“Intrigues of the Darkness”, door Anna Fedorova (piano) op het label Channel Classics. Indrukwekkend!

Anna Fedorova verkent op haar nieuwe cd, in werk van Alexander Scriabin, Maurice Ravel, Manuel de Falla en Modest Moessorgski, de intriges van de duisternis in programmatische en uiterst virtuoze werken voor piano solo. Niet te missen!

De magische reis van duisternis naar licht begint met Scriabins Sonate “Black Mass”. Dit opvallend werk verbeeldt een satanisch ritueel, bezeten door het spook van de Mephistophelische Franz Liszt. De Falla’s suite uit El Amor brujo roept een mysterieuze wereld op vol magie, rituelen en spookachtige bezoeken. Ravel omschreef zijn “Gaspard de la nuit” als “romantisch en van een transcendente virtuositeit”. Deze zeer suggestieve stukken zijn gebaseerd op de prozagedichten van Aloysius Bertrand, die akelige scènes uitbeelden van een gehangene, kreunend aan de galg en een duivelse dwerg. Moessorgski’s Schilderijententoonstelling toont eveneens veel duistere scènes, maar komt in het licht met “De Grote Poort van Kiev”, waarin triomfantelijke episodes worden afgewisseld met momenten van religieuze contemplatie.

Alexander Nikolayevich Scriabin (1872-1915) was een controversiële figuur. Zijn originele en innovatieve werken waren gehuld in spiritualisme en mystiek, en geïnspireerd door een synesthetisch concept van kunst. Scriabin was een excentriekeling met visionaire gedachten die muziek wilde combineren met licht, kleuren en geuren tot een magische kleurenpracht. Hoewel het nog niet volledig wordt erkend, heeft de Russische musicus een cruciale bijdrage geleverd aan de evolutie van de 20ste-eeuwse muzikale taal. Deze tien pianosonates vallen op door hun esthetische waarde en historisch belang. De tien pianosonaten van Scriabin vormen een essentieel onderdeel van zijn piano oeuvre. De ontwikkeling van zijn stijl kan nl. op de voet worden gevolgd in deze tien sonaten. De eerste sonaten werden gecomponeerd op een vrij conventionele, romantische manier onder invloed van Chopin en soms Liszt, de laatste sonaten werden gecomponeerd zonder aanduiding van toonaard met atonale passages. Tussen 1903 en 1908 verving Scriabin tonale eenheid door harmonische eenheid. De immense technische eisen van de sonaten zijn bekend.

Scriabins pianosonaten zijn vaak tumultueus, de doorwerking is soms fragmentarisch, trillerarpeggio’s staan voor levensimpulsen. De opening van de Sonate nr.1 op.6 is indrukwekkend dramatisch, de akkoorden zijn gevuld met sonoriteit. Scriabin componeerde ze in 1892 nadat artsen hem vertelden dat de pijn in zijn rechterhand voor altijd zou blijven. Gelukkig kregen ze ongelijk. De compacte Sonate nr. 4 op.30 uit 1903 is een ontwrichte combinatie van nostalgisch verlangen, zilveren magie en salon elegantie, impressionistisch maar ook solide en verfijnd robuust. In Scriabins geniale Sonate nr. 5 uit 1907 werd de sonatevorm uitgebreid.

In zijn Sonaten nrs. 6 en 7, beide uit 1911, creëerde hij formele spanning door harmonisch contrast tussen de cumulatieve momenten van de muziek. Het ontsnappen aan formele beperkingen bereikte hij door texturale en harmonische middelen, een flexibele samenwerking tussen vorm en inhoud. De Sonate nr.9 op. 68, “Zwarte Mis” uit 1913 is een ontheiligde relikwie met climaxen en speelse tot dolle versieringen, evenals die onverschrokken 7de Sonate, “Witte Mis” uit 1911, met zijn donkere schaduwen die de compositie pianissimo openen en afsluiten.

Hoewel Maurice Ravel (1875-1937) pianist was en hij zijn magische pianomuziek componeerde met alle kennis van het instrument, had hij niet de techniek van bv. Chopin, Liszt of Rachmaninov, om een echte virtuoze componist-pianist te zijn. Daarom werden Ravels pianowerken niet geschreven om pianistische virtuositeit als doel op zich te demonstreren. Ook al waren sommige ervan, zoals de suite “Gaspard de la Nuit”, immense uitdagingen voor de uitvoerder. In de ban van nooit eerder gehoorde klanken uit het Oosten, nieuwsgierig naar Oost-Europese folklore, de Spaanse cultuur koesterend, gedeeltelijk gekoppeld aan zijn persoonlijke, Baskische afkomst, liet Ravel zich daarentegen voortdurend inspireren door de meest diverse, muzikale bronnen.

