‘De crisis van de Europese wetenschappen en de transcendentale fenomenologie’ van Edmund Husserl in de prestigieuze reeks “Grote Klassieken” van Uitgeverij Boom. Niet te missen!
Edmund Husserl geeft in ‘De crisis van de Europese wetenschappen en de transcendentale fenomenologie’ een diepgaande analyse van de zingevingscrisis van de westerse wereld. Dit werk uit 1936 is nu voor het eerst in het Nederlands vertaald. “De crisis” verschijnt in de indrukwekkende reeks “Grote Klassieken” van de prestigieuze uitgeverij Boom, met sleutelwerken van toonaangevende denkers, die de filosofie en geesteswetenschappen blijvend hebben gevormd. Een grandioze reeks!
Wat speelt zich af in de bewustzijnsstroom en de verschillende belevenissen of ervaringen die wij als bewustzijn opdoen? Wat is dat bewustzijn eigenlijk, en hoe verhoudt het zich tot de werkelijkheid? Wat betekent het dat we met het bewustzijn de werkelijkheid kunnen kennen?, vroeg Husserl zich af. Edmund Husserl (1859-1938) was een Joods-Oostenrijks-Duitse filosoof die geldt als de grondlegger van de fenomenologie, de filosofische stroming die zich richt op de verschijnselen zoals mensen die waarnemen en ervaren. “De crisis” is zijn hoofdwerk en geldt als één van de invloedrijkste filosofische werken van de twintigste eeuw.
In “De crisis” analyseerde Husserl eerst hoe het gefragmenteerd en leeg wetenschapsbeeld sinds de filosofie van Descartes (foto) is ontstaan. Vervolgens presenteerde hij zijn fenomenologische methode als oplossing voor de crisis. Husserls ideaalbeeld is een wetenschap die de cultuur hervormt, verheft en richting geeft. Zijn fenomenologie heeft het filosofisch landschap door zijn bezwaren tegen zowel het empirisme als het rationalisme, sterk beïnvloed en blijvend veranderd. Volgens Husserl waren noch ervaring, noch rede een fundamentele kennisbron: we dienen de fenomenen zelf te laten spreken, de zuivere aanschouwing van hetgeen ons in het bewustzijn is gegeven, stelde hij. Later had Husserl meer aandacht voor het feit dat ons bewustzijn niet helemaal gezuiverd kon worden, en verschoof zijn aandacht van het bewustzijn naar de leefwereld, de ‘Lebenswelt’, het geheel van vanzelfsprekendheden dat onze ervaring bepaald. In 1917, in zijn begintijd aan de universiteit van Freiburg (foto’s), nam Husserls denken een belangrijke wending door zijn vernieuwde aandacht voor innerlijk tijdsbewustzijn.
In de ‘Bernauer Manuscripten’, uit 1917, sprak hij voor het eerst over het onderscheid tussen statische fenomenologie en genetische fenomenologie. In deze tweedeling was statische fenomenologie de methode zoals hij die tot 1917 ontwikkeld had. Genetische fenomenologie stelde Husserl in staat om de fenomenologische oorsprong van bepaalde constituties te onderzoeken. Een belangrijk aspect hiervan en tevens het centraal thema van zijn denken in de jaren twintig, was passieve synthese: het domein van zingeving dat voorafgaat aan de activiteit van het ego, oftewel voorafgaat aan de subject-object-relatie waardoor intentionaliteit zich kenmerkt. Husserl zou later, in ‘Analysen zur passiven Synthesis’, expliciet aangeven dat genetische fenomenologie de prioriteit had boven statische fenomenologie.
‘De crisis van de Europese wetenschappen en de transcendentale fenomenologie’ is een diepgaande, verhelderende en actuele analyse van de zingevingscrisis van de westerse wereld. In dit invloedrijk boek kwam Husserl tot de conclusie dat de westerse wereld in een zingevingscrisis verkeert. Hij toonde aan dat er een diepe kloof is ontstaan tussen de ‘leefwereld’ en de wetenschap. De wetenschap, die in eerste instantie ontwikkeld is om de wereld te begrijpen, is een instrument geworden dat ons in ons dagelijkse bestaan voorhoudt dat wij ‘er niets van begrijpen’. In “De crisis” ging Husserl eerst na hoe dit gefragmenteerd en leeg wetenschapsbeeld is ontstaan. Vervolgens presenteerde hij in het tweede deel van het boek zijn fenomenologische methode als oplossing voor de crisis.
Husserl schreef zijn hoofdwerk over zijn zoektocht naar het wezenlijke en het concreet bewustzijn, in drie uitgebreide delen en vertrok daarbij van de natuurconceptie van Galilei (foto), de ‘intentionaliteit’ bij Descartes, de naturalistisch-kentheoretische psychologie van Locke, de psychologie van David Hume en Kants conceptie van een transcendentaal filosofie. Deel 1 werd vertaald als “De crisis van de wetenschappen als uitdrukking van de radicale levenscrisis van de Europese mens”, Deel 2 als “De verheldering van de oorsprong van de moderne tegenstelling tussen het fysicalistisch objectivisme (de filosofische veronderstelling, dat de werkelijkheid met uitsluitend fysische eigenschappen beschreven kan worden), en het transcendentaal subjectivisme”. Deel 3 werd “De verheldering van het transcendentaal probleem en de daarmee samenhangende functie van de psychologie”. Dit derde deel splitste Husserl op in “A. Het terugvragen vanuit de vooraf gegeven levenswereld als de weg naar de fenomenologische transcendentaal filosofie” en “B. De weg vanuit de psychologie naar de fenomenologische transcendentaal filosofie.”
“Husserl droomde van een dergelijke strikt wetenschappelijke opvatting van de filosofie”, lezen we in het voorwoord. “Fenomenologie is daarom ook in de eerste plaats de naam voor een methode, voor een werkwijze die beschrijft hoe wij het bewustzijn moeten bestuderen. Bewustzijn wordt gekarakteriseerd door intentionaliteit: ons bewustzijn is altijd bewustzijn van iets. De waarneming is nooit gegeven als inhoudsloze mentale toestand, maar is altijd de waarneming van iets wat waargenomen wordt”, zo lezen we.
“Husserl”, schrijven de auteurs in het voorwoord, “plaatste de prestaties van de feitenwetenschappen tegen de achtergrond van de volle en concrete menselijke ervaring van de wereld en de verschillende praktijken van het menselijk leven die een zorg om dit bestaan met zich meebrengen. Het positivisme onthoofde de oorspronkelijke wetenschappelijkheid van de filosofie die het hart vormt van het modern ideaal van een alomvattende wetenschap. Dat oorspronkelijk ideaal is in de afgelopen eeuwen vernauwd tot de wetenschappelijkheid van de empirische wetenschappen”. De filosofie heeft de opdracht om werkelijk wetenschappelijk te zijn, stelde Husserl, maar kan daarin het voorbeeld van de natuurwetenschappen niet volgen, omdat deze uiteindelijk een (te) beperkt model van een veelomvattender wetenschappelijkheid representeren.
Als aanvullende teksten, leest u drie verhandelingen van Husserl, “Realiteitswetenschap en idealisering – de mathematisering van de natuur”, “De natuurwetenschappelijke en de geesteswetenschappelijke instelling. Naturalisme, dualisme en de psychofysische psychologie”, en ten slotte, “De crisis van de Europese mensheid en de filosofie”.
Oorspr. titel: “Die Krisis der europäischen Wissenschaften unde die transzendentalePhänomenologie”. Schitterende vertaling en annotatie door Willem Visser. De filosofen Gert-Jan van der Heiden (foto) (Radboud Universiteit Nijmegen) en Sanem Yazicioglu (Tilburg University), schreven een verhelderend voorwoord, waarin zij het belang van “De crisis” aantonen en het in de tijd en in Husserls oeuvre plaatsen. Eén van de belangrijkste werken van de filosofie van de eerste helft van de 20ste eeuw. Onnoemelijk interessant. Met dank aan de vertaler Willem Visser en aan uitgeverij Boom. Niet te missen!
Edmund Husserl De crisis van de Europese wetenschappen en de transcendentale fenomenologie gebonden, 432 bladz. Serie Grote Klassieken Uitg. Boom uitgevers Amsterdam ISBN 9789058755797