Ferruccio Busoni (1866-1924) begon zijn carrière als wonderkind en studeerde op negenjarige leeftijd piano en compositie aan het conservatorium van Wenen. Als componist wijdde hij zich aanvankelijk aan de traditie van Schumann, Chopin en Mendelssohn, maar al snel creëerde hij ook werken met een uitgebreide tonaliteit en hier en daar een bitonale benadering. Busoni zag zijn Concerto op. 39 niet in de vorm van de briljante virtuoze concerti noch in die van de symfonische concerti van Beethoven en Brahms. Hij streefde eerder naar een subtiele vervlechting van piano en orkest, wat hier te zien is aan het feit dat de piano slechts zelden een thema in zijn oorspronkelijke vorm uitvoert, maar meestal het door het orkest aangeleverde materiaal verfraait en transformeert.
Dirigent Michael Gielen (foto) was een levenslange voorstander van Busoni’s werk en nam een aantal van zijn werken op in zijn programma’s. Gielen werd bijgestaan door David Lively, een solist die niet terugdeinst voor kolossale pianoconcerti en al ervaring heeft met het opnemen van omvangrijke symfonische concerten. Ooit een inspirerende figuur in het muzikaal leven van Berlijn, die een cruciale invloed had op o.a. Sibelius, Varèse, Schoenberg en Kurt Weill, wordt Ferruccio Busoni meer en meer herontdekt door een nieuwe generatie musici en luisteraars. En hoe!
In de laatste beweging zingt een mannenkoor woorden uit de slotscène van het gedicht (verzendrama) “Aladdin” van de Deense dichter, Adam Oehlenschläger (1779-1850) (foto), die ook de woorden schreef van het Deens volkslied. De eerste uitvoering van het concerto vond plaats in de Beethoven-Saal in Berlijn, op 10 november 1904, tijdens één van Busoni’s eigen concerten met moderne muziek. Busoni was de solist en Karl Muck dirigeerde het Filharmonisch Orkest van Berlijn en het koor van de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche. De beoordelingen waren beslist gemengd. Sommige waren zelfs regelrecht vijandig of spottend.
De eeuw na zijn première heeft relatief weinig uitvoeringen gezien, dit door de duur, de immense orkestratie en complexe, muzikale textuur, het gebruik van een mannenkoor en de onvoorstelbare eisen die aan de solist worden gesteld. Het lijkt erop dat Beethoven in zijn Koorfantasie, op. 80, uit 1808, als eerste een koor voorschreef in een gezamenlijk werk met piano en orkest. Sindsdien zijn slechts een handvol werken gecomponeerd voor een soortgelijke bezetting, inclusief Daniel Steibelts Pianoconcert nr. 8 (voor het eerst uitgevoerd in 1820, in Sint-Petersburg) en het pianoconcert nr. 6 , op. 192 (1858) van Henri Herz. Deze beide pianoconcerti hebben ook een koorfinale. Busoni wilde het concerto opdragen aan zijn vriend William Dayas, maar die overleed in 1903. Zijn dochter Karin Dayas gaf in 1932 de eerste Amerikaanse uitvoering van het concerto.
William Humphreys Dayas (1863-1903) (foto) was een Amerikaanse pianist, pedagoog en componist, die één van de laatste leerlingen was van Franz Liszt. Dayas verloor zijn ouders al op jonge leeftijd, studeerde orgel en compositie, en verhuisde in 1881 naar Duitsland. Na studies bij Liszt gaf hij les aan Europese conservatoria, waaronder in Helsinki (1890-1893), waar zijn dochter, de pianiste en pedagoge, Karin Dayas (1892-1971), werd geboren. Daarna werkte hij als pianoleraar in Duitsland, New York en ten slotte als professor aan het Royal Manchester College of Music. William Dayas huwde in 1891 met Margaret Vocke, eveneens een leerlinge van Liszt. Hun dochter, Karin Elin Nadja Dayas (1892-1971) (foto) studeerde aan de Grossherzogliche Musikschule in Weimar en werd gesponsord door de groothertog. Ze won de Liszt-prijs op 14-jarige leeftijd en vervolgde haar studie aan het Conservatorium van Keulen.
