Elisabeth Jacquet de La Guerre “Céphale et Procris”, door Reinoud Van Mechelen Ema Nikolovska, Deborah Cachet & Marc Mauillon, a nocte temporis en het Chœur de Chambre de Namur, op het label Château de Versailles Spectacles. Magistraal!

In 1694, ging “Céphale et Procris”, de eerste Franse opera gecomponeerd door een vrouw in première in de Académie royale de musique. Met zes opvoeringen in haar tijd en de bewondering van het nageslacht, is dit flamboyant werk nu eindelijk terug voor het publiek door Reinoud van Mechelen. Dank en Bravo!

Élisabeth Jacquet de la Guerre (1665-1729) was de dochter van de organist en maître de clavecin, Claude Jacquet, ze was de nicht van François Couperin, en ze was de echtgenote van Martin de la Guerre (1658-1704), de organist van Saint-Séverin. Ze was een van de belangrijkste vrouwelijke componisten uit de regeringsperiode van Louis XIV. Veel van haar composities droeg De la Guerre trouwens op aan Louis XIV. Als wonderkind van 10 jaar kon zij reeds de moeilijkste muziek van blad lezen, zich begeleiden op het klavecimbel en transponeren in elke toonaard die men haar opgaf. Ze kon haar muzikaal talent ontwikkelen dankzij haar contact met Madame de Montespan en Madame de Maintenon, door wie zij aan het hof kon verkeren en waardoor ze een van de belangrijkste Franse componistes van haar tijd kon worden.

Tijdens haar leven was de la Guerre dan ook een beroemdheid en haar salonconcerten en publieke recitals werden in tijdschriften lovend beschreven. De la Guerre componeerde o.a. 1 opera, Airs, het ballet, “Les Jeux à l’honneur de la victoire” en 3 bundels cantaten, 2 bundels “Cantates françoises, sur des sujets tires de l’Ecriture”, Livre premier: Esther – Le Passage de la mer Rouge – Jacob et Rachel – Jonas – Susanne et les vieillards – Judith (1708), en Livre second: Adam – Le Temple rebasti – Le Déluge – Joseph – Jephté – Samson (1711), en een bundel “Cantates françoises”: Sémélé – L’Ile de Délos – Le Sommeil d’Ulisse en Le Raccommodement Comique de Pierrot et de Nicole (ca.1715).

In 1687 publiceerde zij haar eerste collectie klavecimbelwerken, in 1707 gevolgd door een tweede verzameling, en in 1694 werd haar (enige) opera/tragédie en musique, “Céphale et Procris” opgevoerd. De la Guerre was gevoelig voor de goût italien, die zich rond 1700 in Frankrijk ontwikkelde, en experimenteerde al vroeg met typisch Italiaanse vormen. Met name in haar “Pièces de Clavecin qui peuvent se jouër sur le Viollon” uit 1707 was die invloed aanwezig, maar ook in haar cantates. Die cantates, op teksten van Antoine Houdar de La Motte (1672-1731), behoren trouwens tot de weinige geestelijke cantates die in de Franse barok werden gecomponeerd. Voor die cantates gebruikte De la Guerre talrijke symphonies, instrumentale bewegingen, die een beschrijvend karakter hadden, bv. geluiden van een veldslag (in “Le Passage de la mer rouge”), een storm (in “Jonas”) of de toestand van slaap, in “Judith”.

“Céphale et Procris” is een lyrische tragedie in een proloog en vijf akten op een libretto van Joseph-François Duché de Vancy, gebaseerd op de mythe van Céphale en Procris in de Metamorfosen van Ovidius. Élisabeth Jacquet de la Guerre bevond zich op het hoogtepunt van haar carrière, nadat ze in 1687 haar Pièces voor klavecimbel had gepubliceerd.

In een proloog vieren Flore en Pan de machtigste koning en zingen ze over zijn onsterfelijke waarde. Ze worden doorgegeven door twee nimfen en vervolgens door de god Nereus. In het eerste bedrijf verheugt Procris, de dochter van de koning van Athene, zich met haar vertrouwelingen Dorine en Arcas om zich te verenigen in het huwelijk met Cephalus. Maar een priesteres maakt een einde aan de vreugde: Boreas, zoon van de godin Aurora en koning van de Thraciërs, wil trouwen met de mooie Procris. In het tweede bedrijf aanvaarden de geliefden met tegenzin de beslissing van de goden. Dawn beveelt de zephyrs Cephalus weg te halen. Ze geeft tegenover haar vertrouweling Iphis toe dat zij het is die achter de verandering in hun lot zit.

In het derde bedrijf laat de godin Aurora, verliefd op Cephalus, hem geloven in de ontrouw van Procris. Maar hij blijft ontroostbaar, zelfs als Iphis met wellust en genoegens voor hem pronkt. In het volgend bedrijf besluit Aurora vervolgens Procris in de hel te gooien, waar hij wordt geconfronteerd met jaloezie, woede en wanhoop. Procris wijst vervolgens Cephalus af en stemt er vervolgens mee in om met Boreas te trouwen. Alleen verklaart ze dat ze liever dood gaat. In de finale, vijfde akte, besluit Aurore, geraakt door de wanhoop van Procris, hen geluk te schenken. Maar Cephalus verwondt per ongeluk zijn geliefde terwijl hij Boreas met een speer probeert te achtervolgen. Ze sterft in zijn armen, waardoor hij belooft dat hij niet zal proberen zich bij haar te voegen. Cephalus verklaart echter dat hij zich bij haar wil voegen in de onderwereld.

Rolverdeling:

Reinoud Van Mechelen: Céphale, Nerée

Ema Nikolovska: L’Aurore

Déborah Cachet: Procris

Lore Binon: Flore, Dorine

Gwendoline Blondeel: Iphis, La Prêtresse, Nymphe

Marc Mauillon: La Jalousie, Un dieu de la mer, Un ThraceLisandro Abadie: Borée, Pan

Samuel Namotte: Arcas

Wei-Lian Huang: Nymphe, Athénienne, Une suivante de la Volupté

Pauline De Lannoy: Athénienne, Une bergère

Gert-Jan Verbueken: Un Pâtre, La Rage

Laurent Bourdeaux: Le Roi, Le Désespoir

Elisabeth Jacquet de La Guerre Céphale et Procris Reinoud Van Mechelen Ema Nikolovska, Deborah Cachet, Marc Mauillon, a nocte temporis, Chœur de Chambre de Namur 2 cd Château de Versailles Spectacles CVS119