Giuseppe Sammartini (1695-1750) was één van de bekendste, Italiaanse hobo-virtuozen van zijn tijd. Hij was nl. afkomstig uit een Milanese hoboïsten-familie. Hij studeerde hobo bij zijn vader en speelde verschillende jaren als hoboïst in het orkest van het “Teatro Regio Ducal” in Milaan. Zijn speelwijze werd vergeleken met de menselijke stem. Vanaf 1727 had hij een danige reputatie dat hij als solist in Londen kon optreden en er tot aan zijn dood bleef wonen.
Sammartini was in Londen niet enkel solist, hij speelde ook in de opera orkesten van Handel “(King´s Theatre” aan de Haymarket), (de Engelse spelling van Handel is zonder umlaut), en Giovanni Battista Bononcini (“Lincoln’s Inn Fields” toen ook bekend als “Opera of the Nobility”). Bononcini woonde van 1720 tot 1732 in Londen, waar hij in populariteit wedijverde met Handel, die al sedert 1712 in Londen woonde. De rivaliteit was ook politiek gekleurd. De Tories (conservatieven) hadden het voor Bononcini, terwijl de Whigs (liberalen), die sterk stonden in de Hannoveraanse periode, Handel prefereerden. De Tories prefereerden “Hosanna”, de Wigs kozen eerder voor “Hallelujah”… Handel won weliswaar meer en meer aan populariteit en Bononcini kwam in dienst bij Sarah Churchill-Jennings, de hertogin van Marlborough en “Mistress of the Robes” in “Blenheim Palace” in Woodstock-Oxfordshire. In 1874 werd Winston daar geboren. De Engelse dichter John Byrom noemde Handel en Bononcini “Tweedledum” en “Tweedledee”…Lewis Carroll introduceerde hen in zijn boek “Through the Looking-Glass (And What Alice Found There)”, het vervolg op zijn “Alice’s Adventures in Wonderland”.
Het hobospel van Sammartini moet Handel zo overtuigd hebben, dat de hobopartijen in zijn composities een vooraanstaande rol kregen. Handel heeft trouwens verschillende van zijn solo hobopartijen in zijn opera’s speciaal voor Giuseppe Sammartini gecomponeerd. Sammartini’s hoboklank was zo goed en mooi dat er zelfs rivaliteit ontstond tussen de fluwelen stem van de befaamde sopraan-castraat Farinelli en de gelijkaardige hoboklank van Sammartini in een opera van Nicola Porpora. Deze Napolitaan was in 1729 naar Londen uitgenodigd om in ” Lincoln’s Inn Fields” de concurrentie aan te gaan met Handels “King’s Theatre”. Porpora’s “Arianna in Nasso” was de eerste opera die opgevoerd werd in het “Lincoln’s Inn Fields” Theater. Deze opera werd een groot succes en gebruikte veel van Handels’ zangers, o.a. de castraten Farinelli en Senesino, de bas Montagnana en de sopraan Francesca Cuzzoni. Vandaar de rivaliteit.
In de jaren ‘30 van de 18de beleefde het concerto grosso in Londen een grote bloei. Londen had toen reeds een bloeiend, openbaar concertleven.Terwijl in Italië ondertussen de symfonie opgang maakte, bleven de Italianen Geminiani, Castrucci, Barsanti en Sammartini die in Londen woonden, trouw aan het opgewekt, populair genre voor strijkers dat terugging tot de laat barok. Sammartini’s Concerti grossi, op. 2 uit 1738, worden beschouwd als meesterwerken. Deze intens geïnspireerde composities wijken soms ver af van de strikt afgemeten vorm van het concerto grosso in zijn standaardvorm. Sammartini’s thema’s zijn lyrisch en soms melancholisch en bij momenten, gepassioneerd en heftig. Het contrapunt is meesterlijk en buitengewoon subtiel met onverwachte en expressieve modulaties, vaak door verfijnde chromatiek en originele harmonie. De continue, onuitputtelijke verscheidenheid van de thematische inventiviteit liet bij hem geen ruimte over voor voorspelbare ontwikkelingen. Sammartini introduceerde voortdurend nieuwe en onverwachte elementen.
“I Musici”, opgericht in 1951, is in de loop der jaren wereldberoemd geworden door hun vertolkingen van Italiaanse muziek van de 18de eeuw, begonnen met Vivaldi’s “Vier Jaargetijden”, die zij voor het eerst in 1959 hebben opgenomen, en die met meer dan 25 miljoen! exemplaren in diverse edities zijn verkocht. Vivaldi werd gevolgd door opnamen van muziek van Albinoni, Corelli en Marcello. Het ensemble bestaat nu uit 12 musici, zijnde 6 violisten, 2 altisten, 2 cellisten, 1 contrabassist en 1 klavecinist. Er is geen dirigent. Allen spelen op uitzonderlijke instrumenten. Drie van de zes violisten spelen op waardevolle instrumenten uit 1675, 1676 en 1750. Eén altist speelt zelfs op een Amati uit 1574. De beide celli, een “Carcassi” en een “Storioni”, dateren uit 1780 en 1791. Het “Concertino” (d.i. het klein ensemble in een concerto grosso) op deze opname, bestaat uit twee violen en één cello. Luister meteen naar het concertino in het “Andante spiritoso” op Track 22. Een verfrissende, speelse en virtuoze uitvoering. Een zonnige aanrader. Heerlijk!
Sammartini Six Concertos in 7 Parts op. 2 I Musici cd Dynamic CDS7777