Thomas Søndergård dirigeert het Royal Scottish National Orchestra in een programma met werk van drie toonaangevende, Poolse componisten uit de 20e eeuw, Grazyna Bacewicz (1909-1969), Witold Lutosławski (1913-1994) en Karol Szymanowski (1882-1937). De Poolse muziek bloeide in de eerste helft van de 20ste eeuw, maar het land maakte onvoorstelbare politieke onrust door en kreeg te maken met de bezetting door de nazi’s en de communisten. Desondanks hebben deze drie componisten elk in hun eigen taal, de muzikale identiteit van Polen opnieuw vormgegeven.
Grazyna Bacewicz (1909-1969) verruilde haar vroege neoklassieke stijl voor iets complexers, gewaagders en kleurrijkers en componeerde haar later beroemde Ouverture voor orkest in bezet Polen in 1943. In “King Roger” (1926), hier in een nieuw arrangement van Ian Farrington, versmolt Karol Szymanowski laatromantiek met mediterrane en Poolse invloeden. Witold Lutoslawski stuwde de Poolse muziek voorbij de Romantiek door volkstradities en moderne technieken te integreren. Zijn Symfonie nr. 3 (1983) werd een krachtig symbool van vrijheid in Polen en markeerde een sleutelmoment in zijn late symfonische stijl.
De Poolse componiste en violiste Grażyna Bacewicz was de eerste vrouwelijke Poolse componist die nationale en internationale faam verwierf. Haar vader en broers waren ook componisten. Ze werd geboren in Łódź als dochter van de Litouwse componist Vincas Bacevičius (1875-1952), in Polen bekend als Wincenty Bacewicz. Grażyna Bacewicz studeerde compositie aan het conservatorium van Warschau bij Kazimierz Sikorski en later in Parijs bij Nadia Boulanger. In 1934-1935 en opnieuw na de Tweede Wereldoorlog gaf zij les aan de Muziekacademie van Łódź, die in 1999, dertig jaar na haar dood, werd hernoemd tot de Grażyna en Kiejstut Bacewicz Muziekacademie Łódź, naar haar en haar broer.
Aanvankelijk componeerde Grażyna Bacewicz in een neoklassieke stijl, die geleidelijk evolueerde in modernere zin, zonder dat de muziek volledig atonaal werd. De viool speelt in haar oeuvre een belangrijke rol. Naast soloconcerten en sonates schreef zij ook kortere werken voor haar instrument. Bacewicz componeerde onder andere vier symfonieën, zeven vioolconcerti, twee celloconcerti en pianoconcerto, zeven strijkkwartetten, zes vioolsonates en stukken voor viool. In 1951 won zij de 1ste prijs van de Internationale Competitie in Luik met haar 4de strijkkwartet. Haar vierde symfonie werd in eigen land bekroond en haar zevende vioolconcerto kreeg een prijs bij de Koningin Elisabethwedstrijd van 1965.
Witold Lutosławski (1913-1994) (foto’s) begon met pianoles in Warschau op zesjarige leeftijd. Na de Pools-Russische oorlog verliet het gezin Warschau om terug te keren naar het dorp Drozdowo (foto). Na enkele jaren de landgoederen gerund te hebben met maar beperkt succes, keerde zijn moeder terug naar Warschau. (Zijn vader was in 1918 geëxecuteerd). Moeder werkte als arts en vertaalde kinderboeken uit het Engels. In 1924 ging Lutosławski naar de middelbare school (Stefan Batory Gymnasium) terwijl hij pianoles volgde. Een uitvoering van Karol Szymanowski’s Derde symfonie raakte en beïnvloedde hem diep. In 1925 begon hij met vioolles in Warschau. In 1931 schreef hij zich in aan de Universiteit van Warschau om wiskunde te studeren, en in 1932 trad hij formeel toe tot de compositieklas van het Conservatorium.
Zijn enige compositieleraar was Witold Maliszewski, een beroemde Poolse componist die zelf leerling was geweest van Nikolai Rimsky-Korsakov. Lutosławski kreeg een sterke basis in muzikale structuren, met name in de bewegingen van de sonatevorm. In 1932 gaf hij de viool op, en in 1933 stopte hij met zijn wiskundestudies om zich volledig te concentreren op piano en compositie. Als student van de pianist en componist Jerzy Lefeld (1898-1980), behaalde hij in 1936 het diploma voor piano aan het conservatorium van Warschau en een jaar later behaalde hij zijn diploma voor compositie. Tussen 1922 en 1929 componeerde de jonge Lutosławski met uitzondering van twee vioolsonaten, uitsluitend pianomuziek. Lutosławski’s weinige overgebleven jeugdwerken waren doordrenkt met de elegantie van Ravel en de weelderige uitbundigheid van Szymanowski. Dit geld bv. met name voor de vroege pianosonate.
