De invloed van de Frankfurter Schule, een groep Joods-Duitse intellectuelen die onder anderen bestond uit Theodor W. Adorno, Max Horkheimer, Erich Fromm, Herbert Marcuse en Walter Benjamin, op de hedendaagse filosofie en cultuur kan nauwelijks overschat worden. Vandaag de dag staan deze denkers weer volop in de aandacht: rechts-radicale bewegingen zien hen als de bron van woke, politieke correctheid en andere euvels, terwijl hun scherpe kapitalismekritiek een inspiratiebron vormt voor linkse activisten. Thijs Lijster zet in deze inleiding de belangrijkste denkbeelden van de Frankfurter Schule uiteen, en gaat daarnaast in op hun inspiratiebronnen en blijvende relevantie. Warm aanbevolen.
De kritische theorie was een door Hegel, Marx, Nietzsche, Weber en Freud geïnspireerde sociologisch-filosofische analyse van de burgerlijk-kapitalistische samenleving, die o.a. door vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule werd gebezigd. De theorie legde de nadruk op de culturele factoren in de ideologie van het kapitalisme. Doelstelling was niet alleen het geven van een verklaring voor de werkelijkheid, maar ook het veranderen van de werkelijkheid. De term kritische theorie verwees naar het essay, “Traditionelle und kritische Theorie”, van Max Horkheimer uit 1937. “Eigenzinnigheid, werk en geschiedenis” was een sleutelwerk binnen de Kritische Theorie.
Max Horkheimer (1895-1973) was een Joods-Duitse socioloog en filosoof. Hij was een vooraanstaande figuur in de Frankfurter Schule, ontstaan uit een groep marxistisch georiënteerde filosofen en sociologen rond het Institut für Sozialforschung (foto), waarvan hij in 1930 directeur werd. Na 1933 (het jaar van de machtsovername van Hitler) zette hij het werk van het instituut voort in de Verenigde Staten, tot het in 1949 in Frankfurt heropgericht werd.
Theodor W. Adorno (1903-1969) studeerde in Frankfurt filosofie, sociologie, psychologie en muziekwetenschap. Tijdens zijn studietijd raakte hij bevriend met Max Horkheimer en Walter Benjamin. Met hen wordt Adorno tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule gerekend.
“Dialektik der Aufklärung” uit 1944, van de Duits-Joodse filosofen/sociologen Adorno en Horkheimer met als ondertitel “Philosophische Fragmente”, is een verzameling essays dat beschouwd wordt als een van de fundamentele en meest algemeen aanvaarde werken van kritische theorie van het Institut für Sozialforschung, bekend als de Frankfurter Schule. Met het oog op de triomf van het fascisme en het monopoliekapitalisme als nieuwe vormen van heerschappij, waartegen de samenleving geen effectief verzet bood, onderwierpen de auteurs het verlichtingsconcept van de rede aan een radicale kritiek. Ze formuleerden de stelling dat al aan het begin van de menselijke geschiedenis, met de zelfbevestiging van het subject tegen een bedreigende natuur, een instrumentele rede had gezegevierd, die zich verstevigde als overheersing over de externe en interne natuur en uiteindelijk in de geïnstitutionaliseerde overheersing van mensen boven mensen.
Gebaseerd op dit “dominant karakter” van de rede, zagen Horkheimer en Adorno een opleving in de mythologie, de “terugkeer van de verlichte beschaving naar barbaarsheid in werkelijkheid”, die zich op verschillende manieren manifesteerde in de toenmalige samenleving. Deze “verstrengeling van mythe en verlichting” (Habermas (foto)) bracht geen proces van bevrijding op gang, maar veeleer een universeel zelfvernietigingsproces van de Verlichting. Een centraal motief van de auteurs was om dit proces te stoppen door middel van zelfreflectie en zelfkritiek op de Verlichting.
Van 1944 tot 1950, stond Adorno aan het hoofd van het “Berkeley Project on the Nature and Extent of Antisemitism”, opgezet om de oorzaken van antisemitische vooroordelen te onderzoeken, en in bredere zin, de centrale thesen van “De dialectiek van de verlichting” empirisch te toetsen, waarbij met name de zogenaamde F-schaal (test voor het meten van fascistoïde neigingen) werd ontwikkeld en gebruikt om de mate van autoritarisme (i.e. de vatbaarheid voor autoritaire, antidemocratische en fascistoïde tendensen) bij proefpersonen te kunnen meten. De resultaten van dit project vonden hun neerslag in het boek, “The Authoritarian Personality”, geschreven door Theodor W. Adorno, Else Frenkel-Brunswik, Daniel Levinson en Nevitt Sanford.
Adorno’s en Horkheimers ‘Dialectiek van de Verlichting’, geschreven in ballingschap ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, was dé ultieme poging het ontstaan van het fascisme en de holocaust te begrijpen, een boek over hoe rationaliteit en vooruitgangsgeloof, omslaan in hun tegendeel. In de inleiding lezen we dat na een historische en intellectuele plaatsbepaling de hoofdstukken volgen over de ‘dialectiek van de verlichting’, over massacultuur en kunst, over fascisme en ‘autoritaire persoonlijkheid’, over de ‘geavanceerd industriële samenleving’ en over de ‘communicatieve wending’. “Daarbij zullen steeds specifieke auteurs en sleutelteksten centraal staan, omdat het nu eenmaal onmogelijk is alles te bespreken”, schrijft de auteur. “Ik besluit met een reflectie op de intellectuele nalatenschap van de Frankfurter Schule”.
Thijs Lijster studeerde filosofie in Groningen en New York en promoveerde in 2012 cum laude op een proefschrift over de filosofen Walter Benjamin en Theodor Adorno. Hij is als universitair docent kunst- en cultuurfilosofie verbonden aan de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Eerder was hij werkzaam aan de universiteiten van Amsterdam en Antwerpen. Lijster publiceert regelmatig in kranten en weekbladen als De Groene Amsterdammer en schreef onder meer de essaybundels De grote vlucht inwaarts (2016) en Kijken, proeven, denken (2019) en het pamflet Verenigt U! Over arbeid in de 21ste eeuw (2019). In 2022 verscheen zijn boek Wat we gemeen hebben. Een filosofie van de meenten bij De Bezige Bij. Hij ontving diverse prijzen, waaronder de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek, de Boekman dissertatieprijs en de essayprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde.
Elementaire Deeltjes 82 Thijs Lijster Frankfurter Schule 152 bladz. uitg. Atheneum ISBN 9789025316303