Jan Bartoš, leerling van Alfred Brendel en Ivan Moravec, is houder van het Professional Studies Diploma van de Manhattan School of Music in New York en een doctoraat van de Academy of Performing Arts in Praag. Verder ontving hij de prestigieuze Nederlandse Rucorva Trust Award, de Duitse Rotary Musikförderpreis en onderscheidingen op drie wedstrijden in New York. Met zijn dubbel cd met werken van Beethoven won hij de BBC Music Magazine Award. Supraphon heeft nu een nieuwe opname van hem uitgebracht, met vier pianowerken van Leoš Janáček. De Tsjechische pianist koos voor “1.X. 1905”, “On an Overgrown Path”, “Thema con variazioni” en “Reminiscence”.
Voor hij zich volledig ging wijden aan het componeren, dacht Leoš Janáček (1854-1958) aan een carrière als virtuoze pianist. Hij was goed vertrouwd met het instrument, waarmee hij zijn diepste emoties en gevoelens deelde, en componeerde zijn eerste opus, Thema con variazioni, op 26-jarige leeftijd, toen hij nog studeerde aan het Conservatorium van Leipzig. Het miniatuurstuk “Reminiscence” was daarentegen één van zijn laatste werken. Janáček componeerde zijn drie essentiële pianowerken, “1.X. 1905”, “On a Overgrown Path” en “In the Mists”, tussen 1900 en 1912, in een moeilijke fase van zijn leven. Ze zijn wellicht de meest persoonlijke en meest intieme stukken die hij schreef. Janáček liet zich o.a. inspireren door de klank van het cimbalom, een instrument dat hij vaak hoorde bij het verzamelen van volksliederen in Moravië.
Janáček was een goede pianist, maar werd geen virtuoos. Zijn piano oeuvre, een tiental composities, beperkte zich grotendeels tot miniaturen waarvan de antecedenten te vinden waren bij Schumann en Dvorak. Op zich verminderde dit op geen enkele manier de expressieve kwaliteit en de densiteit. Janáček componeerde zijn belangrijkste pianowerken in een relatief korte periode van twaalf jaar, van 1901 tot 1912. “Op een met gras begroeide weg”, de sonate “1 oktober 1905”, en de vier stukken “In de nevel”, zijn van een onbetwistbare originaliteit.
Voor zijn Sonate, componeerde Janáček “Zdenčiny variace” (Zdenka-Variaties). “Thema con variazioni” (1880), “Na památku” (Souvenir), (1887?), “Hudba ke kroužení kužely” (« Musique pour les exercices d’un club de natation »), gecomponeerd voor een zwemvereniging (1893) en “Národní tance na Moravě” (Volksdansen uit Moravië) (1891–1893). Na “1. X. 1905” (Sonate) (1905), volgden “Po zarostlém chodníčku” (“Auf verwachsenem Pfade”/”On an Overgrown Path”) (1901–1911) (oorspronkelijk, gedeeltelijk voor harmonium gecomponeerd), (Boeken 1 (10) en 2 (5)) (1901–1911), Sonata 1. X. 1905 „Z ulice“ („Von der Straße“) (1905), “V mlhách” (“In the Mists”/”Im Nebel”/”Dans les brumes”) (1912), en veel later, “Vzpomínka” (Erinnerung) (1928).
Janáček droeg zijn eerste opus op aan zijn verloofde Zdenka Schulzová (foto). Toen kwam zijn ambitie om concertpianist te worden nog duidelijk tot uiting in het virtuoos karakter van de muziek. Van hoge kwaliteit is, lijken de variaties te onthullen dat Janáček een aantal andere stijlen omarmde, Mendelssohns Variations sérieuses en Schumanns Papillons en Carnaval, bv. Net zoals Chopin en Paganini op het gemaskerd bal van Schumann aanwezig waren, zo verschijnt ook Janáček in zijn variaties, in de gedaante van andere componisten. In de eerste variaties kunnen we Schumann herkennen, terwijl de volgende doen denken aan Tsjaikofski, Liszt, Brahms en Busoni. De variaties zijn significant, omdat de introductie voor de allereerste keer het primair “vrouwelijk” thema bevat, dat terug zou komen in latere werken van Janáček, waaronder de Piano Sonata 1. X. 1905 en “On a Overgrown Path”.
Het lijkt erop dat “Reminiscence” de herinneringen van Janáček aan zijn muse, Kamila Stösslová (foto), opriep toen hij al een oude man was. Een verwant thema is overigens te vinden in zijn opera “Katya Kabanova”. De structuur van “Reminiscence” is vergelijkbaar met die van de eerste drie delen van de cyclus “In the Mists”, waarbij de muziek in de buitenste secties vage contouren en reminiscenties vertoont. In het middengedeelte komen ze naar voren om het verleden als het ware pijnlijk te herstellen, voor het zich weer terugtrekt in de mist.
