Chopin componeerde zijn Cellosonate in sol klein op. 65 in 1846. Het was één van de slechts negen werken van Chopin, gepubliceerd tijdens zijn leven, die gecomponeerd werd voor een ander instrument dan de piano. Schuberts Sonate voor Arpeggione en Piano, D. 821, is de enige substantiële compositie voor de arpeggione, in wezen een gitaar, die we vandaag nog kennen. De sonate werd gecomponeerd in november 1824, ongeveer een maand nadat Schubert uit zijn tweede verblijf in Zseliz naar Wenen was teruggekeerd.
Op de cd staan Introduction and Polonaise brillante in C op 3 van Chopin, Nocturne in C minor op 15 nr. 1 van Auguste Franchomme, de Cellosonate in sol klein op 65 en het lied “Nie ma czego trzeba” op 74 nr. 13 van Chopin (arr. Steven Isserlis), en de Arpeggione Sonata in la klein D821 en “Nacht und Träume” D827 van Schubert (arr. Steven Isserlis). Dénes Várjon speelt op een Erard uit 1851 (foto).
Chopin componeerde in totaal vier sonaten, één cellosonate en drie pianosonaten. De cellosonate was het laatste werk dat tijdens zijn leven werd gepubliceerd. De Cellosonate, opgedragen aan Auguste Franchomme, is opmerkelijk vanwege het gebruik van het thematisch materiaal. Veel van de muziek van de eerste beweging komt nl. voort uit de openingszin van de cello en bepaalde thema’s verschijnen in alle bewegingen. De laatste drie bewegingen werden voor het eerst publiekelijk uitgevoerd door Franchomme en Chopin tijdens het laatste openbaar concert van de componist, in de Salle Pleyel in februari 1848.
In 1828, terwijl hij in het paleis verbleef van Prins Anton Radziwiłł (foto), een amateur-cellist die Beethoven en Goethe had gekend en voor wie Chopin een pianotrio had gecomponeerd, componeerde Chopin een Polonaise-briljant voor piano en cello als geschenk voor de mooie dochter van de prins, de pianiste prinses Wanda. De veelgeciteerde brief van Chopin aan een vriend, kort daarna geschreven, waarin hij de polonaise verwierp als ‘niets meer dan een briljant stuk voor de dames geschikt voor het salon’, moet gerelativeerd worden. Het was waarschijnlijk slechts zelfspot die de bescheidenheid van de componist typeerde, en bovendien moet eraan worden herinnerd dat Chopin ten tijde van die brief, de expressieve inleiding (die in het jaar erna voor een concert in Warschau werd toegevoegd) nog niet had gecomponeerd en ook niet het triomfantelijk slotthema van de cello in de uitbundige finale. Wanneer hij later het werk in Polen uitvoerde, achtte Chopin het zelfs de moeite waard om er een solo-piano transcriptie van te maken. Deze is weliswaar pas herontdekt in de jaren tachtig.
Bij een volgend bezoek aan Wenen in 1831 nadat hij Polen voor de laatste keer had verlaten, ontmoette Chopin de Oostenrijkse cellist en componist Joseph Merk, die een vriend van Schubert was geweest. ‘Hij is de enige cellist die ik respecteer’, schreef Chopin. Toen de introductie en Polonaise brillante later dat jaar in Wenen werden uitgegeven, werd ze opgedragen aan Merk. In Parijs ontmoette Chopin, via hun gemeenschappelijke vriend Liszt, vervolgens een tweede cellist die hij erg respecteerde, Auguste Franchomme. Het duurde niet lang voordat Franchomme, een rustige, goedhartige man (‘de goede Franchomme’, zoals Chopin hem beschreef), de muzikale partner en vertrouweling werd van Chopin. Chopin achtte de compositietalenten van Franchomme danig dat hij er in 1833 aan dacht samen met hem te werken aan een Grand Duo-concertant voor cello en piano op thema’s uit “Robert Le Diable” van Meyerbeer.
In 1830 had Merk (foto) samen met Mendelssohn, een reeks variaties voor cello en piano gecomponeerd. Franchomme, naast het bewerken van maar liefst vijftig werken van Chopin voor cello, componeerde overigens zelf ook. Een voorproefje van zijn compositorische stijl hoort u in het klein juweel dat hier wordt gepresenteerd, nl. de eerste van drie nocturnes die in 1838 werden gepubliceerd, bijzonder geschikt op deze cd, omdat de buitenste bewegingen duidelijk de invloed van Chopin laten horen, en de midden beweging beslist Schubertiaans klinkt. Het biedt ook een zachte overgang van de temperamentvolle, jeugdige Chopin van de polonaise naar de duistere, naar binnen gekeerde Chopin van de late cellosonate.
De Sonate voor Arpeggione was waarschijnlijk in opdracht gecomponeerd van Schuberts vriend, de gitarist Vincenz Schuster, die ook een virtuoos was op de arpeggione, een instrument dat slechts één jaar daarvoor was uitgevonden. De arpeggione was eigenlijk een basviool met gitaarstemming, een soort gebogen gitaar waarvan de zes snaren gestreken werden. Tegen de tijd dat de sonate in 1871 postuum werd gepubliceerd, was het enthousiasme voor de nieuwigheid van de arpeggione echter al lang verdwenen, samen met het instrument zelf.
Tegenwoordig is de compositie bijna uitsluitend te horen in transcripties voor cello en piano of altviool en piano, gearrangeerd na de postume publicatie, hoewel er ook versies contrabas, fluit, euphonium en klarinet voor de arpeggione, en gitaar of harp voor het pianospel, worden uitgevoerd. De bewerkers hebben daarbij geprobeerd om het kleiner bereik van deze alternatieve instrumenten, in vergelijking met de arpeggione, aan te passen, en de daarmee gepaard gaande wijzigingen in articulatie (4 versus 6 snaren). Een heel bijzondere uitvoering door twee top musici. Hemels! Ontdek voor de gelegenheid ook eens hun sublieme Schumann cd. Niet te missen!
Chopin Cello Sonata Schubert Arpeggione Sonata Steven Isserlis Dénes Várjon cd hyperion CDA 68227