Al meer dan 30 jaar inspireert Trio Parnassus het publiek met hun pakkende virtuositeit en gevoelige muzikaliteit. Deze SACD, met het Pianotrio in Es, op. 81b (door Simrock gearrangeerd uit Sextet, op. 81b) en Pianotrio, Op. 38 (uit Septet, op. 20), voltooit de cyclus van het opnemen van alle Trio’s van Beethoven voor MDG.
Simrock, die ook in bladmuziek handelde, was een musicus, die al heel lang bevriend was met de familie Beethoven. Beethovens grootvader, Johann, dirigeerde zelfs het orkest in Bonn waar Simrock hoorn speelde en de jonge Ludwig (foto) altviool. Oorspronkelijk was het een sextet voor twee hoorns, twee violen, altviool en bas, maar Simrock bewerkte het voor pianotrio in een versie met altviool in plaats van viool, waarschijnlijk omdat de gedempte klank van de altviool beter samenging met de cello. Dit is duidelijk te horen aan het begin van het stuk. Hier speelt de bekroonde altvioliste Madeleine Przybyl op een altviool van Tommaso Balestrieri uit 1765.
In 1799 componeerde Beethoven een werk voor strijkers en blazers, klarinet, hoorn, fagot, viool, altviool, cello en contrabas. Dit Septet op. 20 “Der Kaiserin Maria Theresia gewidmet”, zou één van zijn populairste composities worden, met een groot aantal arrangementen tot gevolg. Eén van deze arrangementen staat als Pianotrio, op. 38, op deze cd. Beethoven gebruikte overigens het thema van de 3de beweging, Tempo di minuetto, in 1805, ook in zijn Pianosonate nr. 20 op. 49 nr. 2. Het thema van de 4de beweging, Tema con variazioni, Andante, ging terug op een populair volkslied uit de Neder-Rijn. Het lied, getiteld “Die Losgekaufte”, werd gepubliceerd in de “Volksliedersammlung” in 1838/1840, een publicatie van de jurist, componist en volksliedverzamelaar (“Volksliedforscher”), Andreas Kretzschmer (1775-1839) uit Stettin, nu Szczecin in Polen. Het Lied is dus mogelijks pas later geschreven, gebaseerd op het thema van Beethoven.
De eerste verifieerbare uitvoering vond plaats in december 1799 tijdens een concert van de violist en vriend van Beethoven, Ignaz Schuppanzigh (foto) in de hal van de hoftraiteur, Ignaz Jahn (1744-1810) aan de Himmelpfortgasse in Wenen. Dit concert wordt door de vriendin van Beethoven, gravin Josephine Brunsvik, vermeld in een brief waarin ze opmerkt dat haar broer Franz er “enthousiast” over was, “vooral over een septet gecomponeerd door Mr. Beethoven, “welches das Nonplusultra gewesen sein muss”, zowel qua uitvoering als qua compositie. Maar, volgens een latere verklaring van Beethovens vriend, de Tsjechische componist, organist en cellist, Emanuel Dolezalek (1780-1858), vond de première plaats in het paleis van prins Joseph von Schwarzenberg. Beethoven zou met betrekking tot zijn leraar Joseph Haydn, trots gezegd hebben, “Das ist meine Schöpfung”. Het werk kreeg een andere uitvoering op Beethovens eerste eigen concert in Wenen, dat hij in april 1800 gaf in het Burgtheater.
Nadat hij het Septet voltooid had, werd het Beethoven almaar duidelijker dat hij doof werd, wat hij uitdrukte in zijn “Heiligenstädter Testament”. In dit ontroerend document, dat hij zijn hele leven met zich meedroeg, beschreef hij hoe wanhopig hij werd door zijn steeds slechter wordend gehoor. Beethoven vestigde zijn hoop op zijn dokter, Johann Adam Schmidt (foto), van wie Beethoven dacht dat hij hem zou kunnen genezen van de verschrikkelijke oorsuizingen. Gedreven door deze hoop en het feit dat Schmidt ook viool speelde, (de dochter van Schmidt speelde overigens piano), maakte hij het arrangement van het Septet voor Pianotrio. De leidende vioolpartij van het origineel septet werd voornamelijk gegeven aan de rechterhand van de piano en de viool speelde de grotendeels ongewijzigde klarinetpartij. De linkerhand van de piano nam de hoorn, fagot, altviool en cello voor zijn rekening. Beethoven bewerkte de cellopartij ingrijpend en verhoogde deze aanzienlijk, waardoor het stuk terecht een eigen opusnummer kreeg. Vier jaar nadat Beethoven het arrangement aan Schmidt opdroeg overleed de dokter echter zonder de remedie te hebben gevonden. Beethovens Klarinet Trio, op. 38 uit 1803, een arrangement dat Beethoven maakte voor piano, klarinet of viool, en cello of fagot, van dit Septet op.20 uit 1799/1800, werd opgedragen aan zijn arts, Johann-Adam Schmidt. De dokter speelde de vioolpartij en zijn dochter speelde de pianopartij.