In 1932 gaf ze de Amerikaanse première van Busoni’s pianoconcerto met het Cincinnati Symphony Orchestra onder leiding van Fritz Reiner. Dayas bouwde sinds 1926, een lange carrière op aan het Conservatorium van Cincinnati, waar ze 45 jaar lang les gaf. Haar leerlingen waren o.a. John White, de directeur van “Pro Musica”, de jazz vocalist, Ward Swingle, de arrangeur en (samen met Jeannine “Mimi” Perrin) de oprichter van “Les Double Six de Paris”/”The Swingle Singers”, en de pianiste, Babette Effron. Eén van de leden van de The Swingle Singers” was de sopraan, Christiane Legrand. Zij zong de rol van Madame Emery in “Les parapluies de Cherbourg”, en Judith in “Les demoiselles de Rochefort”, beide met muziek van haar broer… Michel. Karin Dayas was getrouwd met de in Duitsland geboren violist August Söndlin (1883-1966).
Tussen 1932 en 2009, verschenen 16 verschillende opnamen van het Pianoconcerto van Busoni. Busoni’s uitgebreid Pianoconcerto werd bv. in de jaren ‘60 opgenomen voor EMI door John Ogdon en de Royal Philharmonic o.l.v Daniel Revenaugh. Deze werd gevolgd door de opname van Garrick Ohlsson en het Cleveland Orchestra o.l.v. Christoph von Dohnányi (Telarc), en nog twee, allebei o.l.v. Mark Elder, de eerste, een opname van de Proms in 1988, met Peter Donohoe en de BBCSO (EMI), en de tweede met Marc-André Hamelin en het CBSO (Hyperion). Daarnaast is er ook de opname uit 2009 door Roberto Cappello met het Corale Luca Marenzio en het Orchestra Sinfonica di Roma o.l.v. Francesco La Vecchia (Naxos). Er is een (tweede) live opname door de fenomenale, Joods-Russisch-Amerikaanse pianist, Kirill Gerstein. Een nauwelijks haalbare maar fenomenale prestatie van zo maar eventjes 71:29 min! De cd werd in maart 2017, live opgenomen in de Symphony Hall in Boston (foto).
Kurt Weill schreef, “Ferruccio Busoni wordt de laatste Renaissance-man genoemd. Het is vreemd genoeg dat een dergelijk fenomeen in onze tijd is verschenen. We zullen zeker aan Leonardo denken. In hem vinden we ook die alomvattende spiritualiteit die ernaar streeft alle bereikbare sferen open te stellen. Zulke mensen zijn niet alleen onsterfelijk door hun werk, maar door de uitstraling van hun persoonlijkheid en door de geleidelijke invloed van hun menselijkheid”.
Busoni’s indrukwekkend, goed zeventig! minuten durend pianoconcerto, in vijf uitgebreide bewegingen, is een werk van extremen, dat vergeleken kan worden met Liszts “Eine Faust Symfonie” (met slotkoor (Goethe’s “Chorus Mysticus”) en een tenorsolo), en Mahler’s monumentale “Achtste” (“der Tausend”). De structuur van het werk is als volgt:
I.Prologo e Introito: Allegro, dolce e solenneII.
II.Pezzo giocoso
III. Pezzo serioso:
Introductio: Andante sostenuto
Prima pars: Andante, quasi adagio
Altera pars: Sommessamente
Ultima pars: a tempo
IV. All’Italiana: Tarantella: Vivace; In un tempo
V. Cantico: Largamente (met koor)
De eerste beweging, “Prologo e introito”, is gemiddeld iets meer dan vijftien minuten lang, (eerst bijna vier minuten orkestrale intro) en is een brede, lyrische, uitgesproken Brahmsiaanse Allegro-beweging met volumineus, pianistisch akkoordenspel. Het tweede deel, een soort duivels Scherzo in de geest van Saint-Saëns’ “Danse macabre”, maakt gebruik maakt van “Italiaanse” ritmes en melodisch materiaal. De derde en langste beweging, “Pezzo serioso”, is een mystieke meditatie en exploratie in vier episoden, van de toonsoort van Des (met vijf zwarte toetsen), met een centrale climax, die opnieuw pianistisch uitdagend is en briljant gecomponeerd is voor zowel de piano als het orkest.