De magische muziek van Maurice Ravel, sinds zijn debuut geliefd bij musici en publiek, is altijd een eerder moeilijk onderwerp geweest voor de muziekwetenschap. De traditionele, stilistische categorieën, impressionisme, symbolisme en neoclassicisme, hoewel op zich relevant, hadden nl. te weinig aanknopingspunten met dit fascinerend en raadselachtig oeuvre. Maurice Ravel werd geboren in Ciboure aan de kust in Frans-Baskenland, nabij de Spaanse grens, en was van moederszijde van Baskische afkomst. Zijn vader was een ingenieur uit Franstalig Zwitserland. Nog in Ravels geboortejaar, verhuisde het gezin naar Parijs. Ravel bracht weliswaar het grootste deel van zijn leven door in Parijs, maar was desondanks toch buitengewoon trots op zijn Baskische afkomst. Veel elementen van Baskische volksmuziek zijn trouwens terug te vinden in zijn composities.

“Gaspard de la nuit” ging in première op 9 januari 1909 in Parijs op een concert van de Société nationale de musique. De pianist was de Spanjaard Ricardo Viñes, een vriend van Ravel die meerdere premières gaf van diens pianowerken. Als inspiratiebron voor de drie pianostukken koos Ravel drie prozagedichten, Ondine, Le Gibet en Scarbo uit de bundel “Gaspard de la Nuit — Fantaisies à la manière de Rembrandt et de Callot” van Aloysius Bertrand (1807-1841), geschreven in 1836 en postuum gepubliceerd in 1842.

“El amor brujo” (Spaans voor liefde (voor de) tovenaar, soms vertaald als behekste liefde) is een ballet met passionele flamencozang (“cante jondo”) van de Spaanse componist Manuel de Falla (foto). Het is een liefdesverhaal met hekserij en dansen, waar een jonge vrouw achtervolgd wordt door het spook van een jaloerse, dode minnaar. Het ballet ging in première op 15 april 1915 in het Teatro Lara van Madrid. Na aanvankelijke kritiek bracht De Falla verschillende gewijzigde versies uit. Zijn latere versie wordt het gerekend tot de beste werken van de Spaanse klassieke muziek. Het ballet, dat oorspronkelijk als titel droeg El Amor Brujo. Gitanería en un acto y dos cuadros (Liefde voor de tovenaar. Zigeunerdrama, eenakter met twee tonelen) werd in 1914-1915 gecomponeerd voor de toenmalige sterdanseres Pastora Imperio (Pastora Rojas Monje, 1889-1979), met wie De Falla eerder in contact was gekomen.

Het libretto staat officieel op naam van Gregorio Martínez Sierra. Maar in de praktijk zijn de verhalen, geschreven in het Andalusisch-Spaans van de zigeuners, meer dan waarschijnlijk afkomstig van diens echtgenote María de la O Lejárraga (foto) . In 1916 bewerkte De Falla een versie voor sextet en beperkt orkest, en het jaar nadien een concertversie. Later volgde een pianosuite, en uiteindelijk in 1925 een tweede balletversie, met een uitgebreid orkest, zonder vertelling, en een aantal kleinere wijzigingen. Het is deze laatste versie die internationaal het meest bekend is geworden. Het ballet omvat de beroemde Danza ritual del fuego (dans van het vuurritueel), de Canción del fuego fatuo (lied van het dwaallicht) en Danza del terror (dans van de angst).

Het verhaal gaat over een jonge zigeunervrouw, Candela, die gekweld wordt door de jaloerse geest van haar dode geliefde (in een andere versie is het haar echtgenoot), die haar tijdens zijn leven ontrouw was, maar nu in het graf geen rust kan vinden. Daardoor kan zij de liefde niet hervinden met haar nieuwe geliefde Carmelo. Bezweringen, rituele vuurdansen en gezangen, niets helpt. Pas wanneer Candela’s vriendin Lucia aanbiedt zich met de geest op te houden, wordt de geest in het vuur verteerd, en kunnen Candela en Carmelo de liefde vinden.

“Schilderijententoonstelling” van Modest Moessorgski (foto) uit 1874, die wereldberoemd werd in de orkestversie van Maurice Ravel, is ook nu nog een bijzondere creatieve en technische uitdaging voor pianisten vanwege Moessorgski’s unieke benadering van de piano. Moessorgski componeerde het meesterwerk, bestaande uit 16 stukken voor piano, naar aanleiding van een bezoek op 23 juni 1874 aan een tentoonstelling van het werk van Viktor Hartmann, door diens vrienden ingericht ter nagedachtenis aan diens overlijden in 1873. Moessorgski was goed bevriend geweest met Hartmann en met de groep van vrienden hadden ze gestreefd naar een pure Russische kunst, een kunst zonder Westerse invloeden.

