Huub Oosterhuis werkte bijna een halve eeuw aan een eigentijdse versie van de 150 psalmen. Zijn ideaal was een vrije, poëtische herdichting, die ook zingbaar moest zijn. In 2012, werd “150 psalmen vrij” uitgeroepen tot beste religieus boek in Vlaanderen. Een inspiratiebron voor kerkelijke en niet-kerkelijke liefhebbers van poëzie, voorzien van interessante aantekeningen.
Het woord psalm is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse ‘mizmoor’ dat zo veel betekent als ‘spreekgezang met snaarbegeleiding’. De psalmen waren een vorm van Bijbelse poëzie, waarin de mens tot God spreekt. Alle vormen van lijden, pijn, angst, vreugde, liefde en geloofsbelijdenis komen in de teksten voorbij. Naast de responsoria en de antifonen speelden de psalmen een belangrijke rol in het Gregoriaans, de muziek van de Latijnse liturgie van de Katholieke Kerk, die volgens overlevering in de 6de eeuw werd vastgelegd door Paus Gregorius I (540-604) als de basis van de westerse kunstmuziek. Van Hildegard von Bingen tot Stravinsky, Steve Reich en Arvo Pärt, waren en bleven de psalmteksten een onuitputtelijke bron van inspiratie voor religieuze composities.
Zowel in de joodse exegese als in de christelijke traditie worden veel psalmen toegeschreven aan koning David, volgens de Hebreeuwse Bijbel, de tweede koning van het Verenigd Koninkrijk Israël en stamvader van het huis van David. In de psalmen getuigde hij van zijn vertrouwen op God. Zoals de Tora van Mozes kwam en de wijsheid van Salomo, zo kwamen de Psalmen van David. Maar, daarnaast hebben Salomo (bijvoorbeeld Psalm 72 en 127), de zonen van Korach, de zonen van Asaf en ook de priester Ezra (psalm 49 en 50) liederen (psalmen) geschreven die in het boek Psalmen zijn opgenomen. Het Bijbels boek der psalmen noemt trouwens in totaal zes namen, die men traditioneel als naam van de schrijvers beschouwt.
Reeds in de 16de eeuw ontstonden op initiatief van Johannes Calvijn, Franse berijmingen van de psalmen, de bekendste is gedicht door Clément Marot, op nieuw geschreven melodieën: de Geneefse psalmen. Daarop volgden al snel berijmingen in het Nederlands van onder anderen Petrus Datheen. Deze bleven tot 1773 in gebruik in de protestantse kerkdienst. In dat jaar verschenen de berijmingen van Johannes Eusebius Voet, Hendrik Ghijsen en het genootschap Laus Deo Salus Populo, mede opgericht door Bernardus de Bosch Jeronimusz (1742-1816).
In Nederland maakten verder o.a. Willem van Zuylen van Nijevelt, Lucas de Heere, Jan Utenhove, Petrus Datheen, Philips van Marnix en Vondel berijmingen. Later kwamen er nieuwe berijmingen, onder andere de staatsberijming van 1773, en het Liedboek voor de Kerken van 1973. Deze worden nog steeds gezongen op melodieën uit de 16e eeuw, de zogenaamde Geneefse psalmmelodieën.
Nadat op het Tweede Vaticaans Concilie middels het document Sacrosanctum Concilium: Constitutie over de heilige Liturgie (4 december 1963) was besloten toestemming te geven de Mis naast het Latijn ook in de volkstaal te vieren, groeide de behoefte aan nieuw repertoire. De Psalmen zijn voor Huub Oosterhuis altijd een belangrijke inspiratiebron geweest. In 1962 begon hij samen met de bekende, Nederlandse dichter, schrijver, journalist, vertaler, tekstschrijver en samensteller van bloemlezingen, Michel van der Plas, en de exegeten Han Renckens en Pius Drijvers, aan een nieuwe, Nederlandse vertaling. Dat leidde in 1967 tot de vele malen herdrukte uitgave van “Vijftig Psalmen, Proeve van een nieuwe vertaling”, de eerste postconciliaire vertalingen. Zo’n dertig jaar later begon hij aan een geheel nieuwe, vrije vertaling van alle 150 Psalmen die hij in 2011 voltooide. “150 Psalmen vrij” werd in 2012, in Vlaanderen uitgeroepen tot beste religieuze boek. Tien jaar later heeft hij nog een aantal herzieningen aangebracht, die in deze uitgave zijn verwerkt.
“De psalmen”, zo lezen we, “zijn liederen binnen het Bijbels Uittochtverhaal, over bevrijding uit slavernij en vernedering, angst en leegte. Over hoop op ‘een goed en wijd land’, een betere wereld. Dat Grote Verhaal dat nog altijd bestaat en werkt, en weerklank vindt. En soms, na bittere wanhoop en veel strijd, in vervulling gaat, hier of daar, in mensen, in kleine en grote projecten – je weet niet wat je meemaakt, en je zingt met psalm 23.” Warm aanbevolen.
De in Amsterdam geboren, Nederlandse theoloog en dichter, uit de kloosterorde verwijderde jezuïet en uitgetreden priester, Huub Oosterhuis (1933-2023), schreef dichtbundels, essays, liederen en leerdichten. Hij debuteerde in 1961 met de bundel “Uittocht” en kreeg landelijke bekendheid als hij in 2002, bij de uitvaartdienst van Prins Claus, een persoonlijke overweging hield. Oosterhuis was nl. een vertrouweling en vriend van de Nederlandse koninklijke familie. Hij was oprichter van De Populier – voorganger van De Balie – en De Rode Hoed en initiatiefnemer van De Nieuwe Liefde, een huis voor debat, bezinning en poëzie dat in februari 2011 haar deuren opende aan de Da Costakade in Amsterdam.
Hij was redacteur van het Nieuwe Liefde Magazine (voorheen Roodkoper), ontving in 2002 een eredoctoraat van de Vrije Universiteit voor zijn liturgische teksten, en initieerde in 1993, de VSB Poëzieprijs. Samen met Alex van Heusden heeft Oosterhuis een vertaling van de Pentateuch gemaakt in vijf delen in apart verschenen boeken. Ze dragen de namen van de Hebreeuwse beginwoorden: In den beginne (Genesis), En dit zijn de namen (Exodus), Hij riep (Leviticus), In de woestijn (Numeri) en Dit zijn de woorden (Deuteronomium).
Deze Nederlandse vertaling probeert zo dicht mogelijk bij de Hebreeuwse grondtekst met zijn eigen idioom en kenmerkende stijlfiguren te blijven. Ook aan deze vertaling zijn verklarende aantekeningen toegevoegd, die behalve op de moderne Bijbelwetenschappen, ook geïnspireerd zijn op de oude rabbijnse en andere joodse bronnen.
Huub Oosterhuis 150 psalmen vrij 271 bladz. uitg. Ten Have ISBN 9789025912314