Gecomponeerd tussen 1818 en 1823, het resultaat van intensief theologisch en muzikaal onderzoek in de bibliotheek van zijn toegewijde, aartshertog Rudolph van Oostenrijk (foto), was de Missa solemnis, naar Beethovens eigen mening, zijn meest ambitieuze compositie. Het was Beethovens verhevenste compositie, het werk van een componist met diepgewortelde, religieuze gevoelens en diepe tederheid voor de mensheid, zo overtuigd van zijn kunstenaarschap, dat hij een werk kon creëren dat verder ging dan de liturgische vorm en in muzikale termen, de universaliteit van goddelijke transcendentie kon uitdrukken.
In 1823, drie jaar later dan gepland, gaf Beethoven aan zijn vriend Rudolf, de kardinaal-aartsbisschop van Olmütz, de aan hem gewijde partituur van zijn Missa Solemnis. De première was echter niet ter gelegenheid van een miscelebratie. Metternich verbood nl. de publieke uitvoering van religieuze muziek… Door toedoen van de cellist, prins Nikolai Borisovich Galitzin (1794-1866) (foto), ging de première van Beethovens Missa Solemnis op 7 april 1824, door tijdens een concert van de Filharmonische Vereniging in… Sint-Petersburg. In mei 1824 werden vervolgens, overigens zonder veel belangstelling, enkele delen (het Kyrie, Credo en het Agnus Dei) in het k.k. Kärntnertortheater in Wenen uitgevoerd. Op datzelfde concert speelde men ook Beethovens ouverture “Die Weihe des Hauses” (opgedragen aan Galitzin) en zijn 9de symfonie.
De integrale Mis werd voor het eerst uitgevoerd in 1830 in de nieuw gebouwde kerk van St. Peter und Paul (foto) in het klein Boheems stadje, Warnsdorf, op de grens van Bohemen en Saksen. En dit o.l.v. de plaatselijke kapelmeester Johann Vincenz Richter. Vandaag heet het stadje Varnsdorf en ligt het in Noord-Tsjechië. De Missa Solemnis werd in april 1827 door Schott in Mainz gepubliceerd, kort na het overlijden van Beethoven. De compositie van de Missa Solemnis ging terug op de vriendschap van Beethoven met aartshertog Rudolph van Oostenrijk (1788-1831). De aartshertog was nl. zijn begaafde leerling piano en compositie, die hem daarenboven financieel steunde. Zo droeg Beethoven een aantal van zijn belangrijkste werken, waaronder de opera “Fidelio”, op aan zijn vriend. Toen Beethoven het nieuws van de benoeming van Rudolf als aartsbisschop van Olmütz hoorde, schreef hij: “De dag waarop een hoogmis van mij uitgevoerd zal worden ter gelegenheid van een viering van I.K.H., zal voor mij de mooiste dag van mijn leven zijn, en God zal mij verlichten, opdat mijn zwakke krachten zullen kunnen bijdragen aan de verheerlijking van deze plechtige dag”.
Nochtans vond de wijding tot bisschop in Olmütz, nu Olomouc plaats zonder de uitvoering van de Mis. Die was nl. uitgegroeid tot een buiten proportionele compositie als resultaat van Beethovens zoektocht naar een juist begrip van God (“Gottverständnis”). Voor zijn monumentale Hoogmis deed de componist nl. samen met de pastoraaltheoloog en bisschop van Regensburg, Johann Michael Sailer (1751-1832) (foto), intens onderzoek naar de relatie tussen theologie en liturgie, en bestudeerde hij de geschiedenis van de kerkmuziek, van het gregoriaans tot Palestrina, Bach en Händel. De essentie van de boodschap van Beethovens Missa Solemnis, stak dan ook in de geschriften van Sailer.
Beethoven zette de interpretatie van de tekst van de Mis om in muzikale expressie. In de reflectie van zijn subjectieve interpretatie van de tekst onderscheidde de Hoogmis zich van zijn illustere voorganger, zijn Mis in C, en de Missen van o.a. Haydn, Mozart en Schubert. In vergelijking met Beethovens Mis in C, verschilde het gebruik van de tekst in die zin, dat Beethoven de nadruk niet alleen op de tekstuele samenhang legde, maar ook op de letterlijke inhoud en betekenis van de woorden rond de onbloedige offerande van het Nieuw Verbond. Daardoor nam Beethoven op een uitgesproken manier, een bijzondere plaats in, in de muzikaal-retorische traditie. Om dit te illustreren en eventueel te begrijpen, luistert u bv. best eens naar Beethovens toonzetting van de woorden “pater omnipotens” in het Gloria.
Binnen de beweging van de kirchenmusikalische Restaurationsbewegung, het Caecilianisme, tussen 1872 en 1900, en mede dank zij de Beethoven-onderzoeker, Ludwig Nohl (1831-1885) (foto), die in 1865 in München, het handschrift ontdekte van wat het beroemdste pianowerk aller tijden zou worden, het “recht anmuthige Klavierstückchen”, “Für Elise”, nam Beethovens Missa Solemnis, tussen 1872 en 1900, een vooraanstaande plaats in. Het Caecilianisme ijverde als katholieke beweging in de tweede helft van de 19de eeuw, voor de restauratie van het gregoriaans en de polyfonie (Altklassische Vokalpolyphonie) van Palestrina binnen de liturgie.
