De zeeschilderkunst is een vierhonderd jaar oud specialisme van de traditionele Hollandse schilderschool. Het schilderen van schepen en de zee vereiste zowel nautische kennis als een groot artistiek talent. Cécile Bosman onderzocht de achtergrond, opleiding en onderwerpkeuze van de negentiende-eeuwse zeeschilders en beschrijft hoe tegen zeestukken werd aangekeken door de zeeschilders zelf, hun collega-schilders op de kunstenaarsverenigingen, kunsttheoretici en in de kunstkritiek. Uniek!
Reeds rond 1650, was Amsterdam voor zeeschilders van groot belang, want daar huisde de Amsterdamse Admiraliteit. Er waren voor zeeschilders interessante opdrachten te bemachtigen. Er ontstond, naast gewone zeegezichten, veel vraag naar schilderijen die de heldhaftige rol van de Hollandse marinevloot in de zeeoorlogen verbeeldden. Bekende namen uit die tijd zijn Hendrick Vroom, Cornelis van Wieringen en vader en zoon Willem van de Velde de Oudere en Willem van de Velde de Jongere om er een paar te noemen. Werk van deze meesters is in belangrijke musea terug te vinden.
De Vereniging van Zeeschilders bestaat al sinds 1953 en is geworteld in de Koninklijke Marine. Sterker nog, het is de oorsprong en tot op de dag van vandaag is statutair vastgelegd dat er minstens twee leden van de Marine in het bestuur van de vereniging plaats hebben. Het thema zee is natuurlijk al veel ouder in de beeldende kunst. Het zeegezicht is een genre dat, net als het landschap, al op het einde van de 16de eeuw ontstond. De zeegezichten die op het einde van de 16de en aan het begin van de 17de door zeeschilders werden vervaardigd zijn grote decoratieve werken. Het zijn schilderijen van historische maritieme gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld de zeeslag om Gibraltar. De opdrachtgevers wilden in hun stadhuizen een tastbare herinnering aan een historische zeeslag.
Nu blijkt dat zeeschilderkunst in Nederlandse kunstkringen gedurende de hele 19de eeuw werd gezien als een vehikel voor vaderlandsliefde. Deze vorm van cultuurnationalisme was gestoeld op de historische verbondenheid van het land met het water en vooral op een verheerlijking van Nederland als zeevarende natie. Een hardnekkige mythe die nu onderwerp is van verhitte maatschappelijke discussies. Dit fraai geïllustreerde boek vult een leemte in de kunst- en cultuurhistorische kennis over de zeeschilderkunst en biedt tegelijk een verhelderende blik op de nog altijd invloedrijke 19de eeuw.
Dit boek bevat een grondige kennismaking met de Nederlandse 19de eeuwse zeeschilderkunst, compleet met een referentielijst van zeeschilders, dat een nieuw overzicht is van de werkelijke specialisten in het genre in dit tijdvak. Het is de handelseditie van het proefschrift waarop Cécile Bosman in 2021 promoveerde aan de Universiteit Leiden. Centraal staat de vraag hoe de zeeschilderkunst werd gezien in de eigen tijd, een aspect dat essentieel is voor een goed begrip ervan. Nieuwe onderzoeksgebieden hierbij zijn de kunstenaarsverenigingen en de kunstkritiek.
In de loop van het onderzoek bleek dat de zeeschilderkunst in de 19de eeuwse kunstwereld werd geassocieerd met een gevoel van nationale saamhorigheid. Het is dus, behalve in de beeldende kunst als een traditioneel Hollands schildergenre, ook van betekenis geweest in de bredere context van het cultuurhistorische besef en het nationalisme in deze periode. Voor het eerst is onderzocht of en op welke wijze de zeeschilderkunst een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de Nederlandse nationale identiteit.
