Ontdek de koren in Conradin Kreutzer “Der Taucher Romantische Oper in 2 Akten”, door het Kammerchor Stuttgart en de Hofkapelle Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius, op het label Carus. Een fantastische herontdekking!

Het oeuvre van de Duitse componist en dirigent, Konradin Kreutzer (1780-1849), niet te verwarren met de Franse violist, Rodolphe Kreutzer (1766-1831), omvat wel 49! opera’s, waaronder “Das Nachtlager in Granada” en de toneelmuziek bij “Der Verschwender”, beide geproduceerd in 1834 in Wenen. In “Der Taucher” wordt Alphonso, in werkelijkheid Lorenzo’s broer, de rechtmatige hertog van Messina, dood gewaand. Hij is het hof binnengeslopen, vermomd als monnik en verijdelt Lorenzo’s hoop dat zijn broer nog leeft. Wanneer Ivo tot ridder geslagen wordt, gooit Lorenzo, in een vlaag van waanzin, een gouden beker van de klif. Ivo springt erachteraan, Alphonso trekt zijn zwaard om de vermeende dood van zijn zoon te wreken, maar, Ivo komt terug met de gouden beker en wint Alphonsine’s hand.

Zowel literair als muzikaal was ‘Hans Heiling’ uit 1833, van Heinrich Marschner (1795-1861), een heel belangrijk werk voor de Duitse operageschiedenis. De opera was nl. een verbindende schakel tussen de opera’s van Carl Maria von Weber, Otto Nicolai, Albert Lortzing, Coradin Kreutzer en Ludwig Spohr, en deze van de jonge Richard Wagner, in wiens werken Marschner nog weergalmde, bv. in de demonische figuur van de ‘Hollander’ of in de ondergrondse mijn (“Kluft aus der ein schwefliger Dampf hervorquillt”),“Nibelheim”, van de Nibelungen. Wagners “Grosse Romantische Oper”, “Die Feen” uit 1833, was daarenboven gemodelleerd naar deze van de Duitse romantische opera, in de lijn van Carl Maria von Weber, Heinrich Marschner en Conradin Kreutzer, en veel van de muziek was nog sterk Beethoveniaans.

Ook Albert Lorzting (1801-1851) vertegenwoordigde naast Beethovens “Fidelio”, Heinrich Marschner, Conradin Kreuzer, Louis Spohr, Franz Schubert (5 Singspiele!), Otto Nicolai, Carl Maria von Weber, Friedrich von Flotow en de jonge Richard Wagner (“Die Feen” (1833), “Das Liebsverbot oder die Novize von Palermo” (1835) en zijn große tragische Oper, “Rienzi, der letzte der Tribunen” (1842)), het ontstaan van de Duits-romantische opera. “Die Feen” was trouwens de eerste opera die Richard Wagner volledig voltooide. Wagner was toen twintig jaar oud en was koorleider in Würzburg. Daarvoor schreef en componeerde hij “Leubald”, Trauerspiel in vijf bedrijven (1826-1828), “Schäferoper” (fragment, verloren gegaan) 1830 en “Die Hochzeit”, opera (onvoltooid) 1832-1833 (première van het voltooide deel 1933).

Hoewel Conradin Kreutzer (foto) een van de onbetwiste publiekslievelingen van de Vormärz periode was, zijn zijn opera’s, ondanks hun onmiskenbare, pakkende lyrische melodieën en originele, kleurrijke orkestratie, vandaag helaas bijna volledig verdwenen uit het repertoire van operahuizen en zelfs uit de catalogi van platenlabels. Vormärz (vóór maart), de periode van o.a. Heine, is de naam van een periode in de Duitse geschiedenis. De naam komt van de zogeheten maartrevolutie van 1848, waarbij het gaat om de periode die voorafgaat aan deze maart. Volgens sommige historici begint ze in 1815 met de overwinning op Napoleon en de oprichting van de Duitse Bond, voor anderen rondom 1830 door de Julirevolutie, volgens weer anderen pas rondom 1841 door de Rheinkrise. De periode 1815-1830 wordt meestal Restaurationszeit genoemd, doelend op het (daadwerkelijk of vermeend) herstel van de politieke en sociale wereld van voor de Franse Revolutie. De joodse literatuur- en toneelcriticus. Ludwig Börne 1786-1837 (foto) wordt gezien als een grondlegger van het politiek publicisme in die tijd in Duitsland.

Alleen de meest succesvolle opera van Kreutzer, “Das Nachtlager von Grenada” (Het nachtkamp van Grenada) uit 1834, is vandaag de dag misschien nog bekend bij operakenners. Het verhaal van zijn romantische opera “Der Taucher” op een libretto van de Duitse dichter, Samuel Gottlieb Bürde (1753-1831), was vrij gebaseerd op een ballade van Friedrich Schiller.

“Wer wagt es, Rittersmann oder Knapp,

Zu tauchen in diesen Schlund?

Einen goldnen Becher werf ich hinab,

Verschlungen schon hat ihn der schwarze Mund.

Wer mir den Becher kann wieder zeigen,

Er mag ihn behalten, er ist sein eigen.

Der König sprach es, und wirft von der Höh

Der Klippe, die schroff und steil

Hinaus hängt in die unendliche See,

Den Becher in der Charybde Geheul.

Wer ist der Beherzte, ich frage wieder,

Zu tauchen in diese Tiefe nieder?”