Startpunt van de beweging was de stichting in Bamberg van de Allgemeinen Cäcilienverein für die Länder deutscher Sprache door Franz Xaver Witt (1834−1888) in 1868, een jaar na de belangrijke Bisschoppenconferentie in het toen ultramontane, barokke Fulda, en de oprichting in 1876 van het tijdschrift “Siona. Monatsschrift für Liturgie und Kirchenmusik zur Hebung des gottesdienstlichen Lebens” door de Versöhnungstheologe en Religionsphilosoph Ludwig Friedrich Schöberlein (1813-1881), de abt van het klooster (Benediktinerabtei) Bursfelde (foto) in Hann, Münden.
De roemrijke pioniers van de opnamen van de Missa Solemnis waren Arturo Toscanini met het Westminster Choir en het NBC Symphony Orchestra in 1940, en een tweede keer in 1953 (RCA). Na hem volgde in 1955 Karl Böhm met de Berliner Philharmoniker (DG) en voor de eerste keer Herbert von Karajan met de Wiener Singverein en het Philharmonia Orchestra in 1959. Herbert von Karajan zou het werk in de jaren ’70 nog twee keer opnemen (voor EMI in ’75 en voor DG in ’79). In 1963 nam Otto Klemperer het meesterwerk twee keer op met het Philharmonia Orchestra, en Günter Wand bracht het werk met het Gürzenich-Chor und Orchester uit Keulen.
Beethovens Hoogmis werd gecomponeerd op het punt waarop de religieuze cultus, autonome kunst werd, waardoor ze met haar combinatie van de zielenzorg van de “Pastoraltheologie” en de apostolische, “katholische Aufklärung”, de geboorte markeerde van kunst uit de religie en de viering van het sacrament van de eucharistie, in de ordinarium delen rond het Heilig Misoffer van de christelijke eredienst. Het was Beethovens verklanking van de vreugde, de tederheid, de diepgang en de onmetelijke kracht van de zaligmakende genade van de belijdenis, ooit gevat in zijn eigen woorden, “muziek omvat de mens, maar overstijgt diens bevattingsvermogen”.
Jérémie Rhorer en Le Cercle de l’Harmonie starten een nieuwe samenwerking met Alpha Classics, met verschillende geplande projecten, na de Mozart-opera’s die in 2016 en 2017 op het label zijn uitgebracht. Hier pakken ze een monument van het sacrale repertoire aan dat fascinerend is vanwege zijn rijke, complexe, zelfs ‘mysterieuze’ conceptie. Rhorer vertelt ons dat zijn interpretatie veel aandacht besteedt aan de kwestie van tempi, die sinds de postromantische periode vaak steeds langzamer en zwaarder zijn geworden: de tempi hebben “een directe invloed op het vocale comfort van de zangers, aangezien adembeheersing een van de grote moeilijkheden van dit werk is”, zegt hij. Voor deze opname heeft hij een kwartet van topsolisten ingeschakeld, samen met de Audi Jugendchorakademie, een opmerkelijk Duits jeugdkoor dat in 2007 is opgericht. In samenwerking met zijn orkest met historische instrumenten, dat binnenkort zijn twintigste verjaardag viert, bieden ze een gepassioneerde visie op Beethovens meesterwerk. De vocale solisten zijn Chen Reiss (sopraan), Varduhi Abrahamyan (mezzo), Daniel Behle (tenor) en Tareq Nazmi (bas).
Na zijn studie aan de Maîtrise de Radio France, waaruit zijn roeping als dirigent bleek, volgde Jérémie Rhorer aan het Conservatoire de Paris een opleiding in klavecimbel, fluit, theorie en compositie. Zijn leraren en mentoren waren Thierry Escaich, Emil Tchakarov, William Christie en Marc Minkowski. Of het nu gaat om klassieke auteurs zoals die van de Duitse Romantiek, of zelfs om het hedendaagse repertoire, inclusief de creaties van Thierry Escaich, alle repertoires nemen zijn orkestrale leiding in beslag, die ook voortbouwt op zijn opleiding als componist.
Als gastdirigent heeft Jérémie Rhorer opgetreden met grote Europese en Amerikaanse orkesten, zoals het Orchestre symphonique de Montréal, de Deutsche Kammerphilharmonie, het Philharmonia Orchestra, het Gewandhausorchester, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Orchestre de Paris en het Tsjechisch Philharmonisch Orkest, verschillende instellingen, waaronder de Weense Staatsopera, de Bayerische Staatsoper, de Munt, het Teatro Real in Madrid en het Teatro comunale (Bologna). Hij werd uitgenodigd als dirigent op internationale festivals als Aix-en-Provence, Glyndebourne, Edinburgh, de BBC Proms, het Salzburg Festival en het Spoleto Festival.
Jérémie Rhorer maakte in 2008 zijn Amerikaanse debuut met het Philadelphia Chamber Orchestra. In 2014 won hij de Grand Prix du Syndicat de la Critique en de BBC Music Magazine Award 2016 voor zijn productie van Francis Poulencs Dialogue des Carmelites in het Théâtre des Champs-Élysées. In 2019 werd hij genomineerd voor de beste productie van het jaar bij de International Opera Awards voor La Traviata, die hij uitvoerde in het Théâtre des Champs-Élysées.
Als leerling van Thierry Escaich, een belangrijke hedendaagse componist en winnaar van de Pierre Cardin-prijs, streeft Jérémie Rhorer naast het dirigeren ook een veeleisend compositiewerk na. Hij componeerde The Children’s Cemetery (versies voor piano en orkest), een celloconcert voor Jérôme Pernoo (2014) en, in opdracht van het Philharmonia Orchestra, een pianoconcert voor Jean-Yves Thibaudet (2017).
Beethoven Missa solemnis Chen Reiss Varduhi Abrahamyan, Daniel Behle, Tareq Nazmi, Le Cercle de l’Harmonie, Audi Jugendchorakademie, Jérémie Rhorer cd Alpha1111