Beethoven componeerde zijn sextet voor hoorns en strijkkwartet, op. 81b, waarschijnlijk rond 1795. Het werd uitgegeven door Simrock Verlag in 1810. Het is waarschijnlijk gemodelleerd naar het Hoornkwintet in dezelfde toonaard van Mozart (K. 407) en is net als het eerdere werk geschreven in concertante stijl, met virtuoze partijen voor de twee hoorns. Vóór de publicatie door Simrock in 1810 is er niets bekend over de omstandigheden van de compositie van het stuk, afgezien van het bestaan van een paar schetsen die bevestigen dat het werk halverwege de jaren 1790 is gecomponeerd. Door het concertant karakter zou het werk mogelijk voor specifieke artiesten uit Bonn zijn geschreven.
Nikolaus Simrock (1751-1832) (foto) was een Duitse hoornist aan het hof van de keurvorst van Keulen in Bonn en muziekuitgever. Hij was een vriend van Ludwig van Beethoven en oprichter van muziekuitgeverij N. Simrock. ‘Zeer gewaardeerd als man en muzikant”, bleef hij gedurende de jaren 1790 in contact met Beethoven en wordt beschouwd als een ‘betrouwbare getuige’ van Beethovens jaren in Bonn.
Nikolaus Simrock, geboren in Mainz, was al vóór zijn zestiende, hoornist in een Franse militaire kapel. Hij solliciteerde bij de Keulse keurvorst Maximiliaan Frederick (foto) naar een baan in het hoforkest van Bonn. Hij begon daar in april 1775 te werken als ‘hoornblazer’. De jonge Beethoven speelde later in hetzelfde orkest. Simrock was een van de beroemdste vertegenwoordigers van de Verlichting in de residentie van de keurvorst. Net als zijn collega’s Franz Anton Ries en Christian Gottlob Neefe, behoorde hij nl. tot de Minervalkirche Stagira, een vereniging van de Orde van Illuminati. Na de ondergang ervan was hij een van de oprichters van de “Lesegesellschaft” (Leesvereniging) in Bonn en hij was lid van de vrijmetselaarsloge “Les Frères moedux”, opgericht in Bonn in 1805 .
In 1793 richtte Nikolaus Simrock de muziekuitgeverij N. Simrock op in Bonn. Twee van zijn vroege publicaties waren Beethovens variaties “Das rote Käppchen” (WoO 66) in 1793 en variaties op een thema van Waldstein (WoO 67) in 1794. Een reden voor het succes van dit bedrijf,naast de activiteiten van Simrock scherpzinnigheid, was zijn pro-Franse houding die zijn vruchten afwierp na de verkiezingsperiode van 1794 tijdens de vroege bezetting van Bonn en het Rijnland door Franse revolutionaire troepen. Simrock was aan het begin van de 19de eeuw uitgegroeid tot een van de belangrijkste Europese muziekuitgevers. Onder zijn leiding publiceerde N. Simrock de eerste edities met muziek van Joseph Haydn, die hij persoonlijk ontmoette, en Ludwig van Beethoven (13 eerste edities). Onder de opmerkelijke componisten die na de dood van Simrock werden gepubliceerd, waren Robert Schumann, inclusief zijn Derde symfonie en Felix Mendelssohn, inclusief zijn oratoria Elias en Paulus. Fritz Simrock, zijn kleinzoon, verplaatste het hoofdkantoor van de uitgeverij in 1870 van Bonn naar Berlijn. Hij werd vooral bekend vanwege het publiceren van werken van Johannes Brahms en Antonín Dvořák.
Deze Super-Audio CD werd opgenomen in de uitstekende akoestiek van de abdij Marienmünster met MDG’s kenmerkende 2+2+2 opnametechnologie. Op deze manier bereikt de artistieke interpretatie van Trio Parnasuss de grootst mogelijke natuurlijkheid en levendigheid. Drie stereofonische kanalen zorgen voor een driedimensionaal geluidsbeeld. Omdat dit precies is hoe het menselijk oor geluid interpreteert, blijft de natuurlijke akoestiek behouden en kan de uitvoering realistisch worden nagespeeld door de luisteraar thuis. De uitvoerders zijn Julia Galic, viool, Michael Gross, cello, Johann Bianchard, piano en Madeleine Przybyl, altviool.
Ludwig van Beethoven Piano Trios Op. 38 & Op. 81B Trio Parnassus & Madeleine Przybyl SACD MDG 903 2298-6