Friedrich Schiller (foto) schreef de ballade “Der Taucher” in 1797, voor de Musen Almanak die hij in 1798 publiceerde. Het beschreef de durf van een Edelknecht, die zichzelf in een draaikolk werpt, bekend als de Keel van Charybdis in Sicilië, om de gouden beker op te halen, die de koning erin heeft gegooid. Hij slaagt erin de beker terug te brengen, doet gedetailleerd verslag van de verschrikkingen van de diepten die hij heeft meegemaakt, maar zonder dat hij de bodem van de zee heeft bereikt. De koning belooft hem een kostbare ring bij de beker als hij weer wil afdalen om hem nieuws over de diepste diepten van de zee te brengen. De koningsdochter smeekt haar vader om het wrede spel te stoppen, maar de koning gooit de beker opnieuw in de draaikolk en belooft de jongeman van hem niet alleen de meest voortreffelijke ridder te maken, maar hem ook zijn dochter als vrouw te schenken. De jongeman kan deze verleiding niet weerstaan. Bij zijn volgende duik brengt de stijgende branding hem niet terug naar de oppervlakte… “Abermals stürzt er hinunter auf Leben und Sterben, doch dieses Mal bringt ihn die aufsteigende Brandung nicht wieder zurück an die Oberfläche”.

In de opera gaat het verhaal over Alphonsine, de dochter van Lorenzo, de hertog van Messina, die verdwaald raakt in het hertogelijk bos. Zij vlucht nl. voor haar huwelijk met de onbeminde hertog Antonio van Calabrië. Ze wordt gevonden en gered door Ivo, de zoon van de kluizenaar Alphonso, waarbij Ivo zich de droom herinnerd, waarin de fee Morgana hem de naam van de jonge vrouw vertelde. Daarop besluit hij Alphonsine terug te brengen naar haar vader. Na een mislukte zoektocht gelooft Alphonsine’s vader, hertog Lorenzo, dat hij zijn dochter is verloren. Hij ziet dit als Gods rechtvaardige straf, aangezien hij twintig jaar eerder, de hertogelijke troon van zijn oudere broer Alphonso heeft afgepakt en sindsdien geen vrede heeft kunnen vinden, vooral omdat hij gelooft dat zijn broer dood is. Wanneer een onbekende jongeman zijn dochter terugbrengt, besluit hij hem tot ridder te slaan. Vele jaren na de première in Stuttgart in 1813 herwerkte Kreutzer zijn opera voor Wenen, o.a. door de rollen voor de sterzangers virtuozer te maken. In deze versie werd de opera een van Kreutzers eerste grote successen vóór “Das Nachtlager von Grenada” (1834). De vroege versie uit Stuttgart, die zeker niet minderwaardig was, werd naar de achtergrond verdrongen.

Carus presenteert hier voor het eerst een opname van de oorspronkelijke Stuttgart versie uit 1813. Onder leiding van Frieder Bernius brengen het Kamerkoor en de Hofkapelle Stuttgart en uitstekende solisten als Sarah Wegener en Philipp Mathmann (beiden sopraan) deze absoluut te ontdekken operarijkdom weer tot leven en tonen ze nadrukkelijk haar bijzondere muzikale kwaliteit. Na 200 jaar wordt een componist die als succesvolle operacomponist van de Romantiek nog steeds ten onrechte wordt overschaduwd door o.a. Carl Maria von Weber, opnieuw tot leven gewekt.

Frieder Bernius (1947) studeerde aan de Musikhochschule Stuttgart en en musicologie aan de Universität Tübingen. Hij volgde meestercursussen bij o.a. Witold Rowicki, Sergiu Celibidache, Edward Downes en Otmar Suitner. In 1968 richtte hij het “Kammerchor Stuttgart” op. De namen van Felix Mendelssohn Bartholdy en Frieder Bernius worden ondertussen terecht in één adem genoemd. Bernius’ opname van Mendelssohns religieuze koormuziek met het Kammerchor Stuttgart, die veel prijzen heeft gewonnen, was een belangrijke interpretatieve prestatie. Het heeft in grote mate bijgedragen tot de verruiming van het concert repertoire.

Grote stilistische veelzijdigheid is het kenmerk van Frieder Bernius. Of hij nu vocale werken dirigeert van Monteverdi, Bach, Händel, Mozart, Beethoven, Fauré en Ligeti, toneelmuziek van Mendelssohn of symfonieën van Haydn, Burgmüller en Schubert, zijn werk streeft altijd naar een geluid dat tegelijk onmiskenbaar persoonlijk is en tegelijkertijd tijd georiënteerd op het oorspronkelijke geluidsideaal. Hij wijdt zich evengoed aan de herontdekking van opera’s uit de 18de eeuw als aan eerste uitvoeringen van hedendaagse composities. Hij is vooral geïnteresseerd in de muzikale geschiedenis van Zuidwest-Duitsland.

Rolverdeling:

Sarah Wegener (sopraan), Alphonsine

Philipp Mathmann (sopraan), Ivo

Daniel Schmid (tenor), Antonio

Johannes Hill (bariton), Lorenzo

Pascal Zurek (bariton), Alphonso

Barbara Stoll (verteller)

Conradin Kreutzer Der Taucher Romantische Oper in 2 Akten Kammerchor Stuttgart Hofkapelle Stuttgart Frieder Bernius cd Carus 5093536,