Deze cd neemt u mee door verschillende tijdperken van de Romantiek, van Schumann tot Poulenc, via Brahms en Alban Berg. Het is daarenboven ook het verhaal van een lange vriendschap en een artistieke samenwerking. De klarinettist Michel Portal heeft hier met name een spannende ontmoeting met de pianist Michel Dalberto.
Francis Poulenc (1899-1963) kreeg geen formele muzikale opleiding tot hij in zijn vroege twintiger jaren, les kreeg van Charles Koechlin. Zijn muziek was aanvankelijk licht van stijl, maar de dood van een goede vriend in 1935, bracht een nieuwe diepte in zijn werk. “Francis Poulenc is de muziek zelf, ik ken geen muziek die directer, eenvoudiger uitgedrukt is en die zo feilloos haar doel bereikt”. Deze lof van Darius Milhaud kan worden toegepast op alle muziek van Poulenc, maar de kamermuziekwerken vertegenwoordigen een leven lang, werken met virtuoze vrienden of vanuit een dringend verlangen om te componeren, wat de essentie van zijn direct herkenbare en diep persoonlijke stijl weerspiegelde. Ze variëren van de jeugdige creativiteit van Poulenc als lid van de Groupe des Six, via een rijke naad van meesterwerken, tot de sonates die hij componeerde als zijn laatste werken.
In zekere zin wilde Francis Poulenc als typische componist van het Parijs van de jaren ‘20, met zijn speelse muziek, het publiek alleen maar vermaken en zo nu en dan een beetje choqueren of toch op zijn minst, een beetje prikkelen. Hij was in die tijd ook één van de jonge componisten die gezamenlijk bekend staat als “Les Six” (foto), voor wie de Franse dichter, filmregisseur en toneelschrijver, Jean Cocteau (1889-1963) de ideoloog was en Erik Satie (1866-1925), een soort vaderfiguur. In zijn boek “Le Coq et l’Arlequin” (1918) bekritiseerde Cocteau onder meer de melancholie van de Duitse muziek van Beethoven en Wagner, en beweerde dat eenvoud, eenvoudig geconcentreerde complexiteit was. Dit paste bij de muziek van Poulenc met zijn verschillende soorten melodieën, grilligheid en verrassingen, “bonne humeur”, formele helderheid en ongecompliceerde harmonieën.
De muziek van Poulenc is vooral rijk aan melodie. Het is muziek die gemakkelijk toegankelijk is en die, ondanks haar twintigste-eeuwse herkomst, nooit het heersend tonaal-modaal systeem ter discussie stelt. Hoewel Poulenc de verminderde septiem meer gebruikte dan welke componist dan ook, is de chromatiek in zijn muziek nooit meer dan incidenteel. De laatste halve eeuw werden de nauwgezetheid van zijn vakmanschap en zijn doelgerichtheid erkend, en hij wordt eindelijk gezien als een echte meester van het Frans idioom.
Poulencs kamermuziek kan gemakkelijk worden gegroepeerd in drie chronologische perioden. De vier werken uit de vroegste periode (1918-26) omvatten een Sonate voor twee klarinetten (1918), een Sonate voor klarinet en fagot (1922), met uitstapjes naar jazz en bitonaliteit, die vaak uitmondden in een ondeugende cadans, en een Sonate voor hoorn, trompet en trombone (1922), waarvan de opening bijna klinkt als die van een Mozart-divertimento, maar die al snel een manifestatie wordt van Poulencs charmante humor. Deze drie sonates voor blaasinstrumenten alleen zijn elk nog geen tien minuten lang en zitten vol pittige dissonanten. Ook uit deze vroegste groep kamermuziekwerken is het Trio voor piano, hobo en fagot (1926), die, zoals zoveel van Poulencs werken, heerlijke humor, scherpte en uitbundigheid combineert met een nostalgische, aangrijpende lyriek.
