“Cabret”, “boha”, “chabret”, “grande bourbonnais” of “biniou”, zijn geen namen van wijnen of druiven, maar van soorten Franse doedelzakken. De cd is een presentatie van uitvoerders op cornemuse of boha van de Landes, nu de regio Nouvelle-Aquitaine, een instrument met vele regionale namen, uniek onder de doedelzakken.
Doedelzakken zijn in Frankrijk zo divers dat een territoriale situering ervan noodzakelijk is om onderscheid te maken tussen de immens veel verschillende soorten. Het onderscheid is des te belangrijker omdat de bouhe, de bounloure, bouhaussac of tchalemine, de vele namen in de lokale dialecten, tegenwoordig in het Frans een “corenmuse landaise” genoemd, op zich, een hele reeks van verschillende, traditionele, Franse doedelzakken inhouden. Maar wat merkwaardig is, is dat deze instrumenten ook voorkomen in bepaalde Slavisch-Centraal-Europese landen. Heeft het zich daar verspreid of was het het resultaat van een parallelle evolutie?
In het geval van de ‘cornemuse landaise’ was het de wereld van herders, diep geïsoleerd in de heidevelden, “die zichzelf verloren in onuitsprekelijke, tedere momenten van verdriet, in een prachtige woestijn die onze voorouders betoverde, onder een dorre hemel met een eindeloze uitgestrektheid” (vrij naar de dichter en fotograaf Felix Arnaudin (1844-1921), uit Labouheyre in de Landes, geciteerd in het bijbehorend boekje). Bezoek straks tijdens uw vakantie eens zijn geboortehuis, het huisvest vandaag het “Maison de la Photographie de Landes”, en de magistrale “Villa Mazagan” in Moors-Marokkaanse stijl, ooit het huis van de belangrijke, Franse antropologe Claude Cornut.
Na 1968 was de cornemuse een belangrijk instrument binnen de revival van oude instrumenten in de heidevelden van Gascogne. Maar hoewel na onderzoek, de instrumenten opgenomen werden, was er geen verslag van een muzikant die kon getuigen van hoe ‘de oude praktijk’ klonk. De laatste bounlourayre, Justin (Jeanty) Benquet (foto), overleed in 1957. De muzikanten moesten hun eigen speeltechniek ontwikkelen, geïnspireerd door Slavische praktijken en de reconstructie uitvinden. Maar, door de afwezigheid van getuigenissen, kon de creatieve verbeelding zich ontwikkelen.
Enkel een filmopname uit 1935 in het Kurhaus van Scheveningen en een opname uit 1939 in Bazas (Gironde), onthult het spel van Jeanty Benquet, en daarmee de praktijk van een doedelzakspeler uit de late 19de– en vroege 20ste eeuw. Het instrument zelf is veranderd, maar de ontmoeting op dezelfde cd van verschillende muziekpraktijken, getuigt van de wil van de muzikanten om deel uit te maken van het etno-muzikaal verhaal.
Een sculptuur van een plaatselijke kunstenaar, gedateerd 1522, in een kapiteel van de kerk van Arx (Landes), zou wel eens het oudste getuigenis kunnen zijn van het gebruik van de cornemuse à chalemie, de voorloper van de cornemuse à anches (doedelzak) in de Landes. Maar, het is wachten tot het einde van de 18de eeuw om geschreven bronnen te vinden die getuigen van de praktijk van het instrument, genoteerd door reizigers, en later, folkloristen en plaatselijke onderzoekers. Allen presenteren het als een instrument dat primair bedoeld was voor dans.
In de periode 1850-1920 bevond het speelterrein van de cornemuse van de Landes zich in een regio die zich uitstrekte over de departementen Gironde, Landes en Lot-et-Garonne. Het kwam ongeveer overeen met het huidige forêt des Landes, in het noorden grensde het aan Bordeaux, in het zuiden aan Mont-de-Marsan, in het westen aan de kust van de oceaan en in het oosten aan de grenzen van het bos van de Landes. Makers en spelers van doedelzakken van wie overigens muziek niet de hoofdactiviteit was, werden voornamelijk gerekruteerd onder herders, boeren en ambachtslieden. Zij voorzagen familie- of buurtfeesten, of bv. tijdens het slachten van varkens, van dansmuziek. Men noemde hen “cornemuseurs”, “sonneurs” of “bohaires”.
De bouhayre bespeelde men in Gascogne, Gironde, Gers, de Landes en Lot-et-Garonne. In Auvergne of in Cantal noemde men het instrument “cabrette” of “musette”. Het spel met meerdere spelers kwam minder vaak voor en ging zelden verder dan twee of drie spelers. De doedelzak klonk dan samen met de fluit, de draailier, de klarinet of de viool. Voor de animatie van parades van vette ossen of van dienstplichtigen, klonk het ze dan in het gezelschap van een “ripataoulère”, een ensemble bestaande uit een fife of fifre (foto), een trom (“tambour”) en een bastrom of “Bazas”, naar de naam van de gemeente in het Frans departement Gironde .
De muziek die op deze cd is opgenomen, brengt de luisteraar op de klanken van de doedelzak van de Landes, al dan niet met klarinet, rechtstreeks naar deze wereld. Een cd die een verrijking betekent van het muzikaal werelderfgoed. De uitvoerders zijn beurtelings Alain Cadeillan, Bernard Desblancs, Robert Matta en Patrice Bianco.
Ocora Radiofrance Gascogne/Gascony La cornemuse des Landes The Bagpipes of the Moorlands cd C561051