Bijzonder originele “Battaglia” door Ars Antiqua Austria en Gunar Letzbor op het label Pan Classics.

Natuurlijk zijn Gunar Letzbor en zijn muzikanten van Ars Antiqua Austria van nature volkomen vredelievend, en zeker de componisten van de hier gepresenteerde muzikale gevechtsschilderijen, of ze nu van algemene aard zijn of daadwerkelijk afbeeldingen van historische gevechten, waren ook geen muzikale oorlogsstokers. We moeten Letzbor en zijn ensemble hier eerder als muzikale oorlogscorrespondenten opvatten, dan biedt het luisteren naar deze even charmante als meesterlijke battaglia onvervalst luisterplezier, waarin er eigenlijk alleen maar winnaars kunnen zijn.

Een aanzienlijk deel van de Duits/Oostenrijkse, Spaanse en Italiaanse kunst van de 17de eeuw was weelderig, grillig, onvoorspelbaar en misleidend. In de middeleeuwen was de Italiaanse term barocco, de term waarmee filosofen, op het grensgebied van logica en formele semantiek, een obstakel in de logica (insolubilibus) beschreven. Deze barokke onregelmatigheid gold ook voor de muziek. De term verscheen voor het eerst met betrekking tot muziek in een anoniem artikel in de Mercure de France in 1734 over de première in 1733 van Jean-Philippe Rameau’s “Hippolyte et Aricie”. De auteur bedoelde met “du barocque”, dissonante, te vaak modulerende muziek zonder melodische coherentie.

De Battalia en Serenada gecomponeerd door Biber (foto) in Salzburg in 1673, getuigen van de activiteit tijdens het carnaval en de smaak voor imitatie en knotsgekke humor. Zijn Batallia over “Das Liederliche Schwärmen der Musketier, Mars, die Schlacht, Undt das Lamento der Verwundten, mit Arien imitirt und Baccho dedicirt”, bevat liederen van dronken soldaten, het nabootsen van de trommel op de violone door op het instrument te kloppen en een vel papier tussen de snaren te schuiven, opzettelijk vals spelen, en imitatie van een kanon door de snaar hard te laten klakken op de toets (Bartókpizzicato).

Het tokkelen of pizzicatospel was in de loop van de 17de eeuw erg modieus geworden sedert Monteverdi (foto) dit soort spel in 1638, naast tremolo, als onderdelen van de stile concitato die de vroegere stile molle e temperato verrijkte, voor het eerst had voorgeschreven in zijn dramatische scène “Il combattimento di Tancredi e Clorinda”. Deze scène was het voorlaatste oorlogsmadrigaal uit zijn achtste boek Madrigali guerrieri e amorosi. Monteverdi schreef pizzicato voor om wapengekletter te imiteren.

Na de Dertigjarige Oorlog (1618–1648), heeft de wens van het keizerlijk hof in Wenen om opnieuw prestige te bereiken door middel van muziek, geleid tot een hele generatie buitengewoon begaafde en virtuoze muzikanten met zowel humor als diepgang. Schmelzer, Biber en Kerll waren de leidende figuren. Tijdens de festiviteiten van het carnavalsseizoen, waarin muziek een bevoorrechte plaats had, amuseerden zij hun toehoorders met het imiteren op muziekinstrumenten van natuurgeluiden en geluiden uit het dagelijks leven. Als antwoord op de smaak van keizer Leopold I, die van contrapuntische muziek in imitatiestijl hield, componeerden ze daarentegen ook vlijtig sonaten om geest en ziel te verheffen. Hoewel hij bijna zijn hele carrière in München uitbouwde, had Johann Heinrich Schmelzer (foto) ook sterke banden met Wenen en de Habsburgers. Het was in Wenen dat hij zijn opleiding kreeg, vooraleer keizer Ferdinand III hem naar Rome zond om bij Carissimi te gaan studeren. Daar ontmoette hij waarschijnlijk Froberger en Kircher. In zijn “Steyrische Hirt” evoceert een pastorale melodie de Hirtenhorn van de herder met karakteristieke intervallen.

Het componeren van een dialoog tussen viool en bas viola da gamba was reeds een gangbare praktijk in Engeland en Duitsland. In zijn sonate voor à viol è viola componeerde Schmelzer naar Italiaans voorbeeld, een dialoog tussen twee solo stemmen met een eerder sobere continuo ter ondersteuning. Dergelijke sonaten waren geschikt voor zowel sacraal of seculier gebruik, zoals blijkt uit de titels van collecties van Schmelzer en Biber (Sacroprofanus Concentus Musicus en Sonatae tam aris quam Aulis servientes, gecomponeerd voor Maximilian Gandolph von Kuenburg, aartschbisschop van Salzburg) (foto). Speelde men ze thuis, dan hielpen de sonaten de spiritualiteit te verhogen. Kircher die na het horen in Rome van een prachtig concert door twee violisten en een theorbespeler sterke emoties ervaarde, voelde zich als opgenomen in de harmonie van de kosmos.

