Beatrice Rana, in de woorden van de New York Times, is een pianiste die ‘een woeste techniek heeft maar zich onderscheidt door haar muzikale intelligentie’. Hier speelt ze virtuoze, poëtische werken die de creativiteit het bruisend Parijs oproepen in de overgangsjaren van de 20ste eeuw, o.a. pianotranscripties van Stravinsky’s balletten, “De Vuurvogel” en “Petrushka”, en Ravels “La Valse”.
De Italiaanse pianiste, Beatrice Rana (°1993), geboren in Copertino in het meest zuidelijke van de hiel van de laars, in een familie van musici, begon op 4-jarige leeftijd met piano studeren en maakte haar orkestdebuut op 9-jarige! leeftijd met de uitvoering van het klavierconcert van Bach in fa klein. Ze studeerde bij Arie Vardi aan de Hochschule für Musik in Hannover en bij Benedetto Lupo aan het Nino Rota Muziekconservatorium in Monopoli waar ze ook compositie studeerde bij Marco della Sciucca. Tijdens haar studie ontving ze op twaalfjarige leeftijd de prestigieuze beurs van het Italiaans ministerie van Onderwijs, Universiteit en Onderzoek voor haar groot en vroegrijp muzikale talent. Tegelijkertijd volgde ze masterclasses in Italië, Frankrijk en de Verenigde Staten bij M. Beroff, A. Ciccolini, A. Jasinski, F. J. Thioillier, E. Virsaladze.
De tweeëntwintigjarige Beatrice Rana wekte in de internationale klassieke muziekwereld reeds bewondering en interesse bij concertpresentatoren, dirigenten, critici en publiek. In juni 2013 won ze de 2de prijs en de publieksprijs op de prestigieuze Van Cliburn-competitie (foto) , waarmee ze een nieuw niveau bereikte in haar reeds veelbelovende carrière. Ze had nl. op 18-jarige leeftijd in 2011 al internationale aandacht getrokken toen ze de 1ste prijs op de Montreal International-competitie won.
Beatrice is veelgevraagd als soliste in concertseries en op festivals over de hele wereld, zoals in de Tonhalle in Zürich, het Konzerthaus in Wenen, het Verbier-festival in Londen Wigmore Hall, Kennedy Center in Washington DC, Klavier Festival Ruhr, Ferrara Musica, Paris Auditorium du Louvre, La Roque d’Anthéron Festival, Radio-France Festival in Montpellier, Portland Piano Festival, Lied Center of Kansas, Società dei Concerti in Milaan, Lanaudière Festival , Toronto Summer Music, de Vancouver Recital Society, La Folle Journée in Nantes. In augustus 2015 maakte ze haar recitaldebuut op het Verbier Festival, ter vervanging van Mikhail Pletnev.
Beatrice Rana speelde samen met grote internationale orkesten zoals Los Angeles Philharmonic in Walt Disney Hall, het Detroit Symphony Orchestra, het London Philharmonic Orchestra, de Accademia di Santa-Cecilia, het Philadelphia Orchestra, de RAI Symphony Torino, de Dresdner Philharmonie, het Queensland Symphony Orchestra in Brisbane, de Filharmonica della Scala, de Maggio Musicale, met dirigenten onder wie Yannick Nézet-Seguin, Jun Märkl, Leonard Slatkin, Trevor Pinnock, Fabien Gabel, Fayçal Karoui, Miguel Harth-Bedoya, Andrès Orozco-Estrada, Susanna Mälkki, Antonio Pappano, Fabio Luisi en Zubin Mehta. Beatrice Rana werd in 2014 geselecteerd om op te treden op het Internationaal Muziekfestival van de Orpheum Foundation ter bevordering van jonge solisten in de Tonhalle in Zürich, met de Maggio Musicale Fiorentino o.l.v. Zubin Mehta.
