J.S. Bach herwerkte muziek van zichzelf en van andere componisten voor elk van zijn concerti voor twee, drie en vier klavecimbels. Pianist David Fray bracht drie collega-pianisten en een kamerorkest samen, voor een sprankelende, vitale interpretatie van deze opwindende muziek. Met uitzondering van het Triple Concerto in C., nemen alle vier de pianisten nemen deel aan de uitvoeringen. Op de cd zijn alle vijf concerti van Bach voor meerdere klavieren opgenomen.
De Erato-catalogus van David Fray bevat al opnamen van een aantal solowerken (de cd met de Partita’s nrs. 2 & 6 en het Toccata BWV 911, en de cd “Bach & Boulez”), en solo klavierconcerti van Bach (nr. 1 in d, BWV 1052, nr. 4 in A, BWV 1055, nr. 5 in f, BWV 1056 en nr. 7 in g, BWV 1058) met “Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen”. BBC Music Magazine schreef over zijn Bach, “De aanraking van Fray is precies genuanceerd, de technische controle is aristocratisch in evenwicht en produceert sonoriteit van onweerstaanbaar doorschijnend licht en schaduw. Zijn ritmische vitaliteit is acuut.”
Op zijn nieuwe Bach cd staan vijf klavierconcerti, drie voor 2 klavieren, één voor drie en één voor vier klavieren. Vier van de hier opgenomen klavierconcerti zijn bewerkingen van werken die oorspronkelijk door Bach zijn gecomponeerd voor andere instrumenten. Dit geldt bv. voor het Concerto in do klein, BWV 1062 voor twee klavecimbels, dat een transcriptie is van het uitzonderlijk Concerto in re klein voor twee violen, BWV 1043. Daarnaast zijn er de arrangementen van werken van Bach waarvan de eerste versies niet zijn bewaard. Dit geldt bv. voor het Concerto in C, BWV 1061 en het Concerto in do klein, BWV 1060. Wat het Concerto in la klein, BWV 1065, betreft, voor vier klavecimbels, is het een bewerking van het (tiende) Concerto voor vier violen uit Vivaldi’s “L’Estro armonico”, op.3. gepubliceerd in Amsterdam in 1711. Tijdens zijn tijd in Weimar (1708-1717) raakte Bach immers gefascineerd door Italiaanse concerti voor strijkers.
Bachs werkwijze per concert verschilt, doordat zijn vaardigheid in het transcriberen zich steeds verder ontwikkelde. Bij sommige concerti, zoals BWV 1052, 1056 en 1063, is het zelfs niet zeker of de combinatie van de drie delen teruggaat op hetzelfde origineel Concerto of op meerdere. Ook is niet makkelijk te bepalen voor welk instrument de concerti precies bedoeld waren. Zo kan een ooit door Christopher Hogwood gemaakte reconstructie van het Tripelconcert BWV 1063 voor de combinatie van viool, dwarsfluit en hobo, niet als ‘authentiek’ worden erkend, op grond van het beperkt bereik van beide blaasinstrumenten in Bachs tijd.
Van de drie overgeleverde dubbel concerti voor twee klavecimbels is van één de bron bekend. Van de beide andere gaat één waarschijnlijk terug op een origineel voor twee melodie-instrumenten. Het derde wordt beschouwd als oorspronkelijk voor deze bezetting geschreven. Waarschijnlijk is het origineel van het Concerto voor twee klavecimbels in c, BWV 1060, dat rond 1730 werd gecomponeerd, een ouder Concerto voor twee melodie-instrumenten. Aangezien de schrijfwijze voor het ene solo-instrument wezenlijk anders is dan die voor het tweede, gaat het hier mogelijks om viool en hobo, niet om twee violen. De bron van het Concerto voor twee klavecimbels in C, BWV 1061 is een versie voor twee solo klavecimbels zonder orkest.
Het werk is uitgesproken voor klavecimbel gecomponeerd en wordt daarom beschouwd als het enige oorspronkelijk voor klavecimbel gecomponeerd Concerto. De rol van het orkest is beperkt. Het verdubbelt hier en daar slechts de klavecimbelpartij en speelt niet mee in het middendeel. Het Concerto voor twee klavecimbels in c, BWV 1062, is een bewerking van het Concerto voor twee violen (BWV 1043), dat uit de periode in Köthen stamt (1717-1723). Bach heeft de oorspronkelijke orkestratie nauwelijks veranderd. De twee vioolpartijen worden, met aanpassingen voor het instrument, door de rechterhand van de twee klavecimbels gespeeld. De baspartij van de solo instrumenten volgt de baslijn van het orkest nauwelijks. Opmerkelijk is dat het langzaam deel van het dubbelvioolconcert niet met ‘andante’ maar met ‘largo’ is aangeduid: óf de gepunteerde kwart is daar als telsoort bedoeld en hier de achtste, óf Bach heeft daadwerkelijk voor de klavecimbel versie een duidelijk sneller tempo gewild.
Volgens de overlevering schreef Bach de twee concerten voor drie klavecimbels voor uitvoering thuis met zijn zoons Friedemann en Philipp Emanuel. In het Concerto voor drie klavecimbels in d, BWV 1063, spelen de solo instrumenten meestal samen, vaak met hun bas in unisono. Het eerste klavecimbel heeft meestal de leiding, zowel thematisch als in de ontwikkeling van de instrumentale techniek. De ene korte en de ene lange solo in cadenza stijl van het eerste klavecimbel, zorgt voor een ontspanning in de zeer compacte schrijfstijl. Het langzaam deel ontbreekt in de kopie die van het werk is overgeleverd en er bestaat alleen een niet volledig betrouwbare bron. Deze Alla Siciliana zou ook met één solo-instrument gespeeld kunnen worden.
De bron van dit Concerto zou een werk voor drie of misschien twee melodie-instrumenten, bijvoorbeeld violen, hobo’s, (blok)fluiten of een combinatie daarvan kunnen zijn. Het oorspronkelijk Concerto voor drie klavecimbels in C, BWV 1064 was waarschijnlijk een Concerto voor drie violen. De baspartijen van de drie klavecimbels zijn voor grote delen unisono geschreven en geplaatst tegenover de violen in het orkest. In het Concerto voor vier klavecimbels in a, BWV 1065, breidde Bach het werk uit met chromatiek, levendiger baslijnen en grotere detaillering. Alle drie delen staan in dezelfde toonsoort la klein, wat voor een concerto van Bach ongewoon is, maar niet voor Vivaldi.
Musicologen hebben reconstructies gemaakt van verloren gegane concerti voor andere solo-instrumenten, die aan de klavecimbel concerti ten grondslag moeten hebben gelegen. Zo bestaat er al sinds de jaren 1920 een door Max Seiffert (leerling van Spitta) en Max Schneider (leerling van Riemann) vervaardigde versie van BWV 1060 voor viool en hobo, die in populariteit niet onderdoet voor de versie voor twee klavecimbels. BWV 1052 is vaak te horen met soloviool, BWV 1053 en BWV 1055 met oboe d’amore, BWV 1056 met viool, dwarsfluit of hobo, en BWV 1064 met drie violen. Gebaseerd op het zeer kort fragment BWV 1059 is een driedelig hoboconcerto vervaardigd op grond van delen uit de cantate “Geist und Seele wird verwirret”, BWV 35.
“De klavier concerti zijn een plezier voor zowel de spelers als voor de luisteraar”, zegt David Fray. “Ze zijn dansant en er is een Italiaanse kwaliteit in hun flexibiliteit. Deze concerti hebben een uitzonderlijke impact en energie die moeilijk te vangen zijn op een moderne piano,” vervolgt Fray. “De uitdaging is om alles op alles uit de klank te halen, vooral als er verschillende piano’s zijn, en om die dansende, Italiaanse geest vast te leggen met behulp van levendige articulatie en begrip van de stemvoering.”
Over het Concerto voor vier klavieren zegt hij: “Het is van vitaal belang om de juiste balans te vinden en een enkel geluid te creëren, geen vier afzonderlijke klanken. Als leerlingen van Jacques Rouvier werden we altijd aangemoedigd om een eigen persoonlijkheid te hebben, maar hier moeten we, terwijl we onze individualiteit behouden, een zone vinden waar we allemaal samen kunnen komen. Vier klanken die logischerwijs moet klinken als één geheel. Deze cd gaat er niet over, iets nieuws te creëren. Als muzikant draag je je visie met je mee, en met je klank probeer je momentum en beweging te genereren. Het is dan aan het publiek om te beslissen of je iets nieuws en interessants hebt geproduceerd.”
“Dit is een muzikale familieaangelegenheid”, zegt David Fray ook over deze Bach-concerti voor twee, drie en vier piano’s. De ‘familie’-connectie is dat Fray, net zoals Audrey Vigoureux en Emmanuel Christien, een voormalige leerling is van Jacques Rouvier, de gevierde solist en docent aan het Conservatorium van Parijs. De Franse pianist en pianopedagoog, Jacques Rouvier (°1947) (foto) uit Marseille, studeerde aan het Parijse Conservatorium bij Jean Hubeau, Vlado Perlemuter, en Pierre Sancan. Hij won twee eerste prijzen als uitvoerend pianist op de “Viotti International Music Competition” in 1965 en als kamermusicus op de Muziekwedstrijd in Barcelona in 1967.
Ook won hij de derde prijs van de “Marguerite Long – Jacques Thibaud International Competition” in Parijs, waar hij ex aequo eindigde met de Russische pianist Vladimir Viardo in 1971. In 1970 richtte hij een pianotrio op met Jean-Jacques Kantorow en Philippe Muller, met wie hij nog steeds speelt. Rouviers opnamen met het compleet piano-oeuvre van Maurice Ravel won de Grand Prix du Disque. Naast van David Fray, was hij ook de leraar van Hélène Grimaud en Arcadi Volodos. Jacques Rouvier vergezelde David Fray overigens voor duo’s op zijn Schubert-Erato cd, “Fantaisie” (foto’s).
Deze opname, gemaakt in de prachtige en Carmelite-kapel van Toulouse, gebouwd in de 18de eeuw, heeft zijn oorsprong in een concert dat de vier pianisten in 2013 in Montpellier gaven. Dit keer zijn ze weliswaar vergezeld door het strijkersensemble van het Orchestre National du Capitole de Toulouse. Elk concerto bruist van energie, de spelers inspireren elkaar met hun pittige articulatie en energie, en schitteren in de resonante akoestiek van de studio, een prachtige kapel in Toulouse. U kan bv. hun magisch samenspel horen in de laatste beweging van het Concerto voor 4 piano’s , terwijl de langzame beweging van het concerto met twee klavieren BWV 1062, ronduit subliem is. Niet te missen!
David Fray Emmanuel Christien Audrey Vigoureux Jacques Rouvier Bach Concertos for 2, 3 and 4 pianos String ensemble of the Orchestre National du Capitole de Toulouse cd Erato 9029563228