De drie composities op deze cd onthullen de wortels van de componist in de Tsjechische en Moravische traditie. “The Diary of One Who Disappeared” is het eerste meesterwerk dat de componist schreef na zijn ontmoeting met zijn ‘muze’, Kamila Stösslová. Zijn verliefdheid op deze getrouwde vrouw werd weliswaar nooit beantwoord.
Op cd staan “Zápisník zmizelého” (‘The diary of one who disappeared’), JW V / 12, “Říkadla” (‘Nursery rhymes’), JW V / 16 (1924-1926) en een keuze van zeven “Moravská lidová poezie v písních” (‘Moravian folk poetry in songs’), JW V / 2 (1921). De uitvoerders zijn Václava Housková (mezzo-sopraan), Nicky Spence (tenor), Julius Drake (piano), Victoria Samek (klarinet) en Victoria Couper, Clemmie Franks, en Emily Burn (voice).
“The Diary of One Who Disappeared” (“Zápisník zmizelého”) is een liedcyclus voor tenor, alt, drie vrouwenstemmen en piano. Op 14 mei 1916 publiceerde de krant Lidové noviny, verzen getiteld “From a Pen of the Self-teach Writer”. Dit “dagboek in gedichten” vertelt het verhaal van een dorpsjongen die verliefd wordt op het jong zigeunermeisje Zefka (Žofka) en besluit zijn familie en dorp met haar te verlaten. De verzen maakten diepe indruk op Leoš Janáček die toen medewerker was van Lidové noviny. Hij besloot de gedichten om te zetten in een liedcyclus en creëerde een scenisch werk in tweeëntwintig delen. De cyclus werd gecomponeerd in augustus 1917 en juni 1919; de laatste wijzigingen werden voltooid in december 1920. De compositie was gebaseerd op het verhaal van Janáčeks vriendin en overleden liefde Kamila Stösslová. Janáček uitte zijn neiging in de brieven aan Stösslová, en hij noemde haar zelfs de inspiratie voor het karakter van het zigeunermeisje Zefka:
“Het zwartharig zigeunermeisje in mijn dagboek van iemand die verdween – dat was jij. Daarom is er zoveel emotioneel vuur in het werk. Zoveel vuur dat mocht het ons allebei raken, we in as zouden veranderen. Gedurende het ganse werk dacht ik aan jou! Je was mijn Žofka. Žofka met een kind in haar armen, en hij rent haar achterna!”
De tenorpartij werd gezongen door Karel Zavřel, de alt door Ludmila Kvapilová-Kudláčková, en piano speelde de student van Janáček, de pianist en dirigent Břetislav Bakala. De auteur van de tekst was oorspronkelijk anoniem, maar Jan Mikeska identificeerde in 1998 de auteur van de gedichten als de Wallachische schrijver, Ozef Kalda.
Zoals veel van Janáčeks late meesterwerken, was het ontstaan van het ‘Dagboek’ onlosmakelijk verbonden met de intense, obsessionele liefde van de componist voor Kamila Stösslová (1891–1935).
Toen Leoš Janáček, Kamila (foto) in 1917 in de Moravische badplaats Luhačovice ontmoette, werd hij verliefd op haar, ondanks dat beiden getrouwd waren en het feit dat hij bijna veertig jaar ouder was dan zij. Ze was van grote invloed op de componist in zijn laatste decennium. Kamila woonde in Luhačovice met haar man, David Stössel, en hun twee zonen, Rudolf (geboren 1913) en Otto (geboren 1916). David zat in het leger en hielp Janáček bij het verkrijgen van vitale voedselvoorraden in oorlogstijd. Waarschijnlijk betekende de legerdienst van David Stössel dat hij slechts op sommige dagen in Luhačovice kon zijn, waardoor Janáček de gelegenheid kreeg om te wandelen en met Kamila te praten tijdens die eerste week. Janáček arriveerde in juli 1917 in het resort. Hij verkoos nl. Luhačovice boven andere kuuroorden vanwege de nabijheid van zijn huis in Brno.
Ondanks zijn ambivalente gevoelens voor haar, werd Janáček door haar geïnspireerd om de hoofdpersonages van drie van zijn opera’s te creëren; Káťa in “Katya Kabanová”, het vosje in “Het Sluwe Vosje”, en Emilia Marty in “De Zaak Makropulos”. Andere werken, geïnspireerd door zijn passie waren de Glagolitische Mis, zijn Sinfonietta en zijn 2de strijkkwartet (“Intieme brieven”). Hoewel veel van deze werken het besef onthullen dat de liefde van de componist voor haar onbeantwoord bleef, was ze toch het onderwerp van intense correspondentie. Meer dan 700 brieven en het eerder genoemd Strijkkwartet dat door haar is geïnspireerd, getuigen van zijn intense obsessie met deze mooie, jonge vrouw. Tijdens het laatste jaar van zijn leven schreef hij bijna elke dag aan Kamila. Hoewel ze altijd emotioneel afstandelijk bleef, was ze bij hem toen hij in 1928 overleed.
Als unieke cyclus bestaande uit 22 liederen, is “Het Dagboek” het hoofdwerk van dit recital van de buitengewone talenten Nicky Spence (°1983), Václava Housková en het vocaal trio “Voice”. De stem van Spence biedt niet alleen een zeldzame mix van kracht en tederheid, zijn helder, levendig timbre communiceert tevens een ontroerend, genereus gevoel van verlangen, getint met melancholie. Drake speelt daarenboven uitstekend de sfeervolle begeleidingen van de liederen. Spence heeft een absoluut glorieuze stem en kan met gemak de hoogste noten halen. Hij levert een breed scala aan klanken, terwijl Drake aan de piano quasi-orkestrale drama’s toevoegt. Niet te missen!
Janáček The Diary of One Who Disappeared Moravian folksongs Říkadla Nicky Spence Julius Drake Václava Housková Voice Victoria Samek cd Hyperion CDA68282