“Dolci Accenti, Passaggi E Legature, Florid Italian solo music from around 1600” door Peter van Heyghen (blokfluit) en Kris Verhelst (klavecimbel & orgel), op het label passacaille.

Met de ontwikkeling van de monodie in Italië rond 1600, raakten eerst vocalisten de harten van het publiek, maar al snel volgden de instrumentalisten met hun retoriek en emotionaliteit zonder woorden. Rond 1600, toen de opera in Italië werd uitgevonden, schitterde Venetië met de werken van Giovanni Gabrieli in de basiliek van San Marco. Als een gedurfde samensmelting van Vlaamse en Italiaanse stijlen, vormde deze muziek een corpus van virtuoze stukken waarin stemmen wedijveren met cornetten en trombones, om een polyfonie van zeldzame schoonheid.

Op het programma staat werk van Giovanni Battista Fontana (1571-1631), Girolamo Frescobaldi (1583-1643), Giovanni Bassano (1557-1617), Francesco Rognoni Taeggio (1580-1626), Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525-1594), Tarquinio Merula (1590-1665), Giovanni Martino Cesare (1590-1667), Giovanni Picchi (1572-1643), Giovanni Battista Riccio (1570-1630), Biagio Marini (1597-1665), Peter Philips (1561-1628) en Giulio Caccini (1545-1618).

De canzone was ten tijde van de troubadours en later, een één- of meerstemmig lied (vergelijk met het Frans chanson), meestal een liefdeslied. Na 1530 werd de canzone verdrongen door het madrigaal en de canzonetta. Instrumentaal kwam de canzona voor het eerst voor tegen het begin van de 16de eeuw (canzona da sonar), aanvankelijk als naam voor orgeltranscripties, later weliswaar ook voor andere instrumentale navolgingen van Franse chansons. Bij Giovanni Gabrieli werd de canzona voor het eerst gefigureerd. Het belangrijkste verschil met het ricercare en de fantasie was de wat lichtere thematiek en de driedelige indeling. De Italiaanse componist, organist, luitist en klavecinist uit het begin van de barok, Giovanni Picchi (1571/72-1643) was een late volgeling van de Venetiaanse School en had in zijn 19 “Canzoni da sonar con ogni sorte d’istromenti” (Venetië 1625), invloed op de ontwikkeling en differentiatie van instrumentale vormen, zoals de sonate en de canzona.

Uit de canzona da sonar is later de sonate ontstaan. Na het overlijden van Andrea Gabrieli in 1585, besloot Giovanni Gabrieli een groot deel van het oeuvre van zijn oom te bewerken om het te kunnen publiceren. “Concerti di Andrea e Giovanni Gabrieli” (1587) was een collectie van Andrea’s grootste werken, aangevuld met eigen composities. “Terzo libro de madrigale a cinque voci” (1589) was de naam van een tweede uitgave. In 1585 werd Gabrieli gekozen om Vincenzo Ballavere op te volgen als organist aan de Scuola Grande di San Rocco, een van de zes broederschappen in Venetië. Hier voorzag hij samen met diverse andere musici, onder wie de cornettist, Giovanni Bassano, de ceremonies van prachtige muziek.

Sedert de publicatie in 1584 van “II vero modo di diminuir con le tutte le sorte di stromenti” (over versiering, augmentatie en diminutie), door de cornetspeler, Girolamo Dalla Casa, ontwikkelde de instrumentale muziek zich in de Italiaanse steden. Historische instrumenten als tiorba, chittarone, lirone, cornetto mutto, viola da bracchio, arciliuto en regaal zorgden voor een heel oorspronkelijk klank.

Florentijnse recitatiefstijl, de basso continuo om in madrigalen de tekst te accentueren en emotionele inhoud te geven, het aanwenden van decoratieve, instrumentale muziek in de dubbelkorige, godsdienstige muziekpraktijk met de introductie van tremolo en pizzicato als stile concitato, de antithese van prima en seconda prattica, portamento, het zijn maar enkele van de stijlkenmerken van de muziek van Monteverdi, verder uitgewerkt door zijn volgelingen. Zij werkten in Padua, Parma, Modena, Venetië, Ferrara, Milaan, Bologna, Mantua, Bergamo en Brescia en werkten de canzone, ricercar en fantasia uit tot de monothematische triosonate, Sonata da chiesa en Sonata da camera met continuo.

Contrasterende affecten, sensuele melodieën, moeiteloze virtuositeit en een voorkeur voor het intieme: het zijn enkele van de kenmerken die de Italiaanse muziek van rond 1600 bijzonder aantrekkelijk maken. Peter Van Heyghen en zijn echtgenote, Kris Verhelst, twee toonaangevende specialisten op dit gebied, hebben hun nieuwste opname aan deze muziek gewijd. Ontdek en geniet van hun selectie virtuoos geornamenteerde motetten, madrigalen, ricercari, toccata’s, capricci, canzona’s en sonates, uitgevoerd op authentieke instrumenten, drie verschillende blokfluiten, twee klavecimbels en een orgel.

Na zijn opleiding als blokfluitist en zanger ontwikkelde Peter Van Heyghen zich tot een internationaal erkend specialist op het gebied van de uitvoeringspraktijk van 16de-, 17de– en 18de-eeuwse muziek. Hij treedt op als solist en met zijn kamermuziekensembles More Maiorum en Mezzaluna, maar is daarnaast ook bijzonder actief als dirigent en leraar. Hij is vast verbonden aan het Belgische Barokorkest en Vocaal Ensemble Il Gardellino en doceert aan de Koninklijk Conservatorium Brussel (KCB) en het Conservatorium van Amsterdam en Den Haag. Hij wordt overal ter wereld regelmatig uitgenodigd als gastdirigent, voor het leiden van masterclasses en workshops, voor het geven van lezingen en het deelnemen aan debatten. Sinds enkele jaren legt Peter Van Heyghen zich steeds meer toe op het barokke operarepertoire. Samen met regisseuse en choreografe Sigrid T’Hooft leidt hij sinds 2003 de opera workshop van de Händel-Akademie te Karlsruhe.

Kris Verhelst (1964) studeerde orgel bij Chris Dubois in het Lemmensinstituut (Leuven) en klavecimbel bij Jos Van Immerseel in het Koninklijk Vlaams Conservatorium (Antwerpen). Ze heeft een internationale reputatie opgebouwd, als soliste en als continuospeler bij gereputeerde orkesten zoals Anima Eterna Brugge, Les Muffatti (gedirigeerd door haar echtgenoot Peter Van Heyghen) en Collegium Vocale Gent alsook met befaamde kamermuziekensembles. Naast klavecimbel en orgel is ze ook op clavichord gaan spelen en ze treedt ook vaak op in duo met haar echtgenoot, Peter Van Heyghen. Kris Verhelst doceert klavecimbel en continuo aan het Lemmensinstituut en geeft regelmatig meestercursussen en leidt workshops. Ze wordt ook gevraagd als inleidster op de jaarlijkse klaviercursus georganiseerd door het gerenommeerd Ruckersgenootschap in Antwerpen.

In 2010 was ze jurylid voor de internationale klavecimbelwedstrijd in het kader van het Festival Musica Antiqua in Brugge. Ze profileert zich niet alleen als soliste, maar bouwde tevens een internationale reputatie op als basso continuo-speelster. Kris Verhelst gaf concerten in Europa, de Verenigde Staten en Japan op zowel historische klavierinstrumenten als hedendaagse replica’s. Ze heeft samengewerkt met toonaangevende barokorkesten zoals Anima Eterna, Collegium Vocale en Les Muffatti, en kamermuziekensembles zoals More Maiorum, Oltremontano, La Sfera Armoniosa, Ricercar Consort, Scorpio Collectief en Il Gardellino en ze maakte opnames voor de labels Passacaille, Accent, Ramée, Klara, Channel Classics, Mirare, Aliud en EMR.

Tracklist:

Giovanni Battista Fontana: Sonata terza

Girolamo Frescobaldi: Capriccio quinto sopra la Bassa Fiamenga

Giovanni Bassano: Ricercata terza

Giovanni Bassano / Andrea Gabrieli: Caro dolce ben mio

Francesco Rognoni Taeggio / Giovanni Pierluigi da Palestrina: Pulchra es amica mea

Tarquinio Merula (?): Intonatione Crommatica del Nonj Tonj

Giovanni Martino Cesare: La Foccarina

Giovanni Picchi: Pass’e mezzo Antico di sei Parti

Giovanni Battista Riccio: Canzon a un Flautin overo Corneto

Biagio Marini: Romanesca

Peter Philips / Giulio Caccini: Amarilli

Jacob van Eyck / Giulio Caccini: Amarilli mia bella (modo 3 & 4)

Peter Philips / Peter van Heyghen: O dilecte

Nicolaes a Kempis: Symphonia 2

Johann Caspar Kerll: Toccata 1

Dario Castello: Sonata Seconda

Dolci Accenti, Passaggi E Legature, Florid Italian solo music from around 1600 Peter van Heyghen Kris Verhelst cd passacaille 0001139PAS