De 23-jarige Händel componeerde zijn oratorium La resurrezione, HWV 47 in 2 delen, op een libretto van Carlo Sigismondo Capece (1652-1728), de hofdichter van Maria Casimira Louise de la Grange d’Arquien (foto), de koningin van Polen, die in Rome in ballingschap leefde. Maria Casimira was de gemalin van Jan III Sobieski, van 1674 tot zijn overlijden in 1696, vorst van het Pools-Litouws Gemenebest, koning van Polen en grootvorst van Litouwen. Capece schreef ook de libretti voor o.a. Domenico Scarlatti’s “Tolomeo e Alessandro” (1711) en “Ifigenia in Aulide” (1714), en voor Caldara’s “Tito e Berenice” (1714).
La Resurrezione werd voor het eerst uitgevoerd op Paaszondag 8 april 1708 in Rome, met de steun van de Marchese Francesco Ruspoli, destijds de beschermheer van Händel. Francesco Maria Ruspoli (1672-1731) (foto) was een van de rijkste mensen van Rome en was lid van de Accademia dei Arcadi waarvoor hij de schitterende tuin van zijn palazzo (nu, Spaanse ambassade) ter beschikking stelde. Rond 1709 had hij een huisorkest met wel 80 musici. De jonge Händel woonde in 1707 en 1708, maandenlang in het Castello Ruspoli in Vignanello (foto), één van Ruspoli’s vele paleizen, voor wie hij meer dan 50 cantates componeerde. Händel componeerde in die tijd o.a. ook zijn oratorium, “Il trionfo del tempo e del disinganno” op tekst van kardinaal Benedetto Pamphilj.
Het werk beschrijft de gebeurtenissen tussen en tijdens Goede Vrijdag en Paaszondag, waarbij de actie in recitatieven werd omgezet, en de karakters in de aria ‘s. Daarnaast is er een duet voor Magdalena en Cleophas, en een duet voor Lucifer en de engel, en slechts 2 koren. De personages van het liturgisch drama in het oratorium zijn Lucifer (bas), Maria Magdalena (sopraan), een engel (sopraan), Johannes de Evangelist (tenor) en Maria Cleophas (alt).
Voor de gelegenheid werd een groot orkest ingezet, bestaande uit wel 39 strijkers van verschillende typen, 1 viola da gamba, 2 trompetten, 1 trombone en 4 hobo’s. De enscenering en het decor waren ook rijkelijk, en hoewel de Romeinse censuur van die tijd, opera verbood, werd La Resurrezione op een scenische wijze geproduceerd. Het werk werd nl. geproduceerd in de centrale hal op de begane grond van Ruspoli’s Palazzo. Voor het orkest werd een reeks terrasvormige stoelen, vier in getal, gebouwd, geplaatst naar het publiek en aan de achterkant oplopend. Voor de gelegenheid werden achtentwintig speciaal in opdracht gemaakte lessenaars gebouwd, gegraveerd met het wapen van Don Francesco Maria Marescotti, Principe Ruspoli of zijn vrouw, Isabella Cesi dei Duchi di Acquasparta.
Het proscenium (het voorste gedeelte van het toneelpodium, vóór het gordijn) was versierd met een wandtapijt met afbeeldingen van cherubijnen, palmbomen en gebladerte en in het midden hing een plaquette met de naam van het oratorium. De 46 letters waren verdeeld over 4 regels, elke letter ongeveer 18 cm hoog. Deze letters werden op de voorgrond gebracht door het achtergrondlicht van zeventig lichtpannen. De canvasachtergrond vertegenwoordigde picturaal de karakters van het oratorium en in het midden was de wederopstanding zelf afgebeeld. De rol van Maria Magdalena werd bij de eerste uitvoering gezongen door de sopraan, Margherita Durastanti.
De deelname van zangeressen werd verboden door het pauselijk edict, en de paus ging tot het uiterste om Ruspoli te vermanen omdat hij Durastanti had toegestaan deel te nemen. Voor de overige uitvoeringen werd haar rol gezongen door een castraat. De enige details die over deze persoon worden gegeven, zijn dat hij “Pippo” werd genoemd en dat hij in dienst was van de voormalige koningin Casimire. Durastanti zong later de titelrol in Händels Agrippina. De violen bij de eerste uitvoering van La Resurrezione stonden trouwens onder leiding van Corelli die het werk ook dirigeerde. Het was hoogstwaarschijnlijk Ernst Christian Hesse, die de veeleisende, solistische partij voor de viola da gamba speelde.
Beginnend met een ongewone, verbale woordenwisseling tussen de engel en Lucifer, verdeeld over aria’s en recitatieven, is La Resurrezione een buitengewone hervertelling van de drie dagen tussen Christus’ dood en opstanding, rond Maria Magdalena en Maria Cleophas. De ontwikkeling van verdriet, via hoop, naar liefde werd door Händel, prachtig verklankt. De boodschap lijkt te zijn dat verdriet de prijs is die we betalen voor liefde en dat het zou moeten deel uitmaken van het verhaal van ons leven en niet het bepalend moment.
Handel La Resurrezione Tinney Lombardi Mazzulli Tomkiewicz Shim Oštrek Händelfestspielorchester Halle Attilio Cremones cd Naxos 8574624-25