Subliem samenspel op de cd “French Music for Piano Four Hands from the Belle Epoque”, door Jan Vermeulen en Veerle Peeters, op het label Et’cetera.

Et’cetera Records presenteert deze nieuwe release met Franse muziek voor piano vierhandig uit de Belle Epoque in uitvoeringen door de bejubelde pianisten en trouwe leden van de Etcetera-familie, Jan Vermeulen & Veerle Peeters. Heerlijk!

West-Europa genoot van een klimaat van relatief bewapende vrede waarin de kunst zich praktisch onbezorgd kon ontwikkelen gedurende meer dan vier decennia, van 1870 tot de Grote Oorlog. Daarna volgde een periode van sociale rust, voornamelijk in Frankrijk en België, die onvermijdelijk zijn sporen zou nalaten in verschillende kunstvormen. Die periode in de Franse kunst, met name van invloed op de beeldende kunst en de muziek, werd bekend als het impressionisme, hoewel Debussy zelf een hekel had aan de term. Pas na de oorlog begonnen mensen met enige nostalgie te verwijzen naar dat prachtige, helaas voorbije tijdperk als de Belle Epoque. Dit album bevat Dolly van Gabriel Fauré, Ma mère l’oye van Maurice Ravel en Petite Suite & Six Epigraphes Antiques van Claude Debussy.

Claude Debussy (1862-1918) markeerde het keerpunt tussen twee grote periodes in de muziekgeschiedenis, het romantisch erfgoed van de 19de eeuw en de moderniteit van de 20ste eeuw. Hij evolueerde weliswaar tot een zuiver, lineair modernisme, wat hem misschien wel tot de Mondriaan van de muziek maakte. Aan het begin van zijn carrière werd de jonge Debussy omschreven als een impressionist, als het muzikaal equivalent van het impressionisme in de figuratieve kunst. Dit was begrijpelijk, maar vanwege zijn connecties met Mallarmé en Maeterlinck, paste het niet helemaal, in die mate zelfs dat hij later eerder als symbolistisch kunstenaar zou worden gedefinieerd. Over het algemeen is het zelfs de symbolistische beweging die de kunst van Debussy het beste beschrijft. In Debussy’s pianowerken vinden we tekenen van zijn evolutie die ons in staat stellen de verschillende fasen van zijn esthetiek te begrijpen, niet alleen als kunstenaar maar ook als communicator in muziek, die alle artistieke velden van de 19de – tot de 20ste eeuw weerspiegelde.

“Petite Suite”, een compositie voor piano quatre mains uit 1888-1889, werd door Debussy voor de eerste keer uitgevoerd in februari 1889, samen met de pianist/publicist/muziekuitgever Jacques Durand. Henri Büsser orkestreerde enkele jaren later de Petite Suite. Henri Büsser viel op door zijn vakkundige manier van arrangeren, maar was zelf ook als componist zeer actief. In zijn lange leven schreef hij opera’s, balletmuziek, toneelmuziek, missen en koorliederen en hij verwierf in zijn jonge jaren zelfs de Prix de Rome. Buiten Frankrijk is hij echter nauwelijks bekend geworden. Henri Büsser overleed in 1973 op 101-jarige leeftijd in Parijs.

“Six Epigraphes Antiques” voor piano vierhandig, werden gecomponeerd tussen juli 1914 en 1915. Er is een arrangement voor solo piano, ook van Debussy, dat het jaar daarop werd gepubliceerd. Debussy dacht er aanvankelijk aan om van deze oude opschriften een suite voor orkest te maken. De pianoschrift doet achtereenvolgens denken aan de fluit, de harp en de crotales (antieke cimbalen), een instrumentatie die we ook terugvinden in de Prélude à l’après-midi d’un faune. De wens van de componist werd in 1932 ingewilligd door Ernest Ansermet (arrangement voor symfonieorkest) en later door Jean-François Paillard (arrangement voor kamerorkest).

Debussy gebruikte nl. de toneelmuziek die hij in 1900-1901 had geschreven voor een enkele gereciteerde en nagebootste weergave van de twaalf Chansons de Bilitis door zijn vriend, de dichter Pierre Louÿs in 1901. Van de negen stukken voor 2 fluiten, 2 harpen en celesta (instrumentatie die tot op de dag van vandaag ongepubliceerd is), neemt Debussy er zes die hij nu aan de piano toevertrouwt, die de originele timbres oproept – gefluitklanken, harptokkels, evenals het gerinkel van ratelslangen (zie het stuk Pour la danseuse aux crotales ), ook wel “antieke cimbalen ” genoemd . Elk van de zes miniaturen in deze cyclus, die een gefantaseerde oudheid oproepen, wordt voorafgegaan door een denkbeeldig motto dat bedoeld is om de geest van de muziek over te brengen, Pour invoquer Pan, dieu du vent d’été, Pour un tombeau sans nom, Pour que la nuit soit propice, Pour la danseuse aux crotales, Pour l’Égyptienne en Pour remercier la pluie au matin.