Karol Szymanowski (1882-1937) werd geboren op het landgoed van zijn familie in het Gouvernement Kiev, een onderdeel van het toenmalige Rusland, nu gelegen in Oekraïne. Hij stamde uit een oude Poolse familie, de Korwin-Szymanowscys. Zijn vader, Stanislaw Korwin-Szymanowski, was een Poolse landeigenaar. Anna Taube, zijn moeder, was van Zweedse adel. Beiden hielden veel van kunst, en hun vijf kinderen kozen ook voor de kunst als beroep: musicus, dichter en schilder. Szymanowski’s eerste muzikaal onderricht kreeg hij van zijn vader; daarna kreeg hij onderwijs van Gustav Neuhaus, een familielid. Neuhaus had een school in Jelisavetgrad, het tegenwoordige Kropyvnytsky. Van 1901-1904 studeerde hij verder in Warschau, waar hij privélessen genoot bij Marek Zawirski voor harmonie en Zygmunt Noskowski voor contrapunt en compositie.
Gedurende de jaren 1914-1917 verbleef hij op het familielandgoed in Tymoszówka, waar hij zich intensief bezighield met studeren en componeren. In 1917 werd tijdens de Russische Revolutie het familieverblijf in Tymoszówka volledig verwoest, waardoor Szymanowski moest verhuizen naar het nabijgelegen Elisavetgrad. De daarop volgende twee jaar hield hij zich bezig met het schrijven van een roman, genaamd Efebos (= Efebe), die verloren ging in de grote brand van Warschau in 1939. In 1918 begon hij aan zijn opera Krol Roger. Zijn opera Krol Roger ging in 1926 in première en in 1927 werd hij gevraagd als directeur van de conservatoria van zowel Warschau als Caïro, waarop hij toch Warschau verkoos, ondanks een betere betaling in Caïro en een klimaat dat beter voor zijn tuberculose was. In 1930 werd hij benoemd tot directeur van het conservatorium van Warschau en eredoctor aan de Jagiellonische Universiteit van Krakau.
Op deze cd ontdekt u het arrangement van Iain Farrington (foto) van zijn Symfonische Fantasie op Król Roger (Koning Roger), Szymanowski’s opera op een libretto van Jarosław Iwaszkiewicz, zijn neef, en de componist zelf. De wereldpremière vond plaats in juni 1926 in Warschau. De rol van Roxana werd bezet door de sopraan Stanisława Korwin-Szymanowska, de zus van de componist. De opera vond zijn oorsprong in Szymanowski’s enthousiasme voor mediterrane cultuur als smeltkroes van verschillende volkeren en religies. In 1911 en 1914 reisde hij veel door dit gebied en hij deelde zijn liefde voor de regio met Iwaszkiewicz. In de zomer van 1918 besloten beiden, toen ze in Odessa, Oekraïne waren, tot het project. De opera ontstond tussen 1918 en 1924. Szymanowski’s verloren gegane roman Efebos handelde over dezelfde mystieke thema’s die de inspiratie waren voor dit werk.
De Deense dirigent Thomas Søndergård (1969) studeerde van 1989 tot 1992 slagwerk aan de Koninklijke Deense Muziekacademie. In dezelfde jaren was hij lid van het Jeugdorkest van de Europese Unie. Søndergård trad in 1992 toe tot het Koninklijk Deens Orkest als percussionist. Van 2001 tot 2002 was hij verbonden aan de faculteit van de Koninklijke Deense Muziekacademie. Søndergård besteedde vanaf zijn 27ste meer aandacht aan dirigeren. Na zijn debuut bij de Koninklijke Deense Opera met de première van Poul Ruders’ Kafka’s Trial in 2005, trad hij toe tot het management van Askonas Holt. In 2009 werd Søndergård chef-dirigent van het Noors Radio Orkest (KORK). Hij sloot zijn KORK-ambtstermijn af na het seizoen 2011-2012. In december 2021 dirigeerde Søndergård voor het eerst het Minnesota Orchestra. In april 2022 keerde hij terug voor een nieuwe gastdirigent. In juli 2022 kondigde het orkest de benoeming van Søndergård aan als muzikaal directeur, met ingang van het seizoen 2023-2024.
Bacewicz Lutosławski Szymanowski Royal Scottish National Orchestra Thomas Søndergård cd Linn CKD 758