De latere groep omvat drie sonates voor solo houtblazers en piano, te beginnen met de Fluitsonate, ter nagedachtenis van Emma Sprague Coolidge, de bekende Amerikaanse beschermvrouw van de moderne muziek in de jaren 1920-‘30. Het werd gecomponeerd tussen december 1956 en maart 1957. Het openingsallegro in E mineur vangt een weemoed die kenmerkend is voor Poulenc, terwijl in de zachte cantilena, de fluit een typisch nostalgische melodie ontvouwt waarbij de piano een secundaire begeleidende rol aanneemt, behalve enkele korte ritornelli. De finale verschuift van de ene tonaliteit naar de andere. De prachtige klarinetsonate, ter nagedachtenis van Poulencs vriend, Arthur Honegger (foto), bevat een opvallend mooie, langzame beweging, een romanza waarvan de hoofdmelodie “Très doux et mélancholique” in mineur is. Dit is Poulenc op zijn mooist. Een losbandig geanimeerd slotallegro zorgt voor een sterk contrast.
De Drei Fantasiestücke, “Zart und mit Ausdruck”, “Lebhaft, leicht” en “Rasch und mit Feuer”, voor klarinet en piano, op. 73, werden gecomponeerd in 1849. Hoewel ze oorspronkelijk bedoeld waren voor klarinet en piano, gaf Schumann aan dat de klarinetpartij ook op altviool of cello kon worden uitgevoerd. Schumann componeerde de stukken in slechts twee dagen tijd in februari 1849, en noemde ze oorspronkelijk “Soirée Pieces” voor ze Fantasiestücke werden genoemd, een titel waar Schumann dol op was, omdat hij ze voor verschillende werken gebruikte. Deze poëtische titel bevorderde het fundamenteel romantisch idee dat creatieve expressie het product was van de onbeperkte verbeelding van de kunstenaar. Bovendien rechtvaardigden de connotaties, de plotselinge stemmingswisselingen.
Schumann componeerde zijn, Drei Romanzen op. 94 oorspronkelijk voor hobo (ad libitum viool) en piano. Hij schreef het werk in Dresden tussen 7 en 12 december 1849 en droeg het werk op aan zijn vrouw Clara. Naast liederen componeerde hij meerdere werken voor piano in combinatie met een minder gebruikelijk instrument. Hij componeerde bv. een Adagio en Allegro voor hoorn en piano, met als alternatief voor de hoorn, de gebruikelijkere viool of cello. Verder componeerde hij een Konzertstück voor hoorns en orkest. Met zijn Romanzen gaf hij geen gehoor aan zijn uitgever die gevraagd had om een stuk met klarinet. Schumann schreef in een brief aan uitgever Simrock in Bonn dat hij deze stukken anders geschreven zou hebben als ze bedoeld waren voor klarinet. Toch wordt het werk tegenwoordig vaak uitgevoerd met klarinet, en ook met fluit, fagot of cello in plaats van hobo of viool. De eerste uitvoering vond plaats in Leipzig bij de Schumanns thuis op 27 december 1849. De eerste openbare uitvoering vond plaats in het Gewandhaus in Leipzig op 24 januari 1863. Het werk werd voor het eerst uitgegeven door uitgeverij Simrock in Bonn, in 1851.
Johannes Brahms had nog maar net besloten niet meer te componeren toen hij de klarinettist Richard Mühlfeld (foto) het Klarinetconcert van Mozart hoorde spelen en geïnspireerd werd om verschillende kamermuziekwerken voor hem te componeren. Brahms had Mühlfeld reeds horen spelen wanneer het orkest van Meiningen onder leiding stond van Hans von Bülow. Het was weliswaar de opvolger van von Bülow, Fritz Steinbach, die in maart 1891 de aandacht trok van Brahms op het spel van die uitzonderlijke klarinettist. Diens spel maakte op hem een dusdanig diepe indruk dat hij alle speltechnische mogelijkheden van het instrument wilde leren kennen. Zo bracht Brahms vele uren bij Mühlfeld thuis door om zoveel mogelijk diens oefeningen op zijn instrument te kunnen volgen. Maar Mühlfeld spoorde Brahms ook aan om voor de klarinet nieuwe composities te schrijven. Brahms was danig enthousiast dat hij in de zomer van dat jaar in Bad Ischl, voor Mühlfeld meteen twee werken componeerde, het Trio, op. 114 en het beeldschoon Kwintet op. 115. Brahms zou daar in 1894 nog twee klarinetsonaten op. 120 aan toevoegen. De beide klarinetsonaten zouden ze samen op één jaar tijd, wel op twintig verschillende concerten uitvoeren.
