Sodomie, afgeleid van de Bijbelse stad Sodom, was een breed begrip in de late middeleeuwen. De term werd vooral gebruikt om seks tussen mannen te beschrijven. Maar ook om seks tussen vrouwen en andere seksuele handelingen niet gericht op voortplanting te benoemen.
Sodomie, de onuitspreekbare zonde, was vroeger zo verwerpelijk dat het woord in de mond nemen al een misdaad leek. Het was namelijk niet alleen een tegennatuurlijke zonde maar ook een vreselijk misdrijf waar wrede straffen op stonden. Hoewel de bronnen schaars zijn, vond Jonas Roelens dankzij een jarenlange zoektocht in verschillende archieven onverwacht veel informatie over deze onnoembare zonde.
Juridische, literaire, religieuze en artistieke bronnen geven houvast om het vervolgingspatroon in kaart te brengen, maar laten ook toe om na te gaan hoe men over dit vergrijp dacht, of er sprake was van klassenjustitie en waarom in deze periode nergens in West-Europa meer sodomieten werden vervolgd dan in de Zuidelijke Nederlanden.
Het kernpunt is dat er in de middeleeuwen, over het algemeen gesproken, geen echt concept bestond van homoseksualiteit. Hun concept was wat onnauwkeuriger en er was minder erkenning voor een discrete identiteit, omdat ze verwachtten dat mannen en vrouwen een relatie en kinderen als norm hadden. Exclusief toegewijd zijn aan je eigen geslacht zou vreemd en onverantwoordelijk zijn. Maar er werd niet veel actie ondernomen vanwege het gebrek aan een duidelijk concept, ondanks heteronormativiteit en de tegenstand van de kerk. Het was eerder geen prioriteit. En de kerk intensiveerde haar inspanningen en seculiere autoriteiten bemoeiden zich ermee in de late middeleeuwen. De situatie verslechterde, en er vond langzaam een ontwikkeling plaats naar een moderner begrip van de dingen. De heteronormativiteit werd duidelijker gearticuleerd en ideeën over ‘sodomie’ werden specifieker met meer herkenbare stereotypen.
Over het algemeen waren mensen in de middeleeuwen veel minder homofoob. Hoewel homoseksuele handelingen officieel werden veroordeeld, werden ze pas een seculier vergrijp toen Hendrik VIII in 1533 de Buggery Act uitvaardigde. Vóór deze wet werd het beschouwd als een kerkelijke aangelegenheid en gaven kerken de “overtreder” vaak de gelegenheid om berouw te tonen, hun gedrag te herroepen of boete te doen. De kerkelijke rechtbanken waren het oneens met hun definitie van sodomie en met de strengheid waarmee ze ermee omgingen. De strengheid varieerde afhankelijk van de plaats en de politieke of sociale druk die er destijds heerste. Er is niet veel informatie beschikbaar, maar over het algemeen leek het straffen van “sodomieten” in de middeleeuwen geen hoge prioriteit te hebben.
De Buggery Act werd in 1533 aangenomen en in 1660 waren er minder dan twaalf zaken voor de rechter gebracht, wat suggereert dat het bestraffen van “buggery” ook voor de seculiere rechtbanken geen prioriteit was. Het lijkt erop dat relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht meestal pas een probleem werden als er een risico op schandalen bestond, meestal politiek. Mensen die een relatie met iemand van hetzelfde geslacht hadden, konden hun liefde nauwelijks van de daken schreeuwen, maar zolang ze discreet waren en er weinig gevaar op schandalen bestond, keken mensen er blijkbaar meestal gewoon de andere kant op. Pas later, tijdens de Verlichting en de Victoriaanse tijd, verhardde de houding ten opzichte van homoseksualiteit en werd deze strenger bestraft.
Jonas Roelens is docent aan de Universiteit Gent en het KASK Gent. Met zijn proefschrift won hij in 2019 zowel de jury- als de publieksprijs van de Vlaamse PhD Cup, en de Erik Duverger-prijs.
Jonas Roelens De onuitspreekbare zonde Sodomie in de Zuidelijke Nederlanden (1400-1700) 255 bladz. geïllustreerd uitg. Sterck & De Vreese