kerkelijke feestdag een cantate in functie van de Lutherse “Gottesdienst”. Muziek en tekst volgden daarbij de Lutherse Bijbellezing van die bepaalde zondag. Daarnaast componeerde Bach ook cantaten ter gelegenheid van de inwijding van een orgel, voor de wisseling van de raad of voor huwelijken en begrafenissen, maar ook wereldlijke cantaten voor zowel het hof, de adel als voor de burgerij. De cantate stond aanvankelijk in dienst van de ambtelijke evangelieverkondiging, de erfenis van Luther. Daarin vormde de gemeentezang een belangrijk element en gemeentezang en preek waren de pijlers van de eredienst. De Lutherse theologische erfenis maakte het mogelijk dat muziek onbeperkte ruimte kreeg. Maar ook het woord, naar de evangelische “Perikopenordnung” en daarvan afgeleide teksten zoals we die aantreffen in recitatieven en aria’s, waren belangrijk. Teksten bleken in sommige gevallen uitwisselbaar te zijn, zoals bleek uit de parodiepraktijk.
Toen Johann Sebastian Bach in Leipzig aankwam om de functie van cantor aan de Thomasschule op zich te nemen, kwamen zijn muzikale ambities tot uiting in de compositie van het Magnificat, de Johannes Passion en een reeks cantates waarin hij een grote verscheidenheid aan vormen en stijlen kon verkennen. In zijn solo cantates, liet hij koornummers achterwege terwijl hij de instrumentale partijen versterkte. De 12 solo cantaten (Cantata’s a Voce sola) van Johann Sebastian Bach bezitten, of ze nu religieus of wereldlijk zijn, ongelooflijk veel verscheidenheid. Sommige bevatten elementen van verhalen die vergelijkbaar zijn met aria’s en recitatieven uit zijn passies en vele hebben instrumentale bewegingen en solo passages die met zijn concerti kunnen rivaliseren. Bachs cantaten zijn daarenboven vaak zeer virtuoos en vergen van de solist(e) veel techniek en stijlkennis.
“Ich will den Kreuzstab gerne tragen” BWV 56, werd gecomponeerd in Leipzig voor de 19de zondag na Trinitatis. Het werd voor het eerst opgevoerd in oktober 1726 en is vandaag gegroepeerd als onderdeel van Bachs derde cyclus van cantates voor het liturgisch jaar. Het werk is als solo cantate voor een basstem een van de weinige werken die Bach omschreef als een cantate. De tekst, van Christoph Birkmann (foto), beschrijft het christelijk leven als een vrijwillige reis, het dragen van het kruis als een volgeling van Jezus. De woorden verwijzen indirect naar de voorgeschreven evangelie-lezing, die zegt dat Jezus per boot reisde. De dichter vergelijkt het leven met een zeereis en verlangt uiteindelijk naar de dood als ultieme bestemming.
Dit laatste verlangen naar de dood wordt versterkt door het slotkoraal. De strofe “Komm, o Tod, du Schlafes Bruder” van Johann Francks hymne uit 1653, “Du, o schönes Weltgebäude”, gebruikt ook de beelden van een zeereis. Bach componeerde de cantate in zijn vierde jaar als Thomaskantor in Leipzig. Het werd gestructureerd in vijf delen, afwisselend aria’s en recitatieven voor de bas solist en sluit af met een vierdelig koraal. Hij orkestreerde het werk voor een barok instrumentaal ensemble van drie houtblazers (twee hobo’s en taille), drie snaarinstrumenten (twee violen en een altviool) en continuo. Een obbligato-cello komt voor in het eerste recitatief en een obbligato-hobo in de tweede aria, wat resulteert in verschillende timbres in de vier delen voor hetzelfde stemgedeelte. De stem en de instrumenten hebben een speciale relatie in deze composities. De dichte polyfonie, vol gevoel, is gevuld met warmte en tederheid en het woordje ‘ik’ in de teksten van de cantates BWV 56 en 82, wordt de stem van de componist. De solocantates van Bach zijn kostbare edelstenen waarvan de subtiele schoonheid rechtstreeks naar het hart van de luisteraar gaat.
“Ich habe genug” (BWV 82, BC A169a) werd gecomponeerd in Leipzig voor Maria Lichtmis/Mariä Reinigung of “Darstellung des Herrn” (Festo Purificationis Mariae) op 2 februari 1727. De tekst van de cantate is afgeleid van de Lofzang van Simeon uit Lucas 2 vers 25-35. In dit verhaal wordt verteld dat de oude priester Simeon de belofte kreeg niet te zullen sterven vooraleer hij met eigen ogen de Messias had gezien. Nadat Maria Jezus aan hem toonde, sprak Simeon volgens de evangelist de woorden “Met eigen ogen heb ik de redding gezien, een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk”. De tekst spreekt over het vreugdevol uitzien naar de dood en het eeuwig leven en de muziek is daarom vanuit geloofsovertuiging, vrolijk. De laatste aria “Ich freue mich auf meinem Tod” heeft zelfs een dansant ritme.