Janáček componeerde “1.X.1905” als een eerbetoon aan de 20-jarige František Pavlík (1885-1905) (foto), die op 1 oktober 1905, tijdens demonstraties ter ondersteuning van een Tsjechische universiteit in Brno, met een bajonet werd gedood. In het werk spreekt Janáček zijn afkeuring uit over de gewelddadige dood van de jonge timmerman. Hij begon aan het werk onmiddellijk nadat het incident plaatsvond en voltooide het in januari 1906. De première vond plaats op 27 januari 1906 in Brno met Ludmila Tučková aan de piano. Janáček componeerde ook nog een derde beweging, een begrafenis mars, die hij kort voor de eerste openbare uitvoering van het stuk in 1906 er uit had gehaald en verbrandde. Hij was ook niet tevreden met de rest van de compositie en gooide later het manuscript van de twee overblijvende bewegingen in de Moldau. Hij becommentarieerde later met spijt over zijn impulsieve actie: “En het dreef die op het water als witte zwanen”.
De compositie bleef verloren tot 1924 (het jaar van de zeventigste verjaardag van Janáček), toen Tučková aankondigde dat zij nog een exemplaar bezat. De tweede première vond plaats op 23 november 1924 in Praag, onder de titel “1. X. 1905”. Janáček voorzag het werk later van de inscriptie, “Het witte marmer van de trappen van de Besední dům in Brno. De gewone arbeider František Pavlík valt, besmeurd met bloed, hij kwam alleen om hoger onderwijs te verdedigen en werd gedood door wrede moordenaars”.
Waarschijnlijk begon Janáček reeds in 1900 met het voorbereiden van zijn eerste reeks Moravische volksmelodieën. Op dit moment had de cyclus “On an Overgrown Path” (“Over een overwoekerd pad”/Po zarostlém chodníčku”), slechts zes stukken, bedoeld voor harmonium. Deze melodieën vormden de basis voor het eerste deel van “On a Overgrown Path”. Drie van deze composities werden voor het eerst gepubliceerd in 1901. Tegen 1908 was de cyclus uitgegroeid tot negen stukken en volledig bedoeld voor piano in plaats van voor harmonium. De definitieve versie van het eerste boek werd gepubliceerd in 1911. Op 30 september 1911 publiceerde Janáček het eerste deel van de tweede reeks. De nieuwe reeks werd rond 1911 in zijn geheel voltooid. Het compleet tweede boek werd in 1942 gedrukt. De première van het werk vond plaats op 6 januari 1905 in de Besední dům Hall in Brno.
De cyclus “In the Mists” (“V mlhách”) was het laatste van zijn substantiële werken voor solo piano. Ze werd gecomponeerd in 1912, enkele jaren na het overlijden van zijn dochter Olga, in een periode waarin zijn opera’s nog steeds werden afgewezen door de operahuizen in Praag. De Tsjechische musicoloog Jiří Zahrádka vergelijkt de sfeer van de cyclus met impressionistische werken, in het bijzonder die van Debussy. De première vond plaats op 7 december 1913, toen Marie Dvořáková het speelde tijdens een concert, georganiseerd door het koorgenootschap “Moravan” in Kroměříž (Kremsier) in Moravië. Op 24 januari 1914 beleefde de cyclus zijn eerste openbare uitvoering op het derde concert van de Orgelschool in Brno, door de pianiste Marie Dvořáková, een lerares van de school.
Uitstekend opgenomen en met een heel interessant interview tussen Jan Bartoš en de toonaangevende Janáček-expert, Jiří Zahrádka in het bijbehorend boekje, is dit een cd die niet mag ontbreken in uw Janáček-collectie. Jan Bartoš heeft nl. een uitgesproken, instinctief begrip van de muzikale taal van Janáček, die intimiteit vermengde met intense emotie. De genen van de Jan Bartoš dragen kennelijk de sporen van de ruime muzikale traditie van zijn voorouders, onder wie zijn grootvader, die cimbalist was. De erfenis van volksmuziek en de Silezische afkomst, is wat Janáček en Bartoš gemeen hebben. In zijn verslag van de muziek van Janáček onthult de pianist een diepgaand muzikaal inzicht, evenals een fascinerend, oorspronkelijk aanvoelen en de inspirerende integratie van ratio en gevoel. Niet te missen!
Janáček Piano Works Jan Bartoš cd Supraphon SU 42662