“La Périchole” is een komische opera van Jacques Offenbach, op een libretto van Henri Meilhac en Ludovic Halévy, gebaseerd op een komedie van Prosper Mérimée, “Le Carrosse du Saint-Sacrement”, (cfr. de film uit 1953, “Le Carrosse d’or”, van Jean Renoir).
Na de successen van 1867 was Offenbach (1819-1880) in wel vier Parijse theaters tegelijk werkzaam. Het jaar 1868 begon weliswaar niet goed door het falen van zijn “Château à Toto” en de hervatting van zijn “Pont des soupirs”, maar in de herfst volgde de creatie van “L’Ile de Tulipatan”, gevolgd door “La Périchole” (uitspreken met een k), in het Théâtre des Variétés op 6 oktober 1868 met Hortense Schneider (foto) in de titelrol. Het publiek apprecieerde echter niet de arme, hongerige personages, veracht door een tiran. Men was zelfs beledigd door de scène van de ergernis van een vrouw! en door het huwelijk in de 1ste Akte, eindigend met twee dronken echtgenoten.
De weinige successen (de “Spaanse coupletten” en de “brief”) waren niet voldoende om het werk in stand te houden. Pas toen het Frans-Pruisisch conflict van 1870 was gestild, vond de partituur zijn weg terug naar het podium. De eerste versie bestond uit twee akten, de reprise van 25 april 1874, nog steeds in Les Variétés, had drie akten en vier scènes. Met deze muziek, minder krakkemikkig dan die van het vorig decennium, kondigde zich een nieuwe esthetische opéra-comique aan, die de triomf van Charles Lecocq zou verzekeren (“Le docteur Miracle” en “La Fille de Madame Angôt”).
In de negentiende eeuw was de opleiding van componisten aan het Conservatoire de Paris, bedoeld om van hen operacomponisten te maken. Het kreeg vorm in Parijs aan verschillende, lyrische instellingen. Aan de Academie voor Muziek, bijgewoond door de bourgeoisie, cultiveerde men de ‘grand opera’, in de nasleep van de gluckistische lyrische tragedie. Op basis van historische onderwerpen die luxueus werden opgevoerd, werd de ‘grand opera’ geboren met “La Muette de Portici” van Auber (1828), bloeide met de werken van Meyerbeer (“Robert Le Diable” in 1831 en “L’Africaine” in 1865), en evolueerde dan naar die van Halévy, Gounod, Thomas, Reyer en Saint-Saëns. Het Italiaans theater werd bezocht door de aristocratie en liefhebbers van bel canto. Alleen Italiaanse opera’s, zoals van Cimarosa, Rossini, Bellini of Donizetti, werden daar gespeeld.
Zingen en spreken wisselden elkaar af in vermakelijke werken van Boieldieu, Hérold, Adam, Thomas, Delibes of Bizet. Het genre evolueerde en werd diepzinniger. Carmen had bv. niets meer ‘komisch’. In deze context stichtte Hervé in 1854 het Théâtre des Folies-Nouvelles, en Offenbach een jaar later, de Bouffes-Parisiens. De twee componisten vonden de operette uit, een nieuw genre, gekenmerkt door een lichte en sentimentele toon.
De opéra bouffe “La Périchole”, vertelt het verhaal van de straatzangers Périchole en Piquillo. Wanneer liefde niet genoeg blijkt om van te kunnen leven en hun magen niet kan vullen, laat de Vice-koning Don Andres zijn oog vallen op de begeerlijke Périchole. Hij wil haar graag tot zijn minnares maken, maar dit kan enkel indien La Périchole getrouwd is. Wat volgt is een zoektocht naar een geschikte bruidegom, die wordt gevonden in de stomdronken Piquillo. Wanneer zowel la Périchole en Piquillo eindelijk beseffen dat ze met elkaar getrouwd zijn, vragen ze Don Andres om vergiffenis en proberen ze hun vrijheid terug te winnen
La Périchole’s titelkarakter was gebaseerd op Micaela Villegas, La Perricholi , de beroemde maîtresse van Manuel de Amat y Juniet (foto) onderkoning van Peru van 1761 tot 1776. Zij en de onderkoning waren ook prominente personages in Thornton Wilders beroemde roman, “The Bridge of San Luis Rey”. De eerste akte toont een plein in Lima, de hoofdstad van Peru, en de tweede akte speelt zich af in de zaal in het paleis van de vice-koning in Lima (Eerste scène: kerker onder het paleis , Tweede scène: decor van het eerste bedrijf).
De rolverdeling :
Aude Extrémo (La Périchole) (foto),
Stanislas de Barbeyrac (Piquillo) (foto),
Alexandre Duhamel (Don Andrès de Ribeira), Eric Huchet (Le comte de Panatellas),
Marc Mauillon (Don Pedro de Hinoyosa)
Éric Huchet (Don Miguel de Panatellas)
Enguerrand de Hys (Premier Notaire/Le Marquis)
François Pardailhé (Second Notaire)
Olivia Doray (Guadalena/Manuelita)
Julie Pasturaud (Berginella/Frasquinella)
Mélodie Ruvio (Mastrilla/Ninetta)
Adriana Bignagni Lesca (Brambilla)
Jean Sclavis (Un Prisonnier)
Na Igor Markevitch (1958), Alain Lombard (1976), Michel Plasson (1981), Pierre Jourdan (2000) en Ernst Theis (2013) (een Duitse versie), is het nu de beurt aan Marc Minkowski. Hoogtepunten in de 1ste akte zijn het Chœur “Du Vice-roi c’est aujourd’hui la fête”, de Marche indienne en de Séguedille: Vous a-t-on dit souvent (La Périchole, Piquillo), de Couplets de la lettre: Ô mon cher amant, je te jure (La Périchole) en de Couplets de la griserie: Ah ! quel dîner je viens de faire! (La Périchole, Don Andrès, Panatellas, Don Pedro).
In de 2de akte zijn de hoogtepunten, het Chœur des Dames de la cour: Cher seigneur, revenez à vous (Les Quatre Dames, Chœur) en het Chœur de la présentation: Nous allons donc voir un mari (La Périchole, Don Andrès, Piquillo, Don Pedro, Panatellas, Les Quatre Dames, L’Huissier, Chœur), de Galop de l’arrestation: Sautez dessus! (Don Andrès, La Périchole, Piquillo, Don Pedro, Panatellas, Les Quatre Dames, Chœur), en het Rondo: Conduisez-le, bons courtisans (Tous).
In de 3de akte zijn het de Air: On me proposait d’être infâme (Piquillo), het Trio: Je suis le joli geôlier (La Périchole, Piquillo, Don Andrès), het Intermède symphonique (Don Andrès, Don Pedro, Panatellas) en de Finale: Tous deux, au temps de peine et de misère (Tous).
In het boek leest u Alexandre Dratwicki, “Les Périchole d’Offenbach, et celle de Marc Minkowski”, Gérard Condé, “La Périchole, pas à pas”, Waldemar Kamer, “Les amours espagnoles du Second Empire” en Arnold Mortier, “Comment Offenbach fait répéter”. Alweer een schitterende uitgave van BruZane die u niet mag missen.
Jacques Offenbach La Périchole 1868 Aude Extrémo Stanislas de Barbeyrac Alexandre Duhamel Eric Huchet Marc Mauillon Les Musiciens du Louvre Chœur de l’Opéra National de Bordeaux Marc Minkowski boek + 2 cd Bru Zane BZ1036