Deze cantate behoorde tot de derde cantatejaargang (1725-1726, begin 1727). Bach hergebruikte toen vroegere teksten en teksten van diverse dichters als Georg Christian Lehms, Salomo Franck en Erdmann Neumeister. Deze jaargang bevatte veel solocantaten en dialoogcantaten met obligate orgelpartijen, in samenwerking met zijn oudste zoon, Wilhelm Friedemann, en opvallend uitgebreide instrumentale sinfonia’s, deels geïnspireerd op muziek van vroegere concerti. Delen van de cantate werden in het “Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach” gekopieerd. Hoewel Bach geen opera’s componeerde, waren zijn dialoog-cantaten, net als zijn passies, muziek met de hoogste emotionele kracht. In de vorm van een dialoog, vertegenwoordigde het zingend duo een persoonlijke dialoog tussen de christelijke ziel (sopraan) en Jezus Christus (bas). Maarten Luther zei dat “het geloof de ziel verenigt met Christus als een bruid met haar bruidegom en de ziel verbindt naar het middeleeuws idee van bruidsmystiek”. Hun sterkste zinnelijke expressie, ook muzikaal, vond dit idee in de cantate, “Ich geh’ und suche mit Verlangen”, BWV 49, uit 1726.
Christoph Prégardien begon zijn zangcarrière als koorknaap in de dom van zijn geboortestad Limburg an der Lahn. Later studeerde hij zang bij Martin Gründler en Karlheinz Jarius in Frankfurt am Main, bij Carla Castellani in Milaan en Alois Treml in Stuttgart. Aan de Musikhochschule van Frankfurt volgde hij de liedklas van Hartmut Höll. Christoph Prégardien leidde van 2000 tot 2005 de zangklas aan de Musikhochschule van Zürich.
Zijn precieze stembeheersing, heldere dictie, intelligente muzikaliteit en het vermogen om tot de kern te komen van alles wat hij zingt, hebben ervoor gezorgd dat Christoph Pregardien een plaats heeft veroverd tussen de belangrijkste zangers ter wereld. Hij wordt vooral vereerd als liedzanger en is regelmatig te horen op grote locaties over de hele wereld, waaronder het Weense Konzert-haus, het Concertgebouw Amsterdam, de Philharmonie Parijs, de Londense Wigmore Hall, de Pierre Boulez Saal Berlin, het Palau de La Musica Barcelona en het Auditorio Nacional Madrid.
Stephan Schultz werd in 1972 in Erfurt geboren en begon op zevenjarige leeftijd cello te spelen. Hij studeerde cello aan de Hochschule für Musik und Theater in Leipzig en barokcello bij Jaap ter Linden. Hij richtte in 1995 samen met een aantal andere muzikanten het Leipzig Barokorkest op om de zaak van historisch geïnformeerde interpretatie te bevorderen. Hij trad op onder gerenommeerde dirigenten als Reinhard Goebel, Roy Goodman, Peter Neumann en Peter Schreier, en speelde samen met Emma Kirkby, Nancy Argenta, Harry van der Kamp, Peter Kooij en Masaaki Suzuki.
Het Oude muziekensemble “Le Concert Lorrain” heeft uitzonderlijke vooruitgang geboekt sinds de oprichting in 2000. Gezegend met invloeden uit zowel de Franse als de Duitse cultuur, en profiterend van de dubbele artistieke leiding van Anne-Catherine Bucher en Stephan Schultz, heeft de groep zijn weg gevonden naar de meest prestigieuze muziekkringen, dankzij de kwaliteit van hun interpretaties van het grote repertoire, evenals de originaliteit van hun muzikale programma.
Tracklist:
- J.S. Bach: Am Abend aber desselbigen Sabbats, BWV 42: Sinfonia
- Ich will den Kreuzstab gerne tragen, BWV 56: Aria: Ich will den Kreuzstab gerne tragen
- Recitativo: Mein Wandel auf der Welt
- Aria: Endlich, endlich wird mein Joch
- Recitativo: Ich stehe fertig und bereit
- Choral: Komm, o Tod, du Schlafes Bruder
- Ich habe genung, BWV 82: Aria: Ich habe genung
- Recitativo: Ich habe genung! Mein Trost ist nur allein
- Aria: Schlummert ein, ihr matten Augen
- Recitativo: Mein Gott
- Aria: Ich freue mich auf meinen Tod
- Matthaus-Passion, BWV 244: Recitativo: Am Abend, da es kuhle war
- Aria: Mache Dich, mein Herze, rein
- Aria: Gebt mir meinen Jesum wieder
J.S. Bach Cantatas Bwv 56 & 82 Christoph Prégardien, Le Concert Lorrain Stephan Schultz cd Et’cetera KTC1704