Johann Sigismund Kusser (1660-1727) was de zoon van een protestantse cantor in Pressburg, het huidige Bratislava. Hij en zijn ouders verhuisden in 1674 naar Stuttgart vanwege religieuze vervolging en twee jaar later ging hij zes jaar in Parijs en in het paleis van Versailles doorbrengen. Daar ontmoette hij de Franse hof componist Jean-Baptiste Lully, die hem leerde componeren in de Franse stijl. Kusser was daarna o.a. werkzaam aan het Hof in Baden-Baden en Ansbach.
In 1690 werd Kusser de eerste kapelmeester van het nieuw operahuis in Braunschweig, gebouwd door hertog Anton Ulrich van Brunswijk-Wolfenbüttel (foto), die zelf schrijver, dichter, choreograaf, opera- en kunstliefhebber was. Tijdens zijn tijd daar, componeerde Kusser opera’s, die het Italiaans-beïnvloede repertoire verrijkten. De meningsverschillen in 1694 met de librettist en hofdichter Friedrich Christian Bressand brachten Kusser ertoe echter om naar de “Oper am Gänsemarkt” in Hamburg te verhuizen. Hij verliet Hamburg aan het einde van 1695, werkte in Neurenberg en Augsburg, en trad in 1699 in dienst aan het hof van Eberhard Ludwig, hertog van Württemberg (foto), waar hij het jaar daarop Hofkapellmeister werd. Deze belangrijke hertog, die Versailles en koning Lodewijk XIV goed kende, lag aan de basis van de schitterende barokstad, Ludwigsburg, (“Residenzschloss”, Lustschloss “Favorite” en Seeschloss “Monrepos”), ten noorden van Stuttgart.
Eind 1704 verhuisde Kusser naar Londen als componist en privé-muziekleraar. In 1707 ging hij naar Dublin en in 1711 werd hij kapelmeester van Trinity College, Dublin. Hij werd vervolgens in 1716 benoemd tot “Chief Composer” en “Master of the Musick, attending His Majesty’s State in Ireland”. Hij overleed in Dublin in 1727. Zijn taken omvatten het componeren van jaarlijkse verjaardagodes voor de Engelse koning en andere feestelijke gelegenheden en zijn Dublin-serenata’s werden opgevoerd als semi-opera’s. Kussers werken worden nu nog zelden gespeeld, maar hij beïnvloedde de volgende generatie componisten, zoals Reinhard Kaiser, Johann Mattheson, Telemann, Christoph Graupner, Georg Caspar Schürmann (eveneens hof musicus in Brunswijk-Wolfenbüttel) en Händel.
Kusser was representatief voor de beweging die rond 1670 tot bloei kwam en een soort van Europese stijl in de kunst in het algemeen en in de muziek in het bijzonder voortbracht. Het belangrijkste kenmerk van deze buitengewone culturele smeltkroes was de mix van invloeden uit Italië, Frankrijk en het thuisland van de respectievelijke musici en componisten. En, het was precies in dit soort synthese waarin Kusser bedreven was. Zijn schitterende Suites in Franse stijl, die hij meteen na zijn reis naar Parijs componeerde, waren een eerste voorbeeld. Een tweede voorbeeld waren zijn opera’s in de Italiaanse stijl. Daarnaast hebben zijn Serenades voor solisten, koor en orkest voor koninklijke gelegenheden, uit Dublin tussen 1711 en 1727, de vorming van de stijl van Händel beïnvloed.
Kusser introduceerde zijn werken met een typische Lully Ouverture (in twee bewegingen, langzaam, levendig, of in drie, langzaam-levendig-langzaam). Elke dans die in de jaren 1670 in Parijs werd beoefend, was bij Kusser aanwezig, van de courant tot de gigue à l’anglaise”, van de gavotte en de bourrée tot de passepied en de “canarie”, een energieke springdans. Daarnaast waren er ook nog de oudere soorten “bransles”, een zes stemmige chaconne, en een rondeau met twee sopraanpartijen en een bas. Misschien wel het interessantste kenmerk van zijn muziek was zijn gevoel voor ritme. Aanstekelijk. En dat geldt ook voor de uitvoerders. Heerlijke muziek, schitterend, gedreven en bezield gespeeld door “Musica Aeterna Bratislava”, in 1973 opgericht door Prof. Ján Albrecht, en “Les Menus Plaisirs” o.l.v. de Slowaakse violist Peter Zajicek (°1954). Origineel en een heuse (her)ontdekking. Warm aanbevolen.
Johann Sigismund Kusser Six French Ouvertures Musica Aeterna Bratislava Les Menus Plaisirs Peter Zajicek cd Christophorus CHR 77429