Het Platoons-hermetisch tractaat over muziek in het harmonisch wereldbeeld van de jezuïet Athanasius Kircher (foto), gevormd in Fulda en Paderborn, “Musurgia Universalis” (1650), was hét naslagwerk voor kloosters en hogescholen in Centraal-Europa. In dit tractaat verdeelde Kircher vocale en instrumentale composities onder in negen stijlen. De instrumentale muziek verdeelde hij onder in de Symphoniacus stylus met het oog op het bereiken van een consonante samenklank tussen instrumenten van hetzelfde type (snaarinstrumenten gestreken of getokkeld, fluiten, trompetten en trommen). Muziek in deze stijl was geschikt als introducties tot religieuze composities in de kerk.

De Stylus phantasticus stond daarentegen voor de meest vrije manier van componeren. Niet gebonden aan een of andere tekst of aan een harmonisch patroon, liet deze stijl ruimte voor de vindingrijkheid van de componist die haar dan ook aanwendde in zijn fantasieën, ricercares, toccata’s en sonaten. Voor Kircher was de Stylus phantasticus daarentegen niet zo maar een ongebreidelde, geheel vrije stijl, maar een stijl die eerder het ontwikkelen van een muzikale structuur op basis van eigen verbeelding toeliet. De Stylus hyporchematicus was de stijl van de dans verdeeld in vrije theaterdansen (theatralis) en hofdansen (choraicus), gebaseerd op regelmatige patronen. De boven reeds geciteerde Stylus symphoniacus had betrekking op instrumentale ensembles, de basis van het latere symfonie orkest. Het is tot de phantasticus en hyporchematicus stijlen dat de hier opgenomen muziek behoorde.

Werken van Heinrich Ignaz Biber (1644-1704), Johann Heinrich Schmelzer (1623-1680), Marco Uccellini (1610-1680), Dario Castello (1600-1658), Marcin Mielczewski (1600-1651), Johann Joseph Fux (1660-1741), Anton Andreas Schmelzer (1653-1701), Johann Sigismund Kusser (1660-1727) en Ferdinand Kauer (1751-1831).

De Oostenrijkse dirigent en violist Gunar Letzbor (1961) studeerde compositie, directie en viool in Salzburg en Keulen. De kennismaking met Nikolaus Harnoncourt en Reinhard Goebel bracht hem ertoe zich te concentreren op de interpretatie van historische muziek. Gunar Letzbor was een vast lid van Musica Antiqua Köln, Clemencic Consort, La Folia Salzburg, Armonico Tributo Basel en de Wiener Akademie. Als onderdeel van zijn inzet voor deze ensembles probeerde hij jarenlang de verscheidenheid van Oostenrijkse barokmuziek tot uitdrukking te brengen. In 1995 richtte hij het ensemble Ars Antiqua Austria op, waarmee hij sensatie veroorzaakte met de opname van de Vioolconcerti van J.S. Bach, de Vioolsonates van Heinrich Ignaz Franz Biber en de Vioolsonates op. 4 van Viviani, tussen 1656 en 1660, violist aan het hof in Innsbruck. Gunar Letzbor is een veelgevraagd docent barokviool. Hij is professor aan de Muziekuniversiteit in Lübeck en docent bij verschillende zomercursussen voor de uitvoering en beoefening van historische instrumenten.

Naast de vele concertuitvoeringen stonden de beginjaren van het ensemble Ars Antiqua Austria in het teken van musicologisch onderzoek van Oostenrijkse barokcomponisten. De overvloed aan herontdekte werken leidde tot verschillende succesvolle première-opnames van onbekend werk van R. Weichlein, H.I.F. Biber, F. Conti, G.B. Viviani, G.A.P. Pandolfi (Mealli), G. Arnold, A. Caldara, B.A. Aufschnaiter, J.J. Vilsmayr, J.P. Vejvanovsky, J. Schmelzer, G. Muffat, W.L. Radolt, C. Mouthon, J. B. Hochreither, F. J. Aumann en J.S. Bach. Ars Antiqua Austria heeft sinds 2002 hun eigen concertreeksen in het Weens Konzerthaus en sinds 2008 in het Brucknerhaus in Linz. De leden zijn Gunar Letzbor en Nino Pohn, viool, Markus Miesenberger, altviool en tenor, Peter Aigner, altviool, Jan Krigovsky, violone 8’, Michael Oman, blokfluit, Christian Simeth en Martin Mühringer, clarino (trompet), Stefan Reichinger, pauken en Szilárd Chereji, violone 16’.

Battaglia Ars Antiqua Austria Gunar Letzbor cd Pan Classics PC10465