In 1913 voltooide Alban Berg (foto) zijn Vier stukken voor klarinet en piano op. 5. Deze werden echter pas enkele jaren later gepubliceerd. Dit zou te wijten kunnen zijn aan de mislukte première van twee Altenberg-liederen op 31 maart 1913, evenals aan Schönbergs kritiek op enkele van Bergs laatste werken. Het model voor de Vier Stukken op. 5 waren waarschijnlijk de Sechs kleinen Klavierstücke op. 19 van Schönberg. Net als bij de klarinetstukken werden ook in die stukken de muzikale ideeën samengevat in slechts enkele maten.
De première van de klarinetstukken vond uiteindelijk plaats in oktober 1919, na de Eerste Wereldoorlog. Het concert werd uitgevoerd door de Verein für musikalische Privataufführungen in Wenen. De klarinetstukken werden daar nog een paar keer uitgevoerd, onder meer ter ere van Maurice Ravel, en kregen buitengewoon positieve reacties, dus besloot Berg de stukken te drukken. In 1924 werden de stukken overgenomen door de uitgeverij Universal Edition, vanwege het grote succes van het Strijkkwartet opus 3, dat werd uitgevoerd op het Kamermuziekfestival van de Internationale Vereniging voor Nieuwe Muziek in Salzburg. Bovendien zorgde de succesvolle première van Wozzeck eind 1925 ervoor dat de klarinetstukken (net als andere eerdere werken van Berg) meer bekendheid genoten.
De Franse klarinettist, saxofonist en componist Michel Portal (1935) is een eclectische instrumentalist die zowel thuis is in klassieke muziek als in jazz. Als vertolker van Mozart, Brahms, Berg, Boulez, Stockhausen, Berio en Kagel, en een bekroonde componist van filmsoundtracks, is hij ook een van de meest invloedrijke figuren in de twintigste-eeuwse Franse en Europese jazz. Michel Portal is tevens een zeer geïnspireerde solist en kamermuzikant, die een heldere en rigoureuze lezing van de werken die hij uitvoert combineert met een buitengewone expressiviteit die hem onbetwistbaar onderscheidt van de conventionele paden. Hij heeft altijd geweigerd de muziek stil te laten staan en liet zijn fantasie en inventiviteit de vrije loop in de improvisatie, waarbij hij soms de klarinet verruilde voor de bandoneon of de saxofoon. Michel Portal is een gerenommeerd artiest in zowel de jazz- als de klassieke wereld en speelt samen met klassieke muzikanten als Maria João Pires, Bruno Canino en Michel Dalberto, en jazzmuzikanten als pianisten Bojan Zulfikarpašić en Jacky Terrasson, accordeonist Richard Galliano, drummer Daniel Humair en contrabassisten Bob Guérin en Henri Texier.
Michel Dalberto (1955) werd geboren in Parijs in een niet-muzikaal gezin. Hij begon piano te studeren toen hij drie en een half jaar oud was. Toen hij twaalf was, maakte hij kennis met Vlado Perlemuter (een favoriete leerling van Alfred Cortot), en ging in 1969 naar het Conservatorium van Parijs, waar hij zijn studie in een periode van negen jaar voltooide. Michel Dalberto kreeg voor het eerst bekendheid toen hij in 1975 de Clara Haskil-prijs won. Drie jaar later won hij de eerste prijs op de Leeds International Piano Competition. Van 1990 tot 2005 was Michel Dalberto artistiek adviseur van het Les Arcs Academy-Festival in Bourg-Saint-Maurice, Savoie. Tussen 1991 en 2009 was hij voorzitter van de jury van de Clara Haskil International Piano Competition. In mei 2011 werd hij benoemd tot hoogleraar aan het Conservatorium van Parijs. Michel Dalberto werd in 1996 door de Franse regering onderscheiden met de Ridder in de Ordre National du Mérite.
Berg Brahms Poulenc Schumann Sonatas for Clarinet and Piano Michel Portal Michel Dalberto cd La Dolce Volta LDV96