De Franse pianist Roger Muraro presenteert hier een monumentaal meesterwerk, dat volgens hem een werk is van ‘universele intimiteit’: “Ik bewonder de vrijheid waarmee de evocaties van de ziel, van de natuur, van de kleuren van de meesters van de Italiaanse schilderkunst zich achtereenvolgens ontvouwen. Alles wat Liszt zag tijdens zijn pelgrimstocht naar Zwitserland en Italië droeg bij aan een proces van reflectie, een reis, een zoektocht om hem dichter bij zijn ideaal te brengen waar stilte de ultieme autoriteit werd”.
Franz Liszt had door verregaande innovaties in harmonie, vorm en pianistische techniek, een overweldigende invloed op het muzikaal leven van zijn tijd. Van 1833 tot 1844 had hij een relatie met schrijfster Marie Catherine Sophie de Flavigny, gravin d’Agoult, meer bekend onder haar pseudoniem Daniel Stern. Zij schonk hem twee dochters, Blandine en Cosima, en een zoon, Daniël, die reeds op zeer jonge leeftijd overleed. Dochter Blandine, Liszts eerste kind, trouwde later in een vooraanstaand Frans geslacht.
Dochter Cosima (1837-1930) trouwde met Richard Wagner. Naast liefde bood deze relatie Liszt ook financiële zekerheid en een vaste verblijfplaats. Aan de relatie kwam echter in 1844 een einde, o.a. vanwege zijn vaak langdurige afwezigheid en het openlijk flirten met andere vrouwen. In deze periode componeerde hij weliswaar zijn befaamde “Études d’Exécution Transcendante”, “Grandes Etudes de Paganini” en twee van de drie suites “Années de Pèlerinage”.
In 1847 leerde hij tijdens een concertreis in Rusland, prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein kennen. Tot een huwelijk is het echter niet gekomen, daar de katholieke kerk de ontbinding van het huwelijk tussen prinses Carolyne en haar echtgenoot, prins Nicholas zu Sayn-Wittgenstein, verbood. Na moeizame pogingen om toch tot een huwelijk te komen (die in 1860 definitief strandden), bleven ze slechts vrienden. In 1848 vestigde Liszt zich in Weimar, waar hij als dirigent actief was en diepgaande symfonische gedichten componeerde.
“Les Jeux d’Eaux à la Villa d’Este’, het vierde stuk in de Troisième Année van “Années de Pèlerinage”, gelegen in Tivoli, vlakbij Rome, was de Villa d’Este de zomervakantie van Liszts vriend Kardinaal Gustav Adolf Prinz zu Hohenlohe-Schillingsfürst, waar de componist in de jaren 1870 vaak verbleef. Het was trouwens deze kardinaal die in 1865 Liszt de Lagere Wijding toediende. De fonteinen in de tuin inspireerden hem tot één van de mooiste evocaties van water. Subliem gespeeld.
Het tweede deel “Années de Pèlerinage” (“Deuxième Année: Italie”) werd in 1853 gepubliceerd. De meeste van de zeven werken dateren uit de tijd van Liszts nomadisch bestaan met zijn minnares gravin Marie d’Agoult rond 1835. De drie stukken die “Venezia e Napoli” vormen werden in 1861 gepubliceerd in aanvulling/supplement op “Deuxième Année : Italie”, een gedeeltelijke herziening van een vroegere reeks met dezelfde naam die rond 1840 ontstond. Het eerste ‘”Gondoliera” is gebaseerd op het lied “La biondina in gondoletta” van Giovanni Battista Perucchini (1784-1870). Het tweede “Canzone” is gebaseerd op het gondelierslied ‘Nessun maggior dolore’ uit Rossini’s opera “Otello”. Het derde “Tarantella” is gebaseerd op het thema “Tarantelle napolitaine” uit de bundel “Passatempi Musicali”, van Guillaume Louis Cottrau (1797-1847), een Franse uitgever die omdat zijn vader in dienst was van Joachim Murat, (roi de Naples), naar Napels emigreerde. Alle drie zijn dus transcripties.
Perucchini was een magistraat van het Hof van Beroep in Venetië, die als amateurcomponist muziek componeerde die tijdens de academies die in de patriciërs huizen gehouden werden, uitgevoerd werd door een solist en een pianist-begeleider. Stendhal noemde het goddelijk. Volgens de kronieken gingen de besloten bijeenkomsten in de lagune stad gepaard met aria’s en romances door de castraat Giovan Battista Velvets, een zanger met een aanzienlijk talent, zelfs in het spelen van de klassieke gitaar. Hij zong eenvoudige en pakkende melodieën op gedichten in het Venetiaans en Italiaans van Pietro Buratti en andere schrijvers die de Venetiaanse salons bezochten. Een aantal van deze liederen werd populair en verspreide zich in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Franz Liszt en anderen beschouwden Perucchini als de componist van het bekend lied “De blonde in de gondel”, op een tekst van Antonio Lamberti (1757-1832), gecomponeerd voor Marina Querini Benzoni (1757-1839). Ook de in zijn tijd zeer bekende operacomponist Simon Mayr (1763-1845) heeft het lied als thema gebruikt voor een pianocompositie. Mayr was nl. lang werkzaam als kapelmeester in Bergamo en in Venetië.
Geboren in Lyon in 1959, studeerde Roger Muraro eerst saxofoon studies alvorens autodidact piano te leren. Op negentienjarige leeftijd, trad hij toe tot de klas van Yvonne Loriod het Conservatoire de Paris (Paris Conservatorium) en kreeg les van Eliane Richepin (1910-1999), leerlinge van Marguerite Long, Alfred Cortot en Yves Nat. Met zijn schitterende techniek, behaalde Muraro de eerste prijs kamermuziek (1980) en de eerste prijs piano (1981) en daarnaast won hij de eerste prijs op het Franz Liszt Concours in Parma (1981) en de vierde prijs op de Tsjaikofski-competitie in Moskou (1986). De typische kenmerken van zijn kunst, tegelijk dromerig en helder, fantasierijk maar ook streng rationeel, gelden zowel voor de kleuren van Moessorgski, Ravel, Albeniz en Debussy, als voor de romantiek van Beethoven, Chopin, Liszt, Schumann en Rachmaninov.
In februari 2001 ontving hij in Nantes een Victoire de la musique classique in de categorie Instrumentale Solist. Aan de zijde van Yvonne Loriod ontmoette hij Olivier Messiaen (1908-1992) en sinds die tijd staat Roger Muraro gerangschikt onder de “officiële” uitvoerders van de sublieme muziek van Messiaen. In 2008, het jaar van de honderdste verjaardag van de componist, speelde hij meer dan tachtig concerten, gewijd aan zijn muziek. Muraro is ook reeds vele jaren betrokken bij de componist door middel van zijn deelname aan de jury van de Olivier Messiaen-wedstrijd, georganiseerd door de stad Parijs, en door zijn samenwerking met de “Fondation Messiaen”, in 1995 opgericht door zijn weduwe, de pianiste Yvonne Loriod. Zijn opname van Messiaens “Fauvettes de l’Hérault”, is dan ook een subliem eerbetoon aan die andere sonore magiër, die Messiaen was.
Liszt Années de pèlerinage Roger Muraro 3 d Alpha ALPHA1075