Beatrice ontving een indrukwekkend aantal eerste prijzen in nationale en internationale pianoconcoursen, zoals de Muzio Clementi-competitie, de internationale pianoconcurrentie van de Republiek San Marino en de Bang & Olufsen-pianoRAMA-competitie, en werd in 2010 uit 60 deelnemers geselecteerd als één van de zes pianisten die streden om de Arturo Benedetti Michelangeli-prijs. Ze is ondertussen een exclusieve opnamekunstenaar voor Warner Classics en in 2018 werd ze genomineerd voor de Classic Brit Awards in de categorie “Beste vrouwelijke artiest van het jaar” voor haar eveneens meesterlijke opname van Bachs Goldberg-variaties
Op deze cd staan naast Ravels vijf “Miroirs”, de arrangementen die Stravinsky en Ravel zelf hebben gemaakt van hun “Petrouchka” en “La Valse” en het arrangement voor piano solo uit 1928 van Stravinsky’s “Vuurvogel” van Guido Agosti. Ontdekkingen!
De Italiaanse pianist en pianoleraar Guido Agosti (1901-1989) (foto) uit Forlì in Emilia-Romagna, studeerde piano bij Ferruccio Busoni, Bruno Mugellini en Filippo Ivaldi en behaalde zijn diploma op 13-jarige! leeftijd. Hij studeerde contrapunt bij Benvenuti en literatuur aan de Bologna Universiteit. Agosti begon zijn professionele carrière als pianist in 1921. Hoewel hij het spelen van concerten nooit volledig heeft opgegeven, bemoeilijkten de zenuwen hem om op het podium te verschijnen en concentreerde hij zich op het lesgeven. Hij doceerde piano aan het conservatorium van Venetië en aan de Santa Cecilia Academie in Rome.
In 1947 werd hij benoemd tot hoogleraar piano aan de Accademia Chigiana (Siena) en hij gaf ook les in Weimar en de Sibelius Academie in Helsinki. Agosti maakte heel weinig opnames, hoewel zijn opname van de préludes van Debussy zeer geprezen werd. Hij nam ook muziek van Moessorgski en Janáček op en werd bekend om zijn hier opgenomen pianotranscriptie van drie delen uit Stravinsky’s “Vuurvogel”, opgedragen ter nagedachtenis van zijn leraar Busoni. Agosti maakte ook een editie van Beethovens 32 variaties in do klein, WoO 80 en speelde kamermuziek met de fluitist Severino Gazzelloni, de cellist Enrico Mainardi, en het Quartetto di Roma. Ernest Bloch droeg zijn pianosonate op aan Agosti.
“Miroirs” is een suite voor solopiano uit 1904-1905 die door Ricardo Viñes in 1906 in première werd gespeeld. Miroirs bestaat uit vijf delen “Noctuelles” “Oiseaux tristes” “Une barque sur l’océan” “Alborada del gracioso” en “La vallée des cloches”. Elk deel werd opgedragen aan een lid van de Franse impressionistische groep, “Les Apaches” (Léon-Paul Fargue, Ricardo Viñes, Paul Sordes, Michel Dimitri Calvocoressi, en Maurice Delage (Ravels eerste leerling)). “Une barque sur l’océan” en “Alborada del gracioso”, werden respectievelijk in 1906 en 1919, door Ravel meesterlijk georkestreerd.
“La valse, poème chorégraphique pour orchestre”, oorspronkelijk” Vienna”, werd voor het eerst uitgevoerd op 12 december 1920 in Parijs. De compositie werd aanvankelijk opgevat als een ballet maar wordt vaker gespeeld als een concertwerk. Ravel heeft zijn idee van “Vienna” volledig herwerkt tot wat “La valse” werd, dat in opdracht van Serge Diaghilev als een ballet werd gecomponeerd. Diaghilev heeft het ballet echter nooit geproduceerd. Na het horen van een reductie voor twee piano’s, uitgevoerd door Ravel en Marcelle Meyer, zei Diaghilev dat het een “meesterwerk” was, maar verwierp Ravels werk als “geen ballet, maar als een portret van ballet”.
Ravel, gekwetst door de opmerking, beëindigde de relatie. Vervolgens werd het een populair concertwerk en toen de twee mannen elkaar opnieuw ontmoetten in 1925, weigerde Ravel de hand van Diaghilev te schudden. Diaghilev daagde Ravel uit voor een duel, maar vrienden haalden Diaghilev over om daar van af te zien. De mannen hebben elkaar nooit meer ontmoet. Het ballet ging in première in Antwerpen in oktober 1926 door het Koninklijk Vlaams Opera Ballet, en er waren latere producties door de Ballets Ida Rubinstein in 1928 en 1931 in een choreografie door Bronislava Nijinska. De muziek werd ook gebruikt voor balletten met dezelfde titel door George Balanchine, die dansen had gemaakt voor Diaghilev, in 1951 en in 1958 door Frederick Ashton (foto).
Afgezien van de reductie voor twee piano’s, die voor het eerst publiekelijk werd uitgevoerd door Ravel en Alfredo Casella, transcribeerde Ravel zijn meesterwerk zelf voor piano solo. De transcriptie van de solo piano wordt vanwege de moeilijkheidsgraad niet vaak uitgevoerd. Lucien Garban produceerde een transcriptie voor piano vier handen in 1920. Hij had eerder “Le Tombeau de Couperin” in 1919 op dezelfde manier getranscribeerd. De pianist Glenn Gould, die zelden Ravels muziek speelde, maakte zijn eigen arrangement ervan in 1975. In 2008 produceerde Andrey Kasparov een verbeterde behandeling van La valse voor piano vier handen, waarbij de originele partituur van Ravel effectiever verdeeld werd tussen de twee uitvoerders.
In zijn “L’Oiseau de Feu” verwerkte Stravinsky onder meer de legende van de vuurvogel en het verhaal Kasjtsjej de Onsterfelijke. Het verhaal gaat nl. over twee magische wezens, de Vuurvogel, die het goede vertegenwoordigt, en de kwade tovenaar Kasjtsjej de Onsterfelijke. De magiër houdt verschillende vrouwen gevangen en veranderde vele mannen in steen. Kasjtsjej is echter onsterfelijk zo lang zijn ziel onaangetast blijft. Die ziel wordt in de vorm van een ei bewaard in een kistje. Terwijl de tovenaar slaapt, onthult de Vuurvogel aan Ivan Tsarevitsj het geheim van Kasjtsjej zijn onsterfelijkheid. Ze brengt hem naar de grot waar het ei met de tovenaarsziel is verstopt. Ivan opent het kistje en smijt het ei kapot. De tovenaar sterft meteen. De betoveringen worden verbroken en de gevangen, versteende ridders zijn weer vrij. Ivan en zijn prinses Tsarevna trouwen. Oorspronkelijk was deze opdracht aan Anatoli Ljadov gegeven, maar die deed er te lang over. De choreografie werd verzorgd door Fokin. De eerste uitvoering vond plaats op 25 juni 1910 in Parijs, in de Opera onder leiding van Gabriel Pierné.
“Petrouchka, scènes burlesques en quatre tableaux”, een ballet over een Russische pop, die van stro is gemaakt en met zaagsel is gevuld, maar die tot leven komt en in staat is tot liefhebben, werd op 13 juni 1911 in het Théatre du Châtelet in Parijs door de Ballets Russes in première gedanst. Het libretto werd geschreven door Igor Stravinsky en Alexandre Benois en de oorspronkelijke choreografie was van Michel Fokine. In 1921 bewerkte Stravinsky het hier opgenomen stuk voor piano solo voor Arthur Rubinstein, onder de titel “Trois mouvements de Petrouchka” (“Danse russe”, “Chez Petrouchka” en “La Semaine grasse”). Op deze cd staan zelden gehoorde buitengewoon knappe arrangementen, meesterlijk gespeeld door een begenadigd pianiste. Niet te missen! Top!
Beatrice Rana Stravinsky Petrushka The Firebird Ravel Miroirs La Valse cd Warner 9029541109