Het Palazzetto Bru Zane en zijn partners bieden de ontdekking van de originele versie van La Vie parisienne zoals oorspronkelijk voorgesteld door Offenbach. In de herfst van 1866 moest hij nl. geconfronteerd met de beperkte capaciteiten van de Palais-Royal-groep, (meer actrices dan zangers), zijn ambities beperken. Het componeren aan het werk was daarom een project van bezuinigingen en herschrijvingen…
Jacques Offenbach (1819-1880) werd door de Parijzenaars uitgelachen vanwege zijn slecht Frans. Hoe dan ook, Jacques was niet graag op het conservatorium en ontvluchtte al na één jaar de ijzeren discipline van Cherubini. Zijn broer vond onderdak bij de opera van Bordeaux, en over Jacob, of Jacques, zoals hij zich nu begon te noemen, ontfermde zich de Duitse aristocraat en componist, Friedrich von Flotow. Diens ‘Martha’ werd later een groot succes. Dankzij von Flotow raakte Jacques bekend in de salons van beroemde mensen, die privé concerten organiseerden. Daar trad hij op met Henri Hertz, een virtuoos pianist, die echter door zijn liaison met Thérèse Lachmann, een Pools-Joodse courtisane, volkomen berooid op de vlucht moest slaan, richting Californië.
Na de successen van 1867 was Offenbach (1819-1880) in wel vier Parijse theaters tegelijk werkzaam. Het jaar 1868 begon weliswaar niet goed door het falen van zijn “Château à Toto” en de hervatting van zijn “Pont des soupirs”, maar in de herfst volgde de creatie van “L’Ile de Tulipatan”, gevolgd door “La Périchole” (uitspreken met een k), in het Théâtre des Variétés op 6 oktober 1868 met Hortense Schneider (foto) in de titelrol. Het publiek apprecieerde echter niet de arme, hongerige personages, veracht door een tiran. Men was zelfs beledigd door de scène van de ergernis van een vrouw! en door het huwelijk in de 1ste Akte, eindigend met twee dronken echtgenoten.
In de 19de eeuw was de opleiding van componisten aan het Conservatoire de Paris, bedoeld om van hen operacomponisten te maken. Het kreeg vorm in Parijs aan verschillende, lyrische instellingen. Aan de Academie voor Muziek, bijgewoond door de bourgeoisie, cultiveerde men de ‘grand opera’, in de nasleep van de gluckistische lyrische tragedie. Op basis van historische onderwerpen die luxueus werden opgevoerd, werd de ‘grand opera’ geboren met “La Muette de Portici” van Auber (1828), bloeide met de werken van Meyerbeer (“Robert Le Diable” in 1831 en “L’Africaine” in 1865), en evolueerde dan naar die van Halévy, Gounod, Thomas, Reyer en Saint-Saëns. Het Italiaans theater werd bezocht door de aristocratie en liefhebbers van bel canto. Alleen Italiaanse opera’s, zoals van Cimarosa, Rossini, Bellini of Donizetti, werden daar gespeeld. Zingen en spreken wisselden elkaar af in vermakelijke werken van Boieldieu, Hérold, Adam, Thomas, Delibes of Bizet. Het genre evolueerde en werd diepzinniger. Carmen had bv. niets meer ‘komisch’. In deze context stichtte Hervé in 1854 het Théâtre des Folies-Nouvelles, en Offenbach een jaar later, de Bouffes-Parisiens. De twee componisten vonden de operette uit, een nieuw genre, gekenmerkt door een lichte en sentimentele toon.
“La vie Parisienne”, een Franse operette in vijf bedrijven van Jacques Offenbach op een libretto van Henri Meilhac en Ludovic Halévy, die zich afspeelt in Parijs in het jaar 1867, tijdens de Wereldtentoonstelling, beleefde haar eerste opvoering in oktober 1866, in het Theâtre du Palais Royal in Parijs. In januari 1871, werd in het Wiener Carltheater voor het eerst de Duitstalige versie opgevoerd onder de titel “Pariser Leben”. Met “Orphée aux enfers” en “La belle Hélène” behoort “La vie Parisienne” tot Offenbachs populairste operettes. ‘Ik word bijna gek van de repetities voor La Vie parisienne’, schreef librettist Ludovic Halevy enkele dagen voor de eerste uitvoering van het werk. De artiesten van het gezelschap Palais-Royal hadden moeite met enkele van de muzieknummers die Offenbach voor hen had geschreven. Onder druk moesten componisten en librettisten enkele van hun meest succesvolle inspiratiebronnen vereenvoudigen, knippen, herschrijven en soms zelfs opgeven. Het internationale succes van de eindscore zorgde er al snel voor dat de honderden pagina’s die Offenbach met tegenzin had verwijderd, definitief in de vergetelheid raakten.
Nu heeft het onderzoek van het Palazzetto Bru Zane-team al dit muzikaal materiaal blootgelegd, waardoor het mogelijk is de wereldpremière-opname te presenteren. Luisteraars kunnen nu genieten van een heerlijk diplomatiek trio, een verleidingskwintet, een Roadsweeper’s Song, een air voor Urbain, de Fabliau van de barones en nog veel meer. Het team van veertien solisten onder leiding van Romain Dumas profiteert van de schitterende klanken van het Orchestre national du Capitole de Toulouse, dat eerder in 1976 Offenbachs ‘andere Vie parisienne opnam.
Dirigent en componist Romain Dumas begon zijn studie viool en piano aan het conservatorium in zijn geboorteplaats Nouméa in Nieuw-Caledonië. Hij studeerde in Melbourne, Marseille en Parijs. Hij studeerde compositie en directie aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs en kreeg advies van Alain Altinoglu, Alexandre Piquion, Enrique Mazzola en Tito Checcherini. Onlangs dirigeerde hij het Nationaal Orkest van Bordeaux Aquitaine, het Orchestre du Capitole de Toulouse, die van de opera’s van Rouen, Tours, Montpellier, Limoges, het Orchestre National d’Ile de France, de Musiciens du Louvre, de Kamer van Parijs Orkest en in het buitenland het Bilkent Symfonie Orkest van Ankara en het Liceu orkest van Barcelona. Van 2019 tot 2022 was hij dirigent in residentie bij de Opéra National de Bordeaux. Hij assisteert Marc Minkowski, Paul Daniel, Pierre Dumoussaud… Als componist krijgt Romain Dumas opdrachten van Musique Nouvelle en Liberté, het Orchestre des Pays de Savoie, het Orchestre National Bordeaux Aquitaine, het Orchestre de Bretagne…
Rolverdeling:
Veronique Gens: Metella
Anne-Catherine Gillet: Cabrielle
Elena Galitskaya: Pauline
Marie Kalinine: Bertha
Marie Gautrot: Mme de Quimper-Karadec
Louise Pingeot: Clara
Caroline Meng: Mme de Folle-Verdure
Artavazd Sargsyan: Raoul de Gardefeu
Marc Mauillon: Bobinet
Sandrine Buendia: La Baronne de Gondremarck
Jerome Boutillier: Le Baron de Gondremarck
Pierre Derhet: Le Brésilien/Le Major Frick/Gontran
Philippe Estephe: Urbain/Alfred/Un Employé
Carl Ghazarossian: Prosper/Joseph/Alphonse
Jacques Offenbach La Vie parisienne (version originale) Orchestre National du Capitole de Toulouse, Chœur de l’Opéra national du Capitole de Toulouse, Romain Dumas boek + 2 cd Bru Zane BZ1057