‘De wonderbaarlijke mandarijn’ (op. 19, Sz 73) was Bartóks laatste werk voor het toneel. De plot draait om prostitutie, brutaliteit, roof, moord, buitenstaander zijn, (onbeantwoorde) liefde en uiteindelijk, als catharsis, een soort liefde-dood. De muziek is lange tijd meedogenloos scherp, schreeuwerig dissonant, radicaal, waarschijnlijk de meest moderne partituur die Bartók creëerde. De première (1926) in Keulen was een schandaal en Konrad Adenauer, toenmalig burgemeester van Keulen, annuleerde de uitvoeringen onmiddellijk.
Weinig violisten spelen het Eerste Vioolconcerto uit 1908 van Bartók, met zijn gekwelde lyriek, gecomponeerd als een muzikale liefdesbrief aan de Hongaarse violiste Stefi Geyer (1888-1956), op wie de componist waanzinnig verliefd was. In het bekendere Tweede Concerto uit 1938, één van de moeilijkste concerti uit het repertoire, gebruikte Bartók alle mogelijke technieken van het vioolspel, in functie van een oneindig aantal expressiemiddelen.
Het Vioolconcert nr. 1 werd gecomponeerd in 1907-8, toen Bartók twintig was, en was een uiting van een onbeantwoorde liefde voor de jonge violiste Stefi Geyer, die hij in het werk wilde portretteren. Hij had onlangs de muziek van Debussy en Strauss ontdekt en was met zijn vriend en landgenoot Zoltan Kodály, reeds begonnen aan zijn verkenning van volksmuziek. Bartók stuurde op haar verzoek het manuscript op, maar het werd vergeten en ongepubliceerd tot het zijn première beleefde in 1958 in Bazel, twee jaar na de dood van Geyer en 13 jaar na het overlijden van Bartók. Bartók gebruikte het Andante als de eerste (“Egy Ideális” (ideaal)) van zijn “Twee Portretten”, op.5 (1909), als het portret van Stefi Geyer (foto). Het tweede deel, “Egy Torz” (ongelijk) naar de laatste uit zijn 14 bagatellen voor piano solo uit 1908, zou zijn zelfportret zijn.
Drie decennia later, in 1936, begon Bartók met het componeren van zijn tweede vioolconcerto. De première vond plaats in 1939 in Amsterdam door Zoltan Székely, leider van het Hongaars kwartet en van het Concertgebouworkest. Bij het schrijven van het werk, dat uit dezelfde periode dateert als zijn Muziek voor snaren, percussie en celesta en zijn Sonate voor twee piano’s en slagwerk, bestudeerde Bartók de partituren van de recente vioolconcerti van Berg, Szymanowski en Weill. Het jaar daarop verliet hij het door oorlog verscheurd Europa voor de VS, waar hij kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog, overleed aan leukemie.
Het Vioolconcerto nr. 2 Sz 112 werd gecomponeerd tussen augustus 1937 en 31 december 1938, kort voor Bartóks emigratie naar de Verenigde Staten vanwege het steeds onderdrukkende politieke en sociale klimaat in Hongarije. In tegenstelling tot de ‘Mandarin’ vestigde het werk zich na de première in Amsterdam in 1939 snel als een van de centrale vioolconcerten van de eerste helft van de 20ste eeuw en tegelijkertijd als een van Bartóks grootste creaties. Dit Tweede Concerto is het werk van een meer volwassen en verfijnde componist. Het is langer, meer ontwikkeld en het schrijven voor orkest is erg complex omdat het een opvallende dialoog aangaat met de solist, vol contrasten. Het werk begint met een eenvoudige maar heel mooie, zangerige serenade van de viool met de harp, bas en cello, maar in de finale is het orkest uitgegroeid tot een sonore kolos die de confrontatie met de solist aangaat.
Michael Gielen (1927-2019) was een Oostenrijkse dirigent en componist die bekend stond om het promoten van hedendaagse muziek in opera en concerten. Gielen werd geboren in Dresden als zoon van Rose (Steuermann) en Josef Gielen. Zijn vader was vanaf 1924 theater- en operaregisseur in het Staatstheater Dresden, die in 1926 de première van Kaiser/Weills Der Protagonist in de Semperoper verzorgde. Zijn moeder Rose kwam uit een joods gezin in Sambor (toen Oostenrijk-Hongarije, nu Oekraïne). Ze was een actrice die het acteren had opgegeven toen hun eerste kind Carola werd geboren, maar af en toe optrad, bijvoorbeeld als spreker bij de première van Arnold Schönbergs Pierrot lunaire in Dresden in 1919.
Hij werkte eerst in Buenos Aires, waar hij tussen 1938 en 1950 met zijn gezin woonde. In Europa werkte hij eerst in Wenen en daarna in Zweden als Generalmusikdirektor (GMD) van de Koninklijke Zweedse Opera. Hij dirigeerde opmerkelijke wereldpremières zoals het Requièm van György Ligeti, Carré van Karlheinz Stockhausen en de opera Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann en zijn Requiem für einen jungen Dichter. Hij regisseerde de Oper Frankfurt van 1977 tot 1987, installeerde meer hedendaagse opera’s, won regisseurs als Hans Neuenfels en Ruth Berghaus en bracht opera’s als Schreker’s Die Gezeichneten nieuw leven in. Tijdens zijn tijd werd het gezelschap een van de toonaangevende opera’s. Gielen was ook chef-dirigent van het Nationaal Orkest van België (1969–1973), het Cincinnati Symphony Orchestra (1980–1986) en het Zuidwest-Duitse Radiosymfonieorkest (1986–1999). Als componist werkte hij in de traditie van de Tweede Weense School, waarbij hij vaak moderne literatuur op muziek zette. Zijn werken gingen in première met artiesten als Joan Carroll, Siegfried Palm, Aloys Kontarsky en het LaSalle Quartet.
Ernst Kovacic (1943) is een Oostenrijkse violist en dirigent.Hij studeerde viool, piano en orgel aan de Universiteit voor Muziek en Uitvoerende Kunsten in Wenen en volgde daar ook compositielessen. Sinds 1975 doceert hij aan deze universiteit. Hij is winnaar van talrijke belangrijke prijzen op internationale wedstrijden. Hij is onder andere bekend geworden door zijn intensieve inzet voor nieuwe muziek en heeft veel hedendaagse componisten beïnvloed. Van 1996 tot 1998 was Kovacic artistiek leider van het Wiener Kammerorchester en speelde hij ook met tal van bekende ensembles zoals het Northern Sinfonia, Britten Sinfonia, Stuttgart Chamber Orchestra, St Paul’s Chamber Orchestra, Norwegian Chamber Orchestra, Klangforum Wien, Ensemble Modern, Camerata Salzburg, Camerata Bern en de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen.
Bartok The Miraculous Mandarin Violin Concert N°2 ORF Ernst Kovacic Vienna Radio Symphony Orchestra Michael Gielen cd Orfeo C230141