De vierde beweging, “All ‘Italiana”, is het meest gevarieerd in zijn gebruik van het orkest, met een immens virtuoze pianopartij, aantoonbaar moeilijker dan alles wat er in het werk reeds aan technische uitdagingen is voorgekomen. Er zijn ook twee cadensen voor deze beweging, één, inbegrepen in de afgedrukte partituur, de andere, een versterking van de cadens uit de editie voor twee piano’s. De laatste beweging, “Cantico” op de woorden uit de slotscène van Oehlenschlägers “Aladdin” voor mannenkoor, bevat veel thema’s uit de eerdere bewegingen.
De Franse pianist van Amerikaanse oorsprong, David Lively (1953) werd geboren in Ironton, Ohio, en begon zijn carrière op 14-jarige! leeftijd met het spelen van het Pianoconcerto van Chatsjatoerjan met het St. Louis Symphony Orchestra o.l.v. Richard Hayman. In 1972 won hij met zijn uitvoering van het Concerto voor de linkerhand van Ravel, de vierde plaats op de Internationale Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel. Winnaar was toen Valery Afanassiev (Tjaikofski – 1ste Pianoconcerto). In 1999, 2003 en 2010 ,was hij zelf jurylid van die prestigieuze wedstrijd. Lively leidt momenteel het Saint-Lizier-festival in Couserans (Midi-Pyrénées) in het departement Ariège, en is directeur van de “École normale de musique” in Parijs.
Michael Gielen (1927-2019) was een Oostenrijkse dirigent en componist die bekend stond om het promoten van hedendaagse muziek in opera en concerten. Zijn uitvoeringen zijn voornamelijk actief in Europa en worden gekenmerkt door precisie en levendigheid, wat hem helpt de complexe hedendaagse muziek waarin hij gespecialiseerd is te interpreteren. Gielen werd geboren in Dresden als zoon van Rose (Steuermann) en Josef Gielen. Zijn vader was vanaf 1924 theater- en operaregisseur in het Staatstheater Dresden, die in 1926 de première van Kaiser/Weills Der Protagonist in de Semperoper verzorgde. Zijn moeder Rose kwam uit een joods gezin in Sambor (toen Oostenrijk-Hongarije, nu Oekraïne). Ze was een actrice die het acteren had opgegeven toen hun eerste kind Carola werd geboren, maar af en toe optrad, bijvoorbeeld als spreker bij de première van Arnold Schönbergs Pierrot lunaire in Dresden in 1919.
Hij werkte eerst in Buenos Aires, waar hij tussen 1938 en 1950 met zijn gezin woonde. In Europa werkte hij eerst in Wenen en daarna in Zweden als Generalmusikdirektor (GMD) van de Koninklijke Zweedse Opera. Hij dirigeerde opmerkelijke wereldpremières zoals het Requièm van György Ligeti, Carré van Karlheinz Stockhausen en de opera Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann en zijn Requiem für einen jungen Dichter. Hij regisseerde de Oper Frankfurt van 1977 tot 1987, installeerde meer hedendaagse opera’s, won regisseurs als Hans Neuenfels en Ruth Berghaus en bracht opera’s als Schreker’s Die Gezeichneten nieuw leven in. Tijdens zijn tijd werd het gezelschap een van de toonaangevende opera’s. Gielen was ook chef-dirigent van het Nationaal Orkest van België (1969–1973), het Cincinnati Symphony Orchestra (1980–1986) en het Zuidwest-Duitse Radiosymfonieorkest (1986–1999). Als componist werkte hij in de traditie van de Tweede Weense School, waarbij hij vaak moderne literatuur op muziek zette. Zijn werken gingen in première met artiesten als Joan Carroll, Siegfried Palm, Aloys Kontarsky en het LaSalle Quartet.
Ferruccio Busoni Konzert für Klavier und Orchester in C-Dur op. 39” David Lively (piano) SWF Sinfonieorchester Baden-Baden Herrenchor des Freiburger Vokalensemble Michael Gielen het SWR Music SWR19141CD