Viktor Alexandrovich Hartmann (1834-1873) (foto) was een Russische architect en schilder, verbonden aan de Abramtsevo Kunstenaarskolonie. Hartmann was wees op jonge leeftijd en groeide in St. Petersburg op in het huis van zijn oom, die een bekende architect was. Hij studeerde aan de Academie van Beeldende kunsten in St. Petersburg en begon boeken te illustreren. Hij werkte ook als architect en schetste, o.a. het monument voor de duizendste verjaardag van Rusland in Novgorod, die in 1862 werd ingehuldigd. Hij maakte het grootste deel van zijn aquarels en potloodtekeningen in het buitenland tijdens reizen in de jaren 1864 tot 1868. Samen met Ivan Ropet, was Hartmann één van de eerste kunstenaars om traditionele Russische motieven in zijn werk op te nemen. Aangezien Vladimir Stasov hem tot de kring van Mily Balakirev in 1870 had geïntroduceerd, werd hij een dichte vriend van Moessorgski. Na Hartmanns vroege dood op de leeftijd van slechts 39, werd een tentoonstelling van meer dan 400 van zijn schilderijen getoond in de Academie van Beeldende kunsten in St. Petersburg, in februari en maart 1874. Dit inspireerde Moessorgski om zijn reeks Beelden van een Tentoonstelling te componeren. Het grootste deel van deze verzameling schilderijen is nu helaas verloren.

Moessorgski was diep geraakt door de vroege dood van Hartmann, maar hij vond niettemin troost wanneer Stassov, bij zijn terugkeer naar St. Petersburg, een herdenkingstentoonstelling met tekeningen en aquarellen van Hartmann organiseerde. Bij het bezoek aan deze tentoonstelling, ervoer Moessorgski nl. een overweldigende stroom van inspiratie. Dit resulteerde in een reeks van muzikale schetsen voor piano, bij tien van de ruwweg vierhonderd werken die op de tentoonstelling werden getoond. De schetsen werden geïntroduceerd en met elkaar verbonden door een reeks Promenades, variaties op eenzelfde thema, “Kartinki s vijstavki – vospominanije o Viktore Gartmane” (“Schilderijententoonstelling”), werd uiteindelijk een 16-delige suite voor piano solo, rond 10 van Hartmanns schilderijen, afgewisseld met 5 keer een Promenade thema, en “Cum mortuis in lingua mortua”, een ode aan de jong overleden Hartmann.

Anna Fedorova (1990) is één van de beste jonge pianistes ter wereld. Van jongs af aan toonde ze een aangeboren muzikale maturiteit en uitstekende technische vaardigheden. Anna Fedorova studeerde af aan de Lysenko School of Music in Kiev bij Borys Fedorov en de Accademia Pianistica in Imola, Italië, bij Leonid Margarius. Ze behaalde haar Master’s degree en Artist Diploma aan het Royal College of Music in Londen, onder begeleiding van Norma Fisher. Haar mentoren zijn onder andere Alfred Brendel, Menahem Pressler, Steven Isserlis en Sir András Schiff. Ze treedt regelmatig op in ’s werelds meest prestigieuze concertzalen, zoals het Concertgebouw in Amsterdam, Carnegie Hall & Lincoln Center in New York, Palacio de Bellas Artes in Mexico-Stad, Tonhalle Zürich, Théâtre des Champs-Elysées in Parijs, Bunka Kaikan in Tokio en het Barbican Centre & Royal Albert Hall in Londen.

Tracklist:

Alexander Scriabin: Piano Sonata No. 9, Op. 68

Maurice Ravel: Gaspard de la nuit, M. 55

Manuel De Falla: El Amor Brujo

Modest Mussorgsky: Pictures at an Exhibition

Intrigues of the Darkness Scriabin Ravel de Falla Mussorgsky Anna Fedorova cd Channel Classics CCS47124

https://www.stretto.be/2023/05/11/anna-fedorova-speelt-magnifiek-rachmaninovs-pianoconcerti-nrs-2-3-4-op-het-label-channel-classics-een-fenomenale-oekraiense-pianiste-op-de-bres-voor-solidariteit-en-vrede-hemels/

https://www.stretto.be/2019/12/29/four-fantasies-schumann-beethoven-scriabin-en-chopin-en-storyteller-chopin-liszt-en-scriabin-door-pianiste-anna-fedorova-2-grandioze-cds-op-het-label-chan/