“César Franck, Organ Works”, door Ignace Michiels op het label Et’cetera.

César Franck (1822-1890) wordt beschouwd als de vader van de Franse symfonische orgelmuziek. Toen Franck in 1822 in Luik werd geboren, maakte de stad deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Francks moeder kwam uit Aken, zijn vader uit Gemmenich, dat destijds Nederlands maar Duitstalig was. Het echtpaar verhuisde kort voor de geboorte van César naar de Franstalige maar Nederlandstalige stad Luik. In 1836, toen César 14 was, inmiddels Belg en al 5 jaar student aan het Conservatorium van Luik, verhuisde het gezin naar Parijs.

César Franck wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste Franse componisten van de 19de eeuw. Hij was geen geboren Fransman, maar werd geboren in Luik, uit ouders van Duitse afkomst. Hij kreeg pas in 1873 het Frans staatsburgerschap. Als wonderkind studeerde hij piano en orgel in België en Frankrijk. Zijn carrière als reizend pianovirtuoos werd niet met succes bekroond, en pas als organist vestigde hij zich uiteindelijk in Frankrijk, waar hij werkte als leraar en organist. De kerk St. Clothilde (foto) in Parijs, met het prachtige Cavaillé-Coll-orgel, was zijn thuis. Net als Bruckner en Messiaen was hij een vroom christen die zijn muziek doordrenkte met een intense spiritualiteit die gepaard ging met een bijna heilige onschuld in zijn persoonlijk leven. Zijn muzikale stijl werd daarentegen gekenmerkt door rijke chromatiek, lange, weidse melodische lijnen en zeer persoonlijk contrapunt.

Het is enigszins verbazingwekkend, maar César Franck, toch wel dé grootmeester van het Cavaillé-Coll orgel, heeft relatief weinig gecomponeerd voor orgel. Francks meeste orgelwerken, gecomponeerd tussen 1846 en 1866, zijn met uitzondering van een meer uitgebreid Pièce en mi bémol, 4 Offertoria en een Elévation, alle kleine, liturgische werkjes. Tal van orgelcomposities, van een Offertoire CCF 55 uit ca. 1859, tot een Allegretto moderato, CCF 97, uit 1863 werden pas in 1905, met als titel ‘Pièces posthumes pour Harmonium (ou Orgue) à pedales pour l’office ordinaire’, gedrukt. Van de vele “Pièces postumes”, is weliswaar niet met zekerheid geweten of ze voor orgel of voor harmonium waren bedoeld. De tekstbezorger van de uitgave was Georges Franck (1848-1910), de zoon van de componist. Waarschijnlijk zijn die alle in de periode ca 1858-1863 ontstaan, getuige jaaraantekeningen (de specifieke dag en maand) bij enkele, niet alle, gepubliceerde orgelstukken. Het is trouwens niet duidelijk of alle orgelwerken van deze uitgave daadwerkelijk door César Franck zijn gecomponeerd. Francks oud-leerling Charles Tournemire meende dat er in de collectie stukken waren die niet van de hand van zijn oud-leraar konden zijn, op grond van door hem als compositorisch zwak en niet-idiomatisch beoordeelde kenmerken. Desondanks, blijven deze orgelcomposities, zolang de handschriften niet aan het licht zijn gekomen, toegewezen aan César Franck. De composities zijn daarenboven moeilijk exact te dateren omdat César Franck tot drie keer toe, zijn eigen composities heeft geordend in van elkaar afwijkende opusnummerreeksen.

César Franck verliet geleidelijk zijn carrière als virtuoos pianist terwijl hij zijn opleiding afrondde bij verschillende Parijse meesters, onder wie de organist François Benoist. Daarna was Franck vanaf 1853, organist in verschillende belangrijke Parijse kerken voor hij een functie aanvaardde in de Sainte-Clotilde, waar hij beschikte over het gloednieuw instrument van Cavaillé-Coll (foto). Hij componeerde zowel orgelwerken als andere genres die onderdeel werden van de apotheose van wat nu Le Renouveau français wordt genoemd.

Ter gelegenheid van de officiële ingebruikname van het groot Cavaillé-Collorgel in de grote zaal van het Palais du Trocadéro in Parijs (foto), op 1 oktober 1878, tijdens de Wereldtentoonstelling, componeerde Franck in dat jaar weliswaar drie orgelwerken, Fantaisie (Fantasie-idylle), Cantabile en Pièce héroïque, die in 1883 voor het eerst in druk verschenen onder de titel ‘Trois Pièces pour le grand orgue’. Op verzoek van de Parijse muziekuitgever Auguste Durand, componeerde Franck in de periode augustus-oktober 1890, kort voor zijn overlijden, nog een reeks orgelstukken ‘in grote stijl’, nl. de ‘Trois Chorals pour grand orgue avec pédale obligée’.

Ignace Michiels (1963) studeerde orgel, piano en klavecimbel aan de Academie van Brugge (België), zijn geboortestad. In 1986 was hij prijswinnaar aan het Instituut Lemmens in Leuven. Hij ontwikkelde zich achtereenvolgens als muzikant bij Robert Anderson aan de Southern Methodist University in Dallas, aan de Koninklijke Academie van Brussel bij Herman Verschraegen en bij Odile Pierre aan het Conservatorium van Parijs, waar hij de prestigieuze Prix d’Excellence behaalde. Hij behaalde ook het Hoger Diploma orgelmuziek aan de Koninklijke Academie van Gent. Ignace Michiels is docent orgel aan de Faculteit Muziek van de Hogeschool Gent. Hij doceert ook orgel aan de Muziekacademie van Brugge en is titulair-organist aan de Sint-Salvatorskathedraal in Brugge, waar hij jaarlijks het internationale orgelfestival organiseert. Zijn repertoire omvat de complete orgelwerken van Bach, Franck, Mendelssohn, Dupré en Messiaen, de symfonieën van Widor en Vierne, de orgelsonates van Guilmant en Rheinberger. Als organist geeft hij concerten als solist en met orkest of koor op vele plaatsen in de wereld. Verder is hij een graag geziene gast in de jury van internationale orgelwedstrijden en docent in workshops en masterclasses.

Tracklist:

Fantaisie, A Majeur FWV 35

Choral no 1, E Majeur FWV 38

Cantabile, B Majeur FWV 36

Pièce Héroïque, B mineur FWV 37

Choral no 2, B mineur FWV 39

Final, Bb Majeur FWV 33

Grande Pièce Symphonique, F# mineur FWV 29

Prélude, Fugue et Variation, B mineur FWV 30

Prière, C# mineur FWV 32

Pastorale, E Majeur FWV 31

Fantaisie, C Majeur FWV 28

Choral no 3, A mineur FWV 40

César Franck Organ Works Ignace Michiels 2 cd Et’cetera KTC1798