Stel u een boek voor dat bestaat uit compromitterende anekdotiek, razend snel aaneengepraat of geschreven door een nerveuze roddelaar, onder het mom van pseudo-intellectuele cultuurgeschiedschrijving. Dit is zo’n boek. Hoewel best aardig en leuk. Heel leuk eigenlijk. Voor één keer toch.
Berlijn, Parijs, Wenen, Munchen en New York
In een boek als “Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw” kan je niet stoppen met lezen. Hier is nl. aan de orde wat er in 1913 in de wereld van de literatuur, de kunst en de muziek precies allemaal gebeurde. Proust zocht toen naar de verloren tijd, Malevitsj schilderde een vierkant, Stravinsky vierde het lenteoffer, Kafka, Joyce en Musil dronken op dezelfde dag een cappuccino en in München probeerde een jonge Oostenrijkse schilder, een zekere Adolf Hitler, zijn stadsgezichten te verkopen. Voilà.
Nerveus en uitgelaten, raast Illies (°1971) door het jaar. Hij schetst een documentaire in sneltreintempo van de Europese cultuur, die zich grotendeels afspeelde in Berlijn, Parijs, Wenen en Munchen en New York, met in 1913 de kunsttentoonstelling, de Armory Show. De lezer wordt door Illies overladen met een zondvloed aan weetjes over kunstenaars en alle soorten liefdes, uitgezonderd gelukkige.
Elke maand krijgt een korte inleiding. Bvb. als introductie op de julimaand lezen we dat Alma Mahler naar Marienbad vluchtte omdat Kokoschka haar een huwelijksaanzoek deed, waarna hij zichzelf troostte door te zuipen met Georg Trakl (sic). En dit terwijl het maar bleef regenen en iedereen half krankzinnig werd in zijn hotelkamer. Maar toch en dat is toch werkelijk ongelooflijk, bracht Matisse Picasso een bos bloemen.
Viespeuken enzo?
Illies is bezeten door pikante en aangebrande petites histoires. Met de sensatiezucht van een Storyreporter roddelt hij over de liefdes tussen Alma (Mahler) en Kokoschka, Gottfried Benn en Elske Lasker-Schüler, Kafka en Felice Bauer, Georg Trakl en zijn zus Grete. Alle kunstenaars zijn of worden verliefd en ze zijn met z’n allen neurotisch. Hitler en Stalin, die elkaar nooit ontmoetten, wandelden in januari 1913 bijna dagelijks door het park van het Slot Schönbrunn in Wenen. Stravinsky liet zijn Sacre los op een niets vermoedend publiek, Malevitsj joeg de burger de schrik door het lijf door met een pollepel in zijn knoopsgat door Moskou te flaneren en Duchamp eindigde het jaar met een fietswiel op een kruk.
Illies volgt vooral Rilke en Kafka. Rilke met zijn vele vrouwen, en de piekerende Kafka. Het knappe van dit boek is dat het geen moment verveelt, dat het verrassend blijft, dat het vol intrigerende en grappige anekdotes, opmerkelijke feiten en bizarre overeenkomsten steekt. Kostelijk. Niet te missen. Maand na maand vertelt Illies faits divers uit de literatuurgeschiedenis, de wereld van de muziek, theaterkunst en de schilderkunst, en stelt vooral zeer pertinente vragen. Hoe platonisch verliefd was Kafka eigenlijk wel in januari? Hoe was het in juli met het huwelijksaanzoek van Kokoschka aan Alma Mahler? Hoe verliep de ruzie tussen Jung en Freud?
In november las Rilke Prousts eerste deel van “À la recherche du temps perdu”, zat Joyce in Triëste en had Woolf haar eerste boek klaar waarna ze zelfmoord wou plegen. En zo gaat dat maar door aan een tempo dat u niet voor mogelijk houdt. Stalin, Hitler en Tito waren in 1913 alle drie in Wenen maar ontmoetten elkaar niet. ‘k Zou ook niet geweten hebben waarom wel.
Twaalf maanden, twaalf hoofdstukken
Onderverdeeld in twaalf hoofdstukken, ééntje voor elke maand dus, vertelt Illies op ludieke maar onderhoudende wijze wat hen bezielde. De maand januari was bvb. de maand waarin Hitler en Stalin elkaar tijdens een wandeling in het Schlosspark van Schönbrunn nooit ontmoetten, Thomas Mann bijna als homo ontmaskerd werd en Franz Kafka bijna gek werd van liefde. Er kroop een kat bij Sigmund Freud op de sofa, het was erg koud en de sneeuw knerpte onder je schoenen. Else Lasker-Schüler zat aan de grond, werd verliefd op Gottfried Benn, ontving een paardenbriefkaart van Franz Marc en noemde Gabriele Münter een nietsnut. Ernst Ludwig Kirchner tekende de cocottes op de Potsdamer Platz terwijl de eerste looping werd gevlogen. Maar het was allemaal tevergeefs want Oswald Spengler werkte aan ‘Der Untergang des Abendlandes’.
In maart gaat het over Kafka die dan toch naar Felice Bauer in Berlijn reisde, daar met haar wandelde maar zonder succes. Robert Musil raadpleegde een zenuwarts maar werd weer weggestuurd. Camille Claudel kwam in een zenuwinrichting terecht en moest er… dertig jaar blijven. In Wenen vond op 31 maart het grote oorvijgenconcert plaats. Arnold Schönberg kreeg een oorvijg van het publiek als dank voor zijn nieuwe muziek. Albert Schweitzer en Ernst Jünger droomden over Afrika en in Cambridge begon Ludwig Wittgenstein aan zijn outing en zijn nieuwe logica. Virginia Woolf had haar eerste boek af maar Rainer Maria Rilke was wel verkouden. In brede kring werd de belangrijke vraag gesteld: ‘Wat komt er op ons af?’
Zomer van de eeuw?
Augustus was in elk geval de maand waarin Freud een flauwte kreeg, Ernst Ludwig Kirchner gelukkig was, Keizer Franz Joseph ging jagen terwijl Ernst Jünger urenlang in zijn winterjas in de hete kas zat. Georg Trakl probeerde vakantie te nemen in Venetië, Schnitzler ook en Rilke was in Heiligendamm en ontving er dames op bezoek. Picasso en Matisse gingen samen paardrijden, Franz Marc kreeg een tamme ree cadeau. Maar niemand werkte.Oktober was dan weer de maand waarin Thomas Mann met zijn verleden werd geconfronteerd. In Hellerau bij Dresden ontmoette de avant-garde elkaar terwijl Emil Nolde Berlijn verliet om met een expeditie naar de Zuidzee te reizen. August Macke vond het paradijs aan de Thuner See maar de grote vraag was, mocht je Franz Werfels gezicht afstotelijk vinden? En hoeveel avant-garde verdroeg Berlijn? Ludwig Meidner schilderde uit het niets een slagveld en noemde het ‘Apocalyptisch landschap’. Keizer Wilhelm II wijdde het monument van de Volkerenslag in terwijl Freud zijn hoed afnam en hem naar paddenstoelen gooide.
In december, zo staat geschreven, stond alles open: de toekomst en de lippen van de mooie vrouwen, terwijl Kazimir Malevitsj een zwart vierkant schilderde. Stel u voor. Robert Musil vond het heel donker in Duitsland maar de Mona Lisa werd teruggevonden in Florence. Rilke wilde graag een egel zijn en Thomas Mann liet er geen misverstand over bestaan. Hij werkte niet aan de tovenaarsleerling maar aan de toverberg! Emil Nolde vond in het Zuidzeeparadijs slechts verwarrende mensen maar Karl Kraus vond in Janowitz het geluk. Ernst Jünger werd in Afrika gevonden en vierde kerst in Bad Rehburg. Allemaal goed en wel maar hoe stonden de sterren? Goeie vraag. Uitzonderlijk, haast gênant en onbetaamd virtuoos geschreven. Ongelooflijk. Veel leesplezier!Florian Illies De zomer van de twintigste eeuw 319 bladz. Atlas Contact ISBN 9789045023236