“Neem mijn jeugd, die stierf vandaag” toont een breed panorama van de kunstscene in Europa eind 19de, begin 20ste eeuw, van muziek tot beeldende kunst en literatuur. Het boek biedt een andere kijk op de Eerste Wereldoorlog en een verrassende kennismaking met veel schitterende maar onbekende kunst.
Dannie ten Zweege richtte in haar boek voor meer dan honderd mannen en één enkele vrouw, een monument op. Ze reconstrueerde het wel en wee van Europese kunstenaars-soldaten, van Rik Wouters en Alain Fournier tot Edmund Blunden, van Rupert Brooke en August Macke tot Joe English. Bekende beeldend kunstenaars en schrijvers, maar ook vele getalenteerde, jonge mannen die nog maar aan het begin van hun kunstenaarscarrière stonden, haalde ze uit de vergetelheid. De auteur heeft daarvoor zoveel mogelijk dagboeken, (auto)biografieën, memoires en andere studies geraadpleegd om de juiste gegevens te verzamelen. Het boek zit dan ook boordevol interessante, feitelijke informatie.
Er zijn zo’n 600 namen van gesneuvelde beeldend kunstenaars bekend. Van een aantal van deze kunstenaars is nu alleen nog hun naam, geboorte- en sterfjaar bekend, en slechts een paar werken. Veel van deze kunstenaars stonden nog maar aan het begin van hun loopbaan toen ze sneuvelden. Een aantal had zijn ideeën nog nauwelijks in concreet werk kunnen omzetten en had dus ook nog geen bekendheid verworven.
“De Oostenrijkse Albin Egger-Lienz”, zo lezen we bv. “was al een gevestigd kunstenaar toen de oorlog uitbrak. Beroemd is bijvoorbeeld ‘Der Totentanz von Anno Neun’ uit 1908. In 1915 werd hij, 47 jaar oud, opgeroepen om bij de Tiroler Standschützen te dienen en kwam terecht aan de frontlinie bij de Oostenrijks-Italiaanse grens, waar hij oorlogsmateriaal camoufleerde. Door hartproblemen kon de schilder al vrij vlug naar een wat rustiger gebied. Egger-Lienz had geen geïdealiseerde kijk op de oorlog zoals blijkt uit schilderijen als ‘Den Namenlosen’ (1916) en ‘Finale’ (1918), waarop alleen nog maar lijken op het slagveld liggen. Hij maakte ook een aantal soldatenportretten”.
“Ferdinand Andri, ook een Oostenrijker en lid van de Wiener Secession,”, zo vervolgt de tekst, “werd met zijn 44 jaar in het tweede jaar van de oorlog benoemd tot ‘Kriegsmaler’ en reisde in die hoedanigheid naar Belgrado, Albanië en Italië. De Duitse Paul Dahlen schilderde tijdens de oorlog grotendeels in Roemenië. De 53-jarige John Longstaff werd ‘warpainter’ in het Australische leger. De oorspronkelijk Ierse William Orpen, die eerst een administratieve functie had, werd als 38-jarige in 1916 samen met andere kunstenaars als Paul Nash, Muirhead Bone en Wyndham Lewis in Groot-Brittannië tot oorlogskunstenaar benoemd.
Andere kunstenaars, zoals Joe English, Christopher Richard Wynne Nevinson, Oskar Kokoschka, George Grosz, Max Beckmann, Egon Schiele, Eric Kennington, Ernst Ludwig Kirchner en Wilhelm Lehmbruch, deden eerst dienst als soldaat of medisch helper, maar konden nadat ze een fysieke of psychische verwonding hadden opgelopen aan de slag als oorlogskunstenaar. Omdat zij de rauwe werkelijkheid van de slagvelden en het frontleven hadden meegemaakt, deden zij de waarheid geen geweld aan”.
“Ernst Ludwig Kirchner”, zo lezen we verder, “stortte langdurig in na het zien van zoveel ellende. Ook met Wilhelm Lehmbruch liep het niet goed af. Na eerst te zijn ingezet als ‘Sanitäter’, kon hij in 1916 aan de slag als kunstenaar. Maar ook dat was van korte duur. Lehmbruck werd vrijgesteld van verdere dienst. In 1915 schiep hij het indrukwekkende beeld ‘Der Gestürzte’, een man (een soldaat?) die verslagen op zijn knieën is gevallen, een afgebroken dolk in de rechterhand. Lehmbruck leed echter in toenemende mate aan zware depressies en maakte in 1919 een eind aan zijn leven.
De Britse Christopher Richard Wynne Nevinson (1889-1946) nam bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog dienst bij de ambulance-eenheid, maar kreeg gezondheidsklachten. Terug in Engeland zette hij in futuristische stijl zijn oorlogservaringen in schilderijen om. Tot zijn bekendste werken behoren ‘La Mitrailleuse’ uit 1915, ‘La Taube’ (1916) en het cynische ‘Paths of Glory’ met gesneuvelde soldaten (1917). Naarmate de oorlog vorderde, verliet Nevinson meer en meer het futurisme en begon realistischer te schilderen”.
“Een ander schilderij met net zo’n wrange titel”, zo lezen we verder, “is ‘We Are Making a New World’ dat Paul Nash in 1918 schilderde. Wat we zien is een volkomen verwoest landschap. Paul Nash meldde zich na het uitbreken van de oorlog bij de reserve-eenheid Artists Rifles en kwam in 1917 aan het front in België terecht. Hij raakte gewond(door een val) en kon naar huis. Hier werkte hij schetsen uit die hij in het oorlogsgebied gemaakt had. Naar aanleiding van dit werk kon hij officieel oorlogskunstenaar worden“.
“In België”, zo vervolgt de tekst, “werd in mei 1916 de ‘Section documentaire artistique de l’armée en campagne’ opgericht, een legerafdeling waarin verschillende kunstenaars verenigd waren. Zij hoefden geen militaire taken te verrichten, maar konden als frontschilders diverse aspecten van de oorlog uitbeelden. Voor hen was Nieuwpoort een belangrijk centrum. Alfred Bastien vervulde een spilfunctie in deze groep, waarin lang niet iedereen toegelaten werd. Joe English mocht in het najaar van 1917 wel toetreden. Leden die er vanaf het begin bijhoorden, waren o.m. – naast de al genoemde Bastien – Léon Huygens, Maurice Wagemans, Henri Anspach, Charles Houben en Jos Verdegem. Later traden kunstenaars als Georges-Émile Lebacq, Achiel Van Sassenbrouck, Médard Maertens, Louis Loncin en Marcel Canneel toe. Velen van hen zijn volkomen in de vergetelheid geraakt”. Een ontzettend interessant boek over een essentieel aspect van ’s mensens vreselijkste dwalingen. Daarenboven, bijzonder, bijzonder mooi geïllustreerd. Een must!
Dannie ten Zweege studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en heeft een bijzondere passie voor en uitstekende kennis van de Eerste Wereldoorlog. Ze geeft over dit onderwerp interessante lezingen. Ze is lid van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog en de Western Front Association Nederland.
Dannie ten Zweege Neem mijn jeugd, die stierf vandaag, Kunstenaars in de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog 240 bladz. geïllustreerd Amsterdam University Press ISBN 9789462988583