Maurice Ravel (1875-1937) werd geboren in Ciboure aan de kust in Frans-Baskenland, nabij de Spaanse grens, en was van moederszijde van Baskische afkomst. Zijn vader was een ingenieur uit Franstalig Zwitserland. Nog in Ravels geboortejaar, verhuisde het gezin naar Parijs. Ravel bracht weliswaar het grootste deel van zijn leven door in Parijs, maar was desondanks toch buitengewoon trots op zijn Baskische afkomst. Veel elementen van Baskische volksmuziek zijn trouwens terug te vinden in zijn composities. Hoewel hij pianist was en hij zijn magische pianomuziek componeerde met alle kennis van het instrument, had hij niet de techniek van bv. Chopin, Liszt of Rachmaninov, om een echte virtuoze componist-pianist te zijn. Daarom werden Ravels pianowerken niet geschreven om pianistische virtuositeit als doel op zich te demonstreren. Ook al waren sommige ervan, zoals de suite “Gaspard de la Nuit”, immense uitdagingen voor de uitvoerder. In de ban van nooit eerder gehoorde klanken uit het Oosten, nieuwsgierig naar Oost-Europese folklore, de Spaanse cultuur koesterend, gedeeltelijk gekoppeld aan zijn persoonlijke, Baskische afkomst, liet Ravel zich daarentegen voortdurend inspireren door de meest diverse, muzikale bronnen. De muziek van Ravel, sinds zijn debuut geliefd bij musici en publiek, is daarom altijd een eerder moeilijk onderwerp geweest voor de muziekwetenschap. De traditionele, stilistische categorieën, impressionisme, symbolisme en neoclassicisme, hoewel op zich relevant, hadden nl. te weinig aanknopingspunten met dit fascinerend en raadselachtig oeuvre.

Ma Mère l’Oye”, een reeks van vijf stukken voor piano vierhandig, werd tussen 1908 en 1910, gecomponeerd voor Jean en Mimie, de kinderen van Ravels vrienden, Ida en Cipa Godebski. In 1911 orkestreerde hij het werk tot een ‘Suite de Concert’, en een jaar later zette hij dit om in een ‘Suite de Ballet’, waarbij hij de partituur uitbreidde met twee delen en met verbindende ‘interludes’ tussen alle onderdelen. Als balletmuziek beleefde Ma Mère l’Oye zijn première in januari 1912 in Parijs.

De zesdelige suite voor vierhandig klavier “Dolly” op. 56 uit 1894-1897 van Gabriel Fauré werd gecomponeerd voor Hélène (Dolly), de dochter van Emma Bardac uit haar eerste huwelijk. De Berceuse waarmee de compositie opent was gecomponeerd voor Hélène’s/Dolly’s eerste verjaardag. Hélène (1892-1985) zou later naam maken als schrijfster onder de naam “Madame Gaston de Tinan”.

Tracklist:

Claude Debussy Petite Suite

Maurice Ravel Ma mère l’oye

Claude Debussy Six Epigraphes Antiques

Gabriel Fauré Dolly

Veerle Peeters (1978), docente piano aan de Gemeentelijke Academie voor Muziek-Woord-Dans in Heist-op-den-Berg, studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven. Nog tijdens haar studies werd ze laureaat van verschillende wedstrijden, zoals Cantabile in Antwerpen en “Stephan De Jonghe” in Aalst. In 2002 richtte ze het kamermuziekgezelschap Frescamente op. Jan Vermeulen (1954), docent aan het Luca School of Arts (Campus Lemmens, Leuven), studeerde bij André De Groote aan het conservatorium in Brussel. Tijdens zijn studies won hij de Tenuto-televisiewedstrijd met zijn vertolking van Rachmaninov met het BRT symfonisch orkest. Daarna begon hij een indrukwekkende carrière als solist en kamermusicus in binnen- en buitenland. Zijn uitvoeringen worden gekenmerkt door een constante zoektocht naar authenticiteit met historisch gefundeerde en doordachte interpretaties van het klassieke, romantische en impressionistische repertoire. Daartoe voert hij pianomuziek uit op historische instrumenten, voornamelijk uit zijn eigen privécollectie. Hij is lid van The Tröndlin Ensemble en werkt samen met Paul Dombrecht, Wieland Kuijken, Florian Heyerick en een breed scala aan vocalisten, zoals sopraan Anne Cambier. Vanaf begin jaren 1990 concentreerde hij zich op de Pianoforte. In deze periode richtte hij het Fortepianotrio Florestan (later Tröndlin Trio) op.

French Music for Piano Four Hands from the Belle Epoque Jan Vermeulen (piano), Veerle Peeters (piano) Et’cetera KTC1811