Cécile Bosman geeft in haar boek bij wijze van inleiding, een bevattelijk overzicht van de inhoud. “Hoofdstuk 1, “De zeeschilderkunst in de kunsttheorie”, brengt de plaats en betekenis in kaart van de zeeschilderkunst in de kunsttheoretische literatuur van voornamelijk de late achttiende en vroege negentiende eeuw. De hoofdstukken 2 en 3 zijn gericht op de zeeschilders zelf. In hoofdstuk 2, “Het specialisme van de zeeschilder”, wordt de omvang van de negentiende-eeuwse zeeschilderkunst ten opzichte van de overige schildergenres besproken en wordt duidelijk wie de zeeschilders waren. Aan de hand van een inventarisatie van de achtergrond, opleiding en atelierpraktijk van de zeeschilder wordt onderzocht wat hun opvatting van het specialisme inhield. Hoofdstuk 3, “Onderwerpkeuze”, werkt het perspectief van de zeeschilders verder uit aan de hand van hun inzendingen voor de Tentoonstelling van Levende Meesters en een analyse van de onderwerpkeuze voor deze schilderijen. In deze 3 hoofdstukken komen o.a. de zeeschilderkunst in de kunsttheorie voor 1800, de culturele en politieke context van de negentiende eeuw, de Hollandse schilderschool, de achtergrond en opleiding van de zeeschilder, leermeesters, atelierpraktijk, scheepsrampen, zeehistoriestukken en stoomschepen aan bod.”
“Hoofdstuk 4, “Onder kunstbroeders”, concentreert zich op de positie van de zeeschilderkunst onder beroepsgenoten. Het gezichtspunt van collega-kunstschilders wordt bestudeerd via een beschouwing van de drie belangrijkste kunstenaarsverenigingen, namelijk Pictura (Dordrecht), Arti et Amicitae (Amsterdam) en Pulchri Studio (Den Haag). Door middel van een analyse van de verkooptentoonstellingen van het werk van de leden, wordt ingegaan op het aandeel van de zeeschilders binnen de kunstmarkt. Hoofdstuk 5, “De kunstkritiek”, behandelt de invalshoek van de kunstkritiek in de recensies die tussen 1808 en 1900 verschenen, naar aanleiding van de jaarlijkse Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De beoordelingscriteria van de recensenten voor de zeeschilderkunst komen hier aan de orde, in samenhang met de stijlontwikkelingen in de schilderkunst in bredere zin. Daarnaast wordt onderzocht of en in hoeverre de denkbeelden over de zeeschilderkunst in de kunsttheoretische literatuur van rond 1800, hebben standgehouden in de tentoonstellingsrecensies over de eigentijdse kunst in het verdere verloop van de negentiende eeuw.”
“In het zesde hoofdstuk, “De zeeschilderkunst en cultuurnationalisme”, wordt de zeeschilderkunst in een cultuurhistorisch verband geplaatst met behulp van de matrix van het cultuurnationalisme. Geanalyseerd wordt hoe in de negentiende eeuw de zeeschilderkunst en de verheerlijking van het maritiem cultureel erfgoed stevig werden ingebed in de nationale cultuur. Het betekende de branding van Nederland als maritieme natie, met de zeeschilderkunst als beeldmerk. Een samenvatting en conclusie, de referentielijst van zeeschilders, noten en afkortingen, de lijst van afbeeldingen en figuren, geraadpleegde literatuur en online bronnen en het personenregister, vervolledigen deze magnifieke uitgave. In deze hoofdstukken gaat het onder meer over de doelstelling, organisatie en het ledenbestand van het verenigingsleven, de verkooptentoonstelling, en over de navolging van de zeventiende-eeuwse zeeschilderkunst.” Niet te missen!
Kunsthistoricus Cécile Bosman promoveerde aan de Universiteit Leiden. Sinds 1989 is zij werkzaam in de museumwereld. Als voormalig conservator van Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam schreef ze over de beeldende kunst in relatie tot de maritieme geschiedenis voor diverse publicaties van dit museum.
Cécile Bosman De Nederlandse zeeschilderkunst in de negentiende eeuw 288 bladz. geïllustreerd uitg. Amsterdam University Press ISBN 9789048561957