François Lazarevitch heeft Mozarts twee Fluitconcerti K.313 en K.314 opgenomen op een traverso met één toets, een “Einklappenflöte”, een kopie van een instrument gemaakt in de tijd van Mozart. Voor het Concerto in C voor fluit en harp, K.299, koos hij voor een traverso met acht kleppen (een fluit met een C-voet), in de jaren 1990 gebouwd door vader en zoon Rudolf Tutz in Innsbruck. Sandrine Chatron koos op haar beurt voor een historische harp van Francois-Joseph Naderman (1781-1835). Omdat Mozart zelf geen cadensen voor zijn Fluitconcerti heeft nagelaten, heeft Francois Lazarevitch zijn eigen cadensen gecreëerd, geïnspireerd door de cadensen, die Mozart voor zijn Pianoconcerti componeerde. Niet te missen!
Mozart componeerde in april 1777 een Hoboconcerto in C, KV 314 voor Giuseppe Ferlendis, componist en de hoboïst van het orkest van de aartsbisschop van Salzburg. Dit hoboconcerto werd in 1920 in Salzburg ontdekt. Uit o.m. onderzoek van Mozarts correspondentie bleek er een verband te zijn geweest met het 2de fluitconcerto in D, dat van dit hoboconcerto is afgeleid.
Terwijl hij in 1777-1778 met zijn moeder naar Parijs reisde, bracht Mozart ongeveer vier maanden door in de Duitse stad Mannheim. Gedurende deze tijd maakte Mozart kennis met hoffluitist Johann Baptist Wendling (1723-1797) (foto). Via Wendling kwam hij in contact met Ferdinand Dejean, een amateurfluitist, plaatselijke arts en bekende medische wetenschapper die de werken bij Mozart bestelde. Dejean verzocht Mozart om “drie korte, eenvoudige concerti en een paar kwartetten voor fluit”. In ruil voor de werken bood Dejean, die voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie werkte, 200 goudstukken aan. Mozart kon de opdracht niet voltooien en bracht twee fluitconcerten uit (deze en K. 314 in D majeur) en drie fluitkwartetten. Het tweede fluitconcert is echter slechts een transpositie van Mozarts Hoboconcert, K. 314.
Het oeuvre van Mozart kent bijgevolg eigenlijk maar één oorspronkelijk fluitconcerto en fluitkwartetten. Toen Mozart in Mannheim verbleef, kreeg hij de opdracht van een onbekende Nederlandse arts om drie fluitconcerti te componeren. Uit tijdnood bewerkte Mozart zijn hoboconcerto tot een fluitconcerto. Een derde fluitconcerto is er nooit gekomen en dus kreeg Mozart maar een deel van het afgesproken honorarium. Mozart noemde zijn opdrachtgever ‘de Indiaanse Hollander’.
Mozart componeerde zijn concerto voor fluit en harp in april 1778, tijdens zijn zeven maanden durende verblijf in Parijs. Het werd gemaakt in opdracht van Adrien-Louis de Bonnières, hertog van Guînes (1735-1806) (foto), een fluitist, voor zijn gebruik en voor dat van zijn oudste dochter, Marie-Louise-Philippine (1759-1796), een harpiste, die compositielessen van de componist, in het huis van de hertog, het Hôtel de Castries kreeg. Mozart verklaarde in een brief aan zijn vader dat hij vond dat de hertog “buitengewoon goed” fluit speelde en dat Marie’s harpspel “magnifiek” was. Als compositiestudent vond Mozart Marie echter volkomen onbekwaam. De hertog (tot 1776 de graaf van Guines), een aristocraat die Mozart begon te verachten, betaalde de componist nooit voor dit werk, en Mozart kreeg in plaats daarvan slechts de helft van het verwachte honorarium voor de lessen aangeboden, via de huishoudster van De Guines. Maar hij weigerde het. (Voor zijn begeleiding was Mozart zes Louis d’or verschuldigd.) Er is weinig bekend over de vroege uitvoeringsgeschiedenis van het werk, hoewel het waarschijnlijk lijkt dat vader en dochter het als eerste speelden.
Mozart componeerde dit meesterwerk waarschijnlijk met de specifieke muzikale capaciteiten van de hertog en zijn dochter in gedachten. Waarschijnlijk componeerde hij het grootste deel van dit concert ten huize van Joseph Legros, de directeur van het Concert Spirituel. Monsieur Legros had Mozart het gebruik van zijn piano in zijn huis gegeven, zodat hij kon componeren. (Mozart componeerde misschien ook een deel van het concert in zijn tweede appartement in Parijs, waar hij bij zijn moeder logeerde, aan de rue du Gros Chenet).
Het werk heeft in wezen de vorm van een Sinfonia Concertante, die destijds enorm populair was in Parijs. De harppartij lijkt meer op een bewerking van een pianostuk dan op een originele harppartij. Dit is vooral duidelijk in de patronen van vijf en tien noten in alle drie de delen, die voor een harpist niet zo makkelijk in de vingers vallen, aangezien de vijfde vingers doorgaans niet worden gebruikt, hoewel ze werden beschouwd als onderdeel van de vroege harptechniek. Er zijn geen volle, rijke glissandi, en hoewel er wel contrapunt in de harppartij zit, bevat deze doorgaans geen weelderige akkoorden.
“Als harpiste heb je een sensuele relatie met je instrument. Je legt het tegen je schouder en je omhelst het met je armen. Als je dan speelt, voel je alle trillingen in je eigen lichaam”. Die bijzondere band kreeg Sandrine Chatron, sinds 2009 harpiste bij het Nederlands Philharmonisch Orkest|Nederlands Kamerorkest, al met haar instrument toen ze op achtjarige leeftijd begon met spelen. Na haar studie aan het Parijse conservatorium won ze enkele prestigieuze concoursen waaronder het Louise Charpentier Concours in Parijs. Ze speelde met diverse orkesten als het Orchestre National de France en de Berliner Philharmoniker, maar ook het befaamde Ensemble InterContemporain onder leiding van Pierre Boulez. Ze trad wereldwijd op in concerten en recitals, als soliste, maar ook in kamermuziekverband met onder meer het Ensemble Calliopée en het Trio Polycordes. Ze heeft inmiddels enkele cd’s op haar naam staan, waaronder een opname met werken uit de tijd van Louis XVI op een authentieke Erard harp. Sandrine Chatron is sinds 2012 als docent verbonden aan het conservatorium van Amsterdam. Sinds 2018 is ze als docent verbonden aan de Haute Ecole de Musique in Genève.
De Franse fluitist en doedelzakspeler, François Lazarevitch, heeft zijn interesses uitgebreid met traditionele muziek uit het Europees verleden en zijn interacties met barokmuziek. Hij is artistiek leider en leider van het ensemble Les Musiciens de Saint-Julien, dat hij in 2005 oprichtte. Op zijn zestiende ontmoette Lazarevitch, Antoine Geoffroy-Dechaume (1905-2000), de bekende organist en klavecinist en pionier op het gebied van historische uitvoeringen in Frankrijk. Hij ging studeren aan conservatoria in Toulouse, Versailles, Brussel en Parijs. Onder zijn leraren waren Barthold Kuijken, Daniel Brebbia en Jean-Christophe Maillard. Lazarevitch zette zijn opleiding voort door samen te werken met traditionele muzikanten en dansers, waarbij hij zich bezighield met volksblaasinstrumenten, waaronder de Ierse fluit en de doedelzak. Het resultaat was een stijl die barokmuziek en de vaardigheden van traditionele musici combineerde. Hij werkte ook met zangers van traditioneel repertoire en verdiepte zich o.a. in Indiase muziek.
Mozart Concertos Pour Flûte & Concerto Pour Flûte et Harpe Sandrine Chatron Les Musiciens de Saint-Julien François Lazarevitch cd ALPHA1065