James Ensor heeft Oostende nooit ingeruild voor Brussel of Parijs. Waarom niet? Dat vertelt dit boek, waarin Kurt Van Eeghem u meeneemt naar de Koningin der Badsteden ten tijde van de zwierige belle époque.
De belle époque, de periode tussen het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw (1890-1914) werd zowel in België als in de rest van Europa gekenmerkt door levenslust en een optimistisch vertrouwen in de gestage vooruitgang met betrekking tot de techniek en de welvaart. Oostende bekleedde in dat opzicht een bijzondere positie, aangezien de stad kon bogen op de aandacht en interesse van koning Leopold II, de bouwheer-koning, die van Brussel de zetel van zijn Belgisch en overzees rijk zocht te maken en van Oostende zijn mondaine zomerverblijf. De ironie van de geschiedenis mag blijken uit het feit dat zijn megalomanie van ‘Zwart Afrika’ één groot slavenkamp maakte, maar dat onder zijn patronaat Brussel en Oostende meer dan hun voordeel deden. 1905 vormde niet alleen het middelpunt van de belle époque, maar het jonge Belgische koninkrijk vierde tevens zijn 75-jarig bestaan, wat ook in Oostende uitbundig werd gevierd. Oostende zou datzelfde jaar uitgroeien tot de koningin der badsteden.
Er werd met man en macht gewerkt aan belangrijke haveninstallaties, nieuwe gebouwen stonden in de steigers en de stad kende een forse toename van luxehotels en stadsvilla’s. Naar analogie van andere Europese steden ging men ook van start met de bouw van de Koninklijke Gaanderijen. Het Kursaal onderging zijn eerste restauratie en de indrukwekkende nieuwbouwen van het postkantoor, de schouwburg en de Sint-Petrus-en-Pauluskerk van architect Louis de la Censerie naderden hun voltooiing. In januari van datzelfde jaar werd een Europees unicum in gebruik genomen: de eerste autoweg bedekt met macadam. Oostende werd een mondaine pleisterplek voor de Europese aristocratie, onder wie de Duitse keizer Wilhelm II en de sjah van Perzië!
Elke zomer veranderde de ingeslapen kuststad in een bruisende smeltkroes. De promenade met zijn weelderige hotels en villa’s was ‘the place to be’ voor de elite om te zien en gezien te worden. Luxueuze treinen en pakketboten brachten toeristen uit alle uithoeken van de wereld naar de Belgische kust.
In dit boek wordt eindelijk de meest succesvolle periode van Oostende beschreven. Naast de Kursaal, een wonderlijk eclectisch paleis, beschikte de badstad over een Groot Symfonieorkest met aan het begin van de twintigste eeuw, wel 155 topmuzikanten. Wereldsterren zoals Caruso, Saint-Saëns, Strauss en Casals traden op in de immense Rotonde. De legendarische, Belgische violist, Eugène Ysaÿe (1858-1931) (foto), begon als jongen viool te spelen in het salonorkest van zijn vader Nicolas in de “Pavillon de Flore”, toen bekend als de “Bonbonnière de la rue Surlet” in Luik. In dat orkest speelden ook de Belgische violisten César Thomson, de latere leraar aan de Julliard School in New York, en Ovide Musin die concertmeester werd van het Kursaalorkest van Oostende o.l.v. Jean-Baptiste Singelée. Musin emigreerde later naar New York.
Voor opera, toneel en ballet kon je in “Ostende” terecht in de Koninklijke Schouwburg. Geleerden en schrijvers hielden er lezingen, schilders en beeldhouwers toonden de nieuwste evoluties. De revuetheaters draaiden op volle toeren, er waren sportmanifestaties, bloemencorso’s, vuurwerken en stoeten. Auguste Escoffier creëerde de ‘Sole Ostendaise’ in de keuken van het ‘Royal Palace’, het meest luxueuze hotel van de Atlantische kust…
Kurt Van Eeghem vertelt op een boeiende en onderhoudende manier over het kuuroord voor de rijken met de weelderigste dijk van Europa, bezocht door schoon volk (sic), het Kursaal van Georges Marquet en het Kursaalorkest o.l.v. Léon Rinskopf, de speelplaats van de allergrootste artiesten, en het topjaar 1906. Dit maakt “Oostende in de belle époque” een boek vol verrassingen. In de verantwoording lezen we o.a. een belangrijke verwijzing naar de indrukwekkende licentiaatsscriptie, “Het muziekleven in het kursaal te Oostende tussen 1852 en 1914”, waarmee (de Oostendse) Ann Casier, in 1984, haar studie musicologie afrondde, maar die helaas nooit werd gepubliceerd. “Zonder Ann Casier en haar scriptie was dit boek er nooit gekomen”, schrijft de auteur. Het boek, “Oostende in de belle époque”, dat leest als een boeiende roman, bevat dan ook veel, maar dan ook heel veel, onderbouwde, gedetailleerde informatie over “De Stad aan Zee” van weleer. Zeker lezen!
Kurt Van Eeghem (1952) studeerde aan Studio Herman Teirlinck in Antwerpen en aan de Theaterschool in Amsterdam. Hij acteerde en bracht cabaret in Vlaanderen en Nederland, waarna hij de wereld van radio en televisie ontdekte. In 1980 won hij met het tv-programma Hitring alle pop-polls en prijzen. Voor Radio 1 en Klara interviewde hij duizenden kunstenaars uit heel de wereld. Kurt Van Eeghem is een graag geziene gastheer bij concerten en debatten en een veelgevraagd spreker. Hij schrijft columns voor kranten en tijdschriften. “Oostende in de belle époque” is zijn achtste boek.
Kurt Van Eeghem, “Oostende in de belle époque – Het zwierige tijdperk van Ensor” 272 bladz. geïllustreerd uitg. Pelckmans ISBN 9789463376044
https://www.stretto.be/2020/01/20/vernieling-en-wederopbouw-oostende-1944-1958/