Deze twee heel bijzondere cd’s, “Africa” en “Reqiem”, bevatten verschillende, zelden gehoorde werken, evenals de première-opname van “Zig et zag et zig, la mort cri en cadence”, Saint-Saëns’ eigen arrangement voor tenor en orkest van zijn iconische “Danse macabre”, oorspronkelijk een lied voor stem en piano, naar een gedicht Henri Cazalis, voor het werd uitgewerkt tot het heel bekend symfonisch gedicht.
“Zig et zig et zig, la mort en cadence
Frappant une tombe avec son talon,
La mort à minuit joue un air de danse,
Zig et zig et zag, sur son violon”.
Met uitzondering van enkele concerti, worden de meeste concertante werken van Saint-Saëns, in totaal zestien, zelden uitgevoerd. Van de vier stukken voor piano en orkest is de meest kleurrijke, de Fantasie, “Africa”, begonnen in Cadiz in 1889 en voltooid in Caïro in 1891. Door nood aan herstel na ernstige ziekte en het overlijden van zijn moeder, begon Saint-Saëns aan een cruise die hem bijna drie maanden lang meenam naar Ceylon en vervolgens op de terugreis, naar Egypte. Zijn studie van Noord-Afrikaanse volksmuziek wordt weerspiegeld in deze aantrekkelijke potpourri, met zijn overvloed aan mooi, melodisch materiaal. Het hoogtepunt is gebaseerd op een Tunesische volksmelodie.
“Parysatis”, een toneelstuk beschreven als een spectaculair drama gebaseerd op het leven van de bloeddorstige koningin van het oude Perzië, had zijn eerste uitvoering op 17 augustus 1902 in de paradijselijke, Zuid-Franse badplaats Béziers, niet ver ten noorden van de Spaanse grens. Vier jaar eerder had een rijke impresario daar een enorme arena verworven en omgebouwd tot een amfitheater om er een muziekfestival te organiseren. De akoestiek van het openluchtstadion was zo goed dat Saint-Saëns bereid gevonden werd om het eerste Béziers-festival in te luiden met een lyrische tragedie, getiteld “Déjanire”, gebaseerd op het leven van Hercules. Deianeira was nl. de vrouw van Herakles, die ontvoerd werd door Nessos.
Het jaarlijks festival richtte zich regelmatig op zijn muziek, en de stad eerde de componist zelfs met de ‘Avenue Saint-Saëns’. De toneelmuziek bij het drama “Parysatis” van Jane Dieulafoy vroeg om een groot orkest, vocale solisten en een koor, en werd met veel lof ontvangen. Het stemmige ‘Airs de ballet’, dat bestaat uit een korte introductie en drie exotische dansen, werd afzonderlijk van de volledige partituur gepubliceerd en maakt gebruik van harpen, ‘crotales’ (antieke cimbalen) en opvallende combinaties van sensueel, oosters klinkende strijkers en blazers.
De opera “Ascanio” uit 1887-1888, gaat over de historische figuur van de 16de-eeuwse Italiaanse beeldhouwer Benvenuto Cellini in de tijd dat hij aan het hof van François I in Fontainebleau en Parijs verbleef. Tussen 1864 en 1920 componeerde Camille Saint-Saëns dertien opera’s. “Ascanio”, een opera in vijf akten en zeven taferelen, situeerde zich tussen “Proserpine” (1886, herzien in 1889) en “Phryné” (1892). Het libretto van Louis Gallet (1835-1898) (foto), was gebaseerd op het toneelstuk “Benvenuto Cellini” uit 1852 van de Franse toneelschrijvers Paul Meurice en Auguste Vacquerie (foto) , dat op zijn beurt gebaseerd was op de historische roman “Ascanio ou l’Orfèvre du roi” uit 1843 van Alexandre Dumas, (père).
De naam werd veranderd in “Ascanio” om verwarring te voorkomen met een reeds in 1852 als opera getoonzette versie van het stuk door Adolphe de Groot, de dirigent van het Théâtre de la Porte Saint-Martin in Parijs, en met de opera “Benvenuto Cellini” van Berlioz. “Ascanio” ging in première op 21 maart 1890 in de Académie Nationale de Musique in Parijs, maar werd niet goed ontvangen. Het werk zag helaas ook geen heropleving tot 1921, het jaar van het overlijden van Saint-Saëns.
Tracklist van de cd “Africa” :
-Africa. Fantasie for piano and orchestra op. 89
(Gwendolyn Mok (piano))
-Parysatis
-Jota aragonesa op. 64
-Samson et Dalila – Grand Fantasy Alexandre Luigini (1850-1906)
(Alexandre-Clément-Léon-Joseph Luigini (1850-1906) was een Frans componist, muziekpedagoog, dirigent en violist.
-Tarentelle in A minor op. 6
(Susan Milan (fluit), James Campbell (klarinet))
-Sarabande et Rigaudon op. 93
(Tina Gruenberg (viool))
-Danse macabre “Zig et zag et zig, la mort cri en cadence”
(Anthony Roden (tenor))
-Marche militaire française (uit “Suite algérienne”, Op 60)
-La muse et le poète op. 132
(Stephanie Chase (viool), Robert Truman (cello))
-Valse (Finale uit de opera “Ascanio”)
De cd met het Requiem opent met de Ouverture tot de opera “La Princesse jaune”, Op. 30, een opéra comique in één akte en vijf scènes naar een Frans libretto van Louis Gallet. De opera ging op 12 juni 1872 in première in de Opéra-Comique (theater Salle Favart) in Parijs. Zoals veel Franse kunstenaars in die tijd werd Saint-Saëns beïnvloed door het toenmalig Japonisme in Parijs. Hij deed een beroep op de publieke smaak door een verhaal te kiezen over een Japanse prinses, hoewel het verhaal zich in Nederland afspeelt.
De muziek wordt gekenmerkt door een lichte en levendige kwaliteit die pentatonische harmonie gebruikt om een ‘oosterse’ klank op te roepen. Het verhaal volgt Kornélis, een student die gefascineerd is door allerlei Japanse dingen, en zijn nicht Léna, die verliefd is op Kornélis. Kornélis is echter te geobsedeerd door zijn portret van Ming, een Japans meisje, om de genegenheden van zijn nicht voor hem op te merken. In een fantastische droom veroorzaakt door een drankje, wordt Kornélis naar Japan getransporteerd. Aanvankelijk in de ban, raakt hij uiteindelijk gedesillusioneerd als hij tot het besef komt dat hij feitelijk verliefd is op Léna.
Hoewel “La princesse jaune” de derde opera was die Saint-Saëns componeerde, was het de eerste van zijn opera’s die op het podium werd gebracht. Het was ook zijn eerste samenwerking met Louis Gallet, die de libretti voor meerdere opera’s zou schrijven en een goede vriend van Saint-Saëns zou worden. “La princesse jaune” werd door de directeur, Camille du Locle, in opdracht gegeven voor de Opéra-Comique, als compensatie voor het niet kunnen opvoeren van de andere opera van Saint-Saëns, “Le timbre d’argent”, zoals beloofd vanwege financiële redenen. Bij de première van de opera in 1872 werd het gegroepeerd in een reeks opera’s met één handeling, waaronder “Le passant” van Emile Paladilhe en “Djamileh” van Georges Bizet. De avond was een complete flop en muziekcritici stonden vijandig tegenover alle drie opera’s, een feit dat voor Saint-Saëns niet verwonderlijk was, omdat critici regelmatig vijandig stonden tegenover zijn muziek op dit punt in zijn carrière. De Opéra-Comique gaf dat seizoen nog vier uitvoeringen van de opera voor ze hem van de affiche haalden.
De uitvoerders van het daarop volgend Requiem zijn Tinuke Olafimihan, James O’Donnell, Anthony Roden, Catherine Wyn-Rogers en Simon Kirkbride, het East London Chorus, Harlow Chorus, London Philharmonic Orchestra, Hertfordshire Chorus o.l.v. Geoffrey Simon. De “Messe de Requiem” werd in 1878 gecomponeerd voor solisten, koor en orkest. Saint-Saëns componeerde het ter nagedachtenis aan Albert Libon, en dirigeerde de eerste uitvoering op 22 mei 1878 in Saint-Sulpice (foto) in Parijs, zes dagen voor André, de eerste zoon van Saint-Saëns, twee en een half jaar oud, een val uit het raam van derde verdieping niet overleefde. Enkele weken later zou ook zijn tweede zoon, Jean-François, aan longontsteking overlijden! Camille gaf zijn 21 jaar jongere vrouw, Marie-Laure Truffot, de schuld van de dood van zijn zonen, en op een vakantiereis in 1881 verliet hij haar. Marie-Laure overleed in 1950 op 94-jarige leeftijd…
De creatie van het Requiem werd noch aangekondigd noch becommentarieerd door de pers. Charles-Marie Widor was de organist en het Requiem werd in datzelfde jaar voor het eerst gepubliceerd. Saint-Saëns componeerde het Requiem ter nagedachtenis aan zijn vriend en beschermheer, Albert Libon, die in 1877 was overleden. Libon was directeur van de postdienst in Parijs geweest. Hij hield van muziek en liet Saint-Saëns in zijn testament 100.000 frank na waardoor de componist zich kon terugtrekken uit zijn functie in La Madeleine in Parijs en zijn tijd kon besteden aan compositie. De erfenis kwam weliswaar met de bepaling dat Saint-Saëns een requiem zou componeren voor de eerste verjaardag van het overlijden van zijn weldoener, een belofte die de componist met dankbaarheid navolgde. Hij trok zich terug in een hotel in Bern en voltooide het werk in nauwelijks acht dagen.
De Symfonie nr. 3 in do klein, op. 78 ‘Orgel Symfonie’ wordt uitgevoerd door James O’Donnell en het London Philharmonic Orchestra o.l.v. Geoffrey Simon. De majestueuze orgelakkoorden aan het begin van de laatste beweging van de 3de symfonie (Symphonie “avec orgue”) uit 1886, hebben de meesterlijke muziek vanaf het moment van de première tot een publiekslieveling gemaakt. Saint-Saëns componeerde de symfonie in opdracht van de Royal Philharmonic Society in Londen, ter gelegenheid van hun 73ste seizoen en droeg het meesterwerk op aan zijn net overleden vriend, Franz Liszt. Het thema dat door de hele symfonie heen klinkt en vooral in het Maestoso (in majeur) plechtig en breed naar voor komt, is afgeleid van de Gregoriaanse Dies Irae melodie. De première was in 1887 door het Orchestre de la Société des concerts du Conservatoire o.l.v. Jules Garcin. Organist in de finale was Saint-Saëns zelf, op deze cd is het James O’Donnell (°1961), organist en Master of the Choristers van Westminster Abbey.
James O’Donnell werd geboren in Schotland, maar verhuisde naar Engeland en ging naar Westcliff High School for Boys en het Royal College of Music, en later naar Cambridge University, waar hij Organ Scholar van Jesus College was. Hij studeerde in 1982 af aan de universiteit en werd benoemd tot assistent-master in de muziek aan de kathedraal van Westminster, in 1988 als Master of Music. Hij was van 1997 tot 2004 hoogleraar orgel aan de Royal Academy of Music en is nu gasthoogleraar orgel. In juli 2010 begon O’Donnell zijn ambtstermijn als president elect van het Royal College of Organists.
Hij diende als president Elect tot januari 2011, en tot juni 2013 als president, opgevolgd door Catherine Ennis. Hij heeft verschillende prijzen en onderscheidingen ontvangen. In 1998 ontving zijn Hyperion-cd van Martin en Pizzetti Masses met het Westminster Cathedral Choir de Gramophone Award voor Record of the Year en Best Choral Record. In 1999 ontving het Westminster Cathedral Choir onder zijn leiding de Royal Philharmonic Society Award, de eerste keer dat een koor zo werd geëerd. Twee cd’s die u geenszins mag missen!
Saint-Saëns AFRICA Samson and Dalila Fantasy La Jota aragonesa London Philharmonic Orchestra Geoffrey Simon cd Signum Classics SIGCD2162
Saint-Saëns Requiem Organ Symphony London Philharmonic Orchestra Geoffrey Simon cd SIGCD 2163