Fijne, Hoofse lyriek op de cd “Au douz tens nouvel, Chansons de trouvères” door de sopraan, Clara Coutouly en het Ensemble Céladon o.l.v. Paulin Bündgen op het label Ricercar.

De middeleeuwse trouvères traden in de voetsporen van de troubadours, verspreidden hun liefdesliederen van hof tot hof en leverden zo hun eigen bijdrage aan het idee van de middeleeuwse hoofse liefde. De periode werd gekenmerkt door “grand chant courtois à forme fixe”, zijnde de productie en de receptie van hoofse minneliederen, refrains en de virelai-ballade.

Een uitvinding van de 12de eeuw, zo hebben sommigen de liefde ooit genoemd. Die uitspraak mag overdreven zijn, toch staat het vast dat de troubadours een onuitwisbare invloed hebben uitgeoefend op de middelnederlandse en middelhoogduitse poëzie en de wijzen waarop de liefde tijdens de middeleeuwen in heel West-Europa bezongen werd. Ook in de Nederlanden. De minnezanger, Hendrik van Veldeke, de mystieke dichteres, Hadewijch, de virtuoze dichter van het Gruuthusehandschrift, ze zijn vaak gebloemleesd, maar naast hun lyriek, zijn er talrijke liederen bewaard, sommige heel conventioneel, andere uiterst geraffineerd, die begraven liggen in weinig toegankelijke tekstedities of in hypergespecialiseerde wetenschappelijke publicaties.

Net als de Occitaanse troubadours en de trouvères in Noord-Frankrijk, vierden de Minnesänger de hoofse liefde en gaven ze het middeleeuws Duits zijn adellijke brieven. Deze ‘zangers van de liefde’, Minne is het oud Duits woord voor liefde, zetten zo een poëtische en muzikale traditie voort die bijna twee eeuwen eerder in Occitanië was begonnen. De Minnesänger, over het algemeen van adel en ridderlijk bloed, emancipeerden zich geleidelijk van hun Franse voorbeelden en ontwikkelden in de 13de eeuw hun eigen stijlen en vormen.

De Minnezang kende haar bloeiperiode in Duitsland, van ongeveer 1150 tot 1300, en vervolgens tot 1500. Er was een nauwe verwantschap met de Noord-Franse trouvères en de Provençaalse troubadours. De term minnezang rond de verering van de dame was een terugkerend thema. De minnezang was in hoge mate bepaald door vaste regels. De kunst bestond vooral uit het combineren en bewerken van standaardmotieven op originele wijze, via een aantal subvormen zoals het wachterlied of daglied (het duits Tagelied of het occitaanse Alba), en het wissellied of wisselzang. Het verschil met de Franse troubadours en trouvères was vooral het nadrukkelijk hoofs karakter, waar de teksten van de Franse troubadours en trouvères, vaak meer werelds en vrijer qua vorm waren.

In een periode dat poëzie nog louter oraal was, werd de minnezang als genre binnen de hoofse literatuur, niet voorgedragen, hoewel de meeste minneliederen niettemin genoteerd werden. Veel muziek is in de loop der tijd verloren gegaan, hetgeen de reconstructie speculatief maakt. Hetzelfde geldt voor de reconstructie van de gebruikte instrumenten. Uit middeleeuwse miniaturen kan weliswaar worden afgeleid dat de luit en de fluit belangrijke instrumenten waren.

De hier gepresenteerde liederen, geschreven in de langue d’oil, de voorloper van het modern Frans, doen niet alleen denken aan de ontoegankelijke dame die alle lof verdient, maar ook aan het bescheiden boerenmeisje dat met veel minder delicatesse het hof wordt gemaakt. Een hele wereld, hoofs, kleurrijk en feestelijk, wordt uitgebeeld in liederen voor de Maagd, liederen die de lente oproepen en chansons van Guiot de Dijon, Moniot d’Arras, Gautier de Coincy, Thibaut de Champagne en zelfs de trouvèresse, Maroie de Diergnau.

Paulin Bündgen (1977) studeerde zang aan het Conservatoire national supérieur de musique et de danse in Lyon. Hij behaalde er een eerste prijs in 2002 en sindsdien zingt en neemt hij op als solist met ensembles als le Concert de l’Hostel Dieu (Franck-Emmanuel Comte), Vox Luminis (Lionel Meunier), Clematis, Akadêmia (Françoise Lasserre), de Paladins (Jérôme Correas), Doulce Mémoire (Denis Raisin-Dadre), Les Jardins de Courtoisie (Anne Delafosse-Quentin), Elyma (Gabriel Garrido), Les Traversées Baroques (Etienne Meyer), en la Fenice (Jean Tubéry), de Cappella Mediterranea (Leonardo Garcia Alarcon) en le Concert Spirituel van Hervé Niquet.

In 1999 richtte hij het ensemble Céladon op, gespecialiseerd in de interpretatie van oude muziek, met wie hij twee cd’s opnam voor Arion, “Soledad tenguo de ti” (Portugese renaissancemuziek) en “Absalone” (cantates van Cazzati). Een derde, “Funeral Teares de Coprario”, werd uitgebracht door Zig-Zag Territoires in maart 2009. Het vierde album, “Deo Gratias Anglia” (14de-eeuwse profane en religieuze, Engelse liederen), werd uitgebracht door het AEON-label in 2012. “Nuits Occitanes”, gewijd aan de lyrische kunst van de Troubadours, werd in 2014 uitgegeven door Ricercar. Het zesde project van het ensemble, gewijd aan de chansons van de Troivère, van Jehan de Lescurel, werd eveneens voor Ricercar. opgenomen in 2015. “No Time in Eternity”, samengesteld uit Consort Songs uit de Engelse Renaissance en met werk van Michael Nyman, verscheen in 2017 bij Aeon. Paulin Bünigen dirigeert sinds 2009 ook het concertseizoen “Les Rendez-vous de Musique Ancienne” in Lyon.

Paulin Bündgen is te gast op festivals in Ambronay, Beaune, Sablé-sur-Sarthe, Utrecht, La Chaise-Dieu, het Ile-de-France festival, Innsbruck, e.a. evenals op prestigieuze locaties zoals de Cité de la Musique, het Théâtre du Chatelet en de Salle Gaveau in Parijs, het Gérard-Philippe Theater in Saint-Denis, het Arsenal in Metz, het Grimaldi Forum in Monaco en het Teatro Arriaga in Bilbao. Hij zong in de operahuizen van Lyon, Rennes, Massy, Versailles, Reims, Tours en het Théatre de Namur, evenals in de Engelse Nationale Opera in Londen.

Het ensemble Céladon ontleent zijn naam aan de held van “Astrée” van Honoré d’Urfé, markies van Valromey en graaf van Châteauneuf (1568-1625) (foto) uit Marseilles, een Franse romanschrijver, die in de 17de eeuw een grote invloed had op de ontwikkeling van de moderne roman. Zijn pastorale roman (“roman pays”), “L’Astrée”, die zich afspeelt in Forez, een oud graafschap en een voormalige Franse provincie (nu het centraal deel van het Loiredepartement en delen van de Haute-Loire en de Puy-de-Dôme), verscheen tussen 1607 en 1633, gaat over de liefde tussen de 12-jarige herderin Astrée en de 14-jarige herder Celadon, die zich heel wat moeite moest getroosten om haar liefde te winnen. Het verhaal speelt in de 5de eeuw, na de val van het Romeinse Rijk, toen er nog geen koningen in Frankrijk waren en Gallische stammen in een bloedige strijd verwikkeld waren met de Hunnen in de Slag op de Catalaunische velden of Campus Mauriacus, op 20 juni 451, in het noordoosten van het huidige Frankrijk.

Céladon onderzoekt met charme en fantasie het repertoire van oude muziek. Onder leiding van Paulin Bündgen wil Céladon ontsnappen aan de gebaande paden en geniet hij van het register van zijn contratenor timbre, tussen middeleeuwse muziek, renaissance en barok. Sinds de oprichting in 1999 heeft het ensemble Céladon concertprogramma’s gemaakt met een sterke en originele identiteit, zoals Barokland, Muziek in Castle Tavern, Deo Gratias Anglia en Nuits Occitanes. Sinds 2015 is Céladon ook geïnteresseerd in hedendaagse creaties met programma’s als “No Time in Eternity” (Consort Songs Elisabéthaines en werken van Michael Nyman), of ΙΕΡΟΣ|HIEROS (Conductus composities van de School van Notre Dame en composities van Jean-Philippe Goude). In residentie in het centre scolaire Saint Louis-Saint Bruno (foto) in Lyon, leidt en organiseert het Céladon-ensemble het concertseizoen “Rendez-vous de Musique Ancienne”.

Tracklist:

Anonymus: En un vergier; Bele Yolanz; Non veul mari; En mai au douz tens nouvel; Enmi la rousee; L’autrier quant je chevochoie; Lai de la pastourelle; Volez vos que je vous chant

Etienne de Meaux: Trop est mes maris jalos

Gautier de Coincy: Hui matin a l’ajournee

Tibaut de Champagne: Ausi comme unicorne sui

Maroie de Diergnau: Mout m’abelis

Guiot de Dijon: Chanteir m’estuet por la plux belle

Au douz tens nouvel Chansons de trouvères Ensemble Céladon Paulin Bündgen cd Ricercar RIC465