Het succes van Antonín Dvorák in Europa tijdens de jaren 1880 leidde tot uitnodigingen voor een bezoek aan Engeland en de opdracht van zijn groots oratorium Sint Ludmila voor het Leeds Festival. Het vertelt het ontroerend en turbulent verhaal van Ludmila’s bekering tot het christendom, een belangrijke gebeurtenis in de Boheemse geschiedenis die ertoe leidde dat zij Bohemens patroonheilige werd.
De Heilige Ludmila (ca. 860-921) was een Tsjechische heilige en martelares vereerd door de orthodoxen en de rooms-katholieken. Ze werd geboren als de dochter van de Sorbische prins Slavibor en werd de grootmoeder van Sint-Wenceslaus, bekend als de Goede Koning Wenceslaus.
Dvořák was onder de indruk van het hoog niveau van de Engelse orkesten en koren, vooral van hun uitvoeringen van oratoria. Aan de andere kant werd hij ook geïnspireerd door zijn eigen religiositeit; hij componeerde vele werken op christelijke religieuze teksten, evenals Hussieten Ouverture, een “protestant” instrumentaal werk. Chronologisch volgde Saint Ludmila (Svatá Ludmila) op zijn zevende Symfonie, voltooid in maart 1885, en beide werken werden beïnvloed door de historische gebeurtenissen van die tijd. Het jaar 1884 was nl. rusteloos voor de Tsjechen. Ze organiseerden demonstraties en patriottische manifestaties van solidariteit in de strijd voor vrijheid, de Oostenrijkse politie had het zingen van Tsjechische liederen verboden en de sociale situatie was gespannen.
Dvořák wendde zich in die tijd tot typische Tsjechische en Slavische thema’s om de nationale beweging te ondersteunen, hoewel hij werd benaderd door zijn Duitse uitgever Simrock om af te stappen van het idee van patriottische thema’s en in plaats daarvan werken te schrijven, gebaseerd op wereldberoemde literaire werken. Dvořák weigerde echter. In een van zijn brieven aan Simrock schreef hij: “… een kunstenaar heeft ook een land waarvoor hij een vast geloof en een vurig hart moet hebben.” Het werk heeft dus eerder een nationaal patriottisch dan een religieus karakter, wat vooral te horen is in de koorscènes.
De eerste uitvoering werd niet goed ontvangen. Het werk werd bekritiseerd vanwege de lengte, het Tsjechisch onderwerp en ook vanwege de vermeende muzikale afhankelijkheid van Händel, Felix Mendelssohn, Richard Wagner, Joseph Haydn en Beethoven. Dvořák heeft later verschillende delen van de compositie herschreven en gereduceerd. Saint Ludmila ging in 1901 in première in Praag, en de eerste uitvoering met het Tsjechisch Philharmonisch Orkest vond plaats in april 1904. Dvořák was echter ernstig ziek en woonde deze uitvoering niet bij. Daarna kende Saint Ludmila een lange uitvoeringstraditie op Tsjechische concertpodia.
Het libretto van de hand van Jaroslav Vrchlický (1853-1912) (foto) is gebaseerd op een historisch feit. Prins Rastislav van Moravië vroeg de broers Cyril en Methodius van Thessalonica om het christendom in zijn land te verspreiden. In 863 kwamen ze met het Glagolitisch alfabet dat de basis legde voor de Slavische literatuur. Gedurende deze tijd kwam Groot Moravië onder de invloed van het Byzantijnse rijk. Later breidde deze culturele en politieke invloed zich ook uit naar Bohemen en in 874 werden Bořivoj I, hertog van Bohemen en zijn vrouw Saint Ludmila gedoopt. Het verhaal speelt zich af aan het begin van dit tijdperk. De heremiet aanvaardt de taak van de missionering en weet Ludmila, de Boheemse prinses, te overtuigen.
Ze ontmoet Prins Bořivoj met wie ze huwt.. Bořivoj wordt gedoopt onder de invloed van de nieuwe leer en wordt christen. Het libretto bestaat uit drie delen. De situatie in het eerste deel is gespannen wanneer Ivan in conflict komt met de heidenen. Ludmila komt tussenbeide. In het tweede deel paste Dvořák zijn talent toe op melodie en het vermogen om gevoelens van liefde tot uiting te brengen. De finale is feestelijk en pompeus met een verklaring van het oude Tsjechische koraal ‘Hospodine, pomiluj ny’ (‘Machtige Heer, ontferm u over ons’) uit de elfde eeuw. De compositie werd voortaan erg gewaardeerd om zijn melodieuze kwaliteiten in de aria’s van Ludmila en de kleurrijke instrumentatie.
In Sint Ludmila heeft het koor een overheersende rol in de traditie van Händel, en is vol van de typische warmte en melodische schoonheid van Dvorák. Naast zijn Stabat Mater en zijn Requiem is het een van zijn grootste werken. De uitvoerders zijn Adriana Kohútková (Ludmila, sopraan), Karla Bytnarová (Svatava, alt), Tomáš Černý (Bořivoj, tenor), Ondrej Šalin (een boer, tenor) en Peter Mikuláš (Ivan de Hermiet, bas). Het Slovaaks Filharmonisch Orkest en het Slovaaks Filharmonisch Koor staan o.l.v. Leo Svárovsky. Een grandioze uitvoering. Warm aanbevolen!
Dvořák Saint Ludmila Adriana Kohútková (soprano), Karla Bytnarová (alto), Tomáš Černý (tenor), Ondrej Šalin (tenor), Peter Mikuláš (basse) Slovak Philharmonic Orchestra Slovak Philharmonic Choir Leo Svárovsky cd Naxos 8574023-24