Voor deze opname gingen zangeres Marion Rampel, saxofonist Raphaël Imbert en de het Quatuor Manfred, terug naar het Berlijn van de jaren ‘20 van de vorige eeuw. Ze laten de luisteraar opnieuw kennis maken met muziek van o.a. Kurt Weill, Hanns Eisler en Paul Hindemith.
In 1920 opende de pianist, songwriter en operette- en vaudeville-componist, Rudolf Nelson, pseudoniem van Rudolf Lewysohn (1878-1960) (foto), in samenwerking met het restaurant “Sans Souci”, in Berlijn, het Nelson-theater op de Kurfürstendam, het equivalent van Fifth Avenue in New York. Nelson nodigde eerder Josephine Baker uit en introduceerde de Charleston aan het Duits publiek. In 1919 richtte hij de ‘Nelson-Künstlerspiele’ op, maar hij veranderde de naam later in “Nelson Theater”. Dit eigen theater, in de latere bioscoop ‘Astor’, aan de Kurfürstendamm, had inclusief het balkon, nog geen 200 stoelen. Het toneel was ook piepklein, maar Nelson liet niettemin enorme decors opstellen. In deze periode ontwikkelde hij de elegante nieuwe mengvorm tussen cabaret en revue waarmee hij beroemd werd, de cabaretrevue.
Dat Berlijn de hoofdstad van het vermaak werd, was zelfs voor een groot gedeelte te danken aan Rudolf Nelson en zijn ensemble. Marlene Dietrich, Hans Albers, Claire Waldoff en Willy Prager zongen zijn liedjes, Josephine Baker trad in zijn theater op en Kurt Tucholsky schreef de teksten voor zijn talloze cabaretrevues.
In 1926 speelde de King of Jazz, Paul Whiteman, in het Grosses Schauspielhaus en inspireerde een aantal discipelen, onder wie Julian Fuhs, die het jaar erna de eerste Europese opname maakte van Gershwins Rhapsody in Blue in Berlijn.
Het was ook in Berlijn dat Friedrich Hollaender (1896-1976) (foto) zijn muzikale carrière begon. In 1926 componeerde hij de muziek voor de film “Der blaue Engel”( 1930) van Josef von Sternberg, waarin Marlene Dietrich het legendarisch “Ich bin von Kopf bis fuss auf Liebe eingestellt” zong. In 1931 richtte Hollaender samen met de dichters Joachim Ringelnatz en Kurt Tucholsky, in de kelder van het Theater des Westens, zijn eigen cabarettheater, “Tingel-Tangel” op, waarin hij zijn ‘revuettes’ presenteerde. Alle beroemdheden van Berlijn waren daar te zien, zowel op het podium als onder het publiek. Hollaender wordt trouwens vandaag herinnerd door het plein naast het theater dat zijn naam draagt.
Parallel aan de poëtische, burleske en muzikale ontboezemingen, was het Duits theater dankzij Max Reinhardt (1873-1943), in de greep van zijn eigen revolutie. Reinhardt was van 1905 tot 1930 regisseur van het Deutsches Theater en samen met de liedjesdichter, Christian Morgenstern, oprichter van de satirische “Schall und Rauch”. Hij vestigde een nieuwe harmonie tussen muziek, tekst, dans (beïnvloed door Rudolf von Laban en Mary Wigman) en podiumontwerp, en bedacht tal van technische innovaties. Reinhardt had Bertolt Brecht en Karl Zuckmayer als dramaturgen in dienst, en was ook actief betrokken bij de Salzburger Festspiele.
Voor hun programma kozen de uitvoerders voor werk van componisten die evenveel hebben geëxperimenteerd met (klassieke) kunstmuziek als met populaire muziek. Gedurende de jaren ‘20 waren alle ogen gericht op Berlijn. Gedreven door een collectieve energie, vestigden kunstenaars van alle overtuigingen (schrijvers, schilders, architecten, filmregisseurs en componisten) de principes van “Nieuwe Objectiviteit” of “Nieuwe Zakelijkheid”, als toonbeeld van moderniteit. Berlijn was echter ook de stad van stakingen, armoede, repressie en de opkomst van het nazisme. De naoorlogse sociale context droeg bij tot de rage die de hoofdstad overspoelde voor cabaret, een soort veiligheidsklep voor morele en sociale bevrijding. Het is met deze efemere, ondergrondse wereld dat Marion Rampal en het Quatuor Manfred (Marie Béreau viool, Luigi Vecchioni, viool, Emmanuel Haratyk, altviool en Christian Wolff, cello), in samenwerking met saxofonist Raphaël Imbert, uitnodigen om het Berlijn van toen opnieuw te ontdekken, een uitbarsting van vrijheid, menselijkheid en passie.
Berlijn was het artistiek en sociaal zenuwcentrum van de jaren twintig, een ziedende periode tussen twee wereldoorlogen. De metropool was dé culturele hoofdstad van Europa. Het was de stad waar alles mogelijk was, het meest opwindende, het meest innovatieve maar ook het gevaarlijkste. Het was het brandpunt van alle artistieke vernieuwing binnen een laatste ommekeer en klassieke muziek stond er op een keerpunt. Sommige componisten volgden de vernieuwing van de twaalf-toon muziek waarbij de tonaliteit werd verlaten, terwijl anderen, zoals Kurt Weill (foto) en Hanns Eisler, in Berlijn hun politieke ideeën verplaatsten, richting een meer populistische muziek. Voor het programma werden dan ook belangrijke componisten met verschillende muziekstijlen geselecteerd.
Op de cd staat werk van Kurt Weill, Erwin Schulhoff (foto), Paul Hindemith, Mischa Spoliansky, Jan Meyerowitz, Hanns Eisler, Friedrich Hollaender en Alban Berg. Een cd die de muzikale waanzin van de jaren twintig weergeeft van klassiek, jazz en cabaret, in de geest van Lotte Lenya en Marlene Dietrich. Subliem. Niet te missen.
“BYE BYE BERLIN” Marion Rampal Raphaël Imbert Quatuor Manfred